ECLI:NL:RBAMS:2005:AU0522

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13.497.254-2005
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 juli 2005 uitspraak gedaan in het kader van een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd op 4 mei 2005 door de Staatsanwalt van het Staatsanwaltschaft bei dem Landgericht Frankfurt am Main in Duitsland. De opgeëiste persoon, geboren in 1968 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “Flevoland” te Almere.

De rechtbank constateerde dat het EAB ten onrechte vermeldde dat de opgeëiste persoon op 7 mei 2005 was aangehouden bij de grensovergang met Zwitserland. De rechtbank ging ervan uit dat de verweten feiten zich tussen 4 mei 2004 en 7 mei 2004 hadden voorgedaan. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet in zijn belangen werd geschaad door deze lezing. De rechtbank concludeerde dat aan alle eisen van de OLW was voldaan en dat de overlevering diende te worden toegestaan.

De rechtbank beval tevens de afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de opgeëiste persoon, zijn advocaat en een tolk. De rechtbank merkte op dat de opgeëiste persoon had verklaard niet schuldig te zijn aan de verweten feiten, maar dat hij dit niet kon onderbouwen tijdens de zitting. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een vermoeden van schuld aan het feit waarvoor de overlevering werd verzocht. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en de griffier was ook aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.497.254-2005
RK nummer: 05/1960
Datum uitspraak: 12 juli 2005
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 juni 2005 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 4 mei 2005 door de Staatsanwalt van het Staatsanwaltschaft bei dem Landgericht Franfurt am Main te Duitsland. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede-tineerd in de Penitentiaire Inrichting “Flevoland”, Huis van Bewaring “Almere Binnen” te Almere.
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 juli 2005. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en mr. B. Wernik, advocaat te Haarlem, namens de raadsman van de opgeëiste persoon mr. B.K.M. Fritz, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Engelse taal.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een arrestatiebevel d.d.15 juli 2004, met nummer 5370 Js 218428/03, ten grondslag.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan één naar het recht van Duitsland strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht. Daarbij merkt de rechtbank het volgende op:
Nu het aan het oorspronkelijke Duitstalige EAB ten grondslag liggende Haftbefehl dateert van 15 juli 2004 moet worden vastgesteld dat het EAB ten onrechte onder e) vermeldt dat Lasry op 7 mei 2005 is aangehouden bij de grensovergang met Zwitserland. De rechtbank gaat er van uit dat onder e) in het EAB is bedoeld dat de verweten feiten tussen 4 mei 2004 en 7 mei 2004 hebben plaatsgevonden. In de Engelse vertaling van het EAB staat ten onrechte tweemaal het jaartal 2005.
De opgeëiste persoon wordt door deze lezing niet in zijn belangen geschaad.
Het EAB houdt verder een verzoek in om afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn, dat hij niet de Nederlandse, maar de Nigeriaanse nationaliteit heeft.
4. Strafbaarheid
4.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van dubbele strafbaarheid niet geldt.
Uitgaande van het recht van de uitvaardigende lidstaat - zoals daarvan blijkt uit de bij het EAB gevoegde wettelijke bepalingen - heeft zij in redelijkheid tot dat oordeel kunnen komen. Het feit valt onder nummer 5 op bijlage 1 bij de OLW, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Op dit feit is bovendien naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5. Onschuldverweer
De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen.
Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan dit feit, is niet gebleken.
6. Slotsom
Nu ten aanzien van het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.
Daaruit volgt dat de afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit worden bevolen.
7. Toepasselijke wetsbepalingen
Artikelen 2, 5, 7 , 49 en 50 van de OLW.
8. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de “Public Prosecutor” (Staatsanwalt) van het “Staatsanwaltschaft bei dem Landgericht Franfurt am Main” te Duitsland, ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijke onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht, met dien verstande dat de verweten feiten tussen 4 mei 2004 en 7 mei 2004 hebben plaatsgevonden.
BEVEELT de afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Aldus gedaan door
mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzit-ter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en J.L. Hillenius, rech-ters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, grif-fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juli 2005.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.