1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. De gemeente heeft op 20 december 2004 een openbare aanbesteding georganiseerd met betrekking tot de sanering van de Volgermeerpolder en Randgebieden. Het werk zal naar verwachting vijf tot zes jaar gaan duren.
b. Het projectbureau Bodem van de gemeente heeft ten behoeve van de voorgenomen sanering een uitvoeringsbestek opgesteld. Daarin staat onder meer:
“04 INSCHRIJVING
2. (...)
Van deelneming aan een aanbesteding kunnen worden uitgesloten inschrijvers die niet:
b. voldoen aan het gestelde sub 3;
(...)
d2 kunnen aantonen dat zij, dan wel een van de combinanten, zelf gedurende de periode van 5 jaren voorafgaand aan de datum van aanbesteding voldoende ervaring hebben opgedaan met het uitvoeren van werken op het gebied van:
- (...)
- (...)
- het aanbrengen van vloeistofdichte folieconstructies, inclusief het lassen van banen en het maken van doorvoeren in de folieconstructie. De ervaring met folieverwerking dient plaatsgevonden te hebben conform KIWA-beoordelingsrichtlijn K 537 “Verwerken van kunststoffolie”. Minimaal dient in de afgelopen vijf jaren totaal tenminste 200.000 m2 folie op ten hoogste 10 werken te zijn aangebracht.
- het aanbrengen van stortgasdrainage, inclusief het aanbrengen van aan- en afvoerleidingen.
Minimaal dient in de afgelopen vijf jaren totaal tenminste 100.000 m2 op ten hoogste 5 werken te zijn aangebracht.
Onder zelf ervaring hebben opgedaan wordt verstaan dat:
1. het betreffende bedrijf de werkzaamheden daadwerkelijk zelf, met eigen personeel en materieel heeft uitgevoerd en niet heeft uitbesteed aan derden dan wel;
2. de werkzaamheden zijn uitgevoerd door dezelfde onderaannemer die in dit werk wordt ingeschakeld, waarbij reeds bij inschrijving wordt aangetoond dat over de betreffende onderaannemer kan worden beschikt.
(...)
3. De inschrijver moet BIJ INSCHRIJVING de bewijsstukken voor alle onder sub 2 gestelde eisen overleggen waaronder: (nummering verwijst naar nummering onder sub 2) (...)
d.2. Voorzover niet aangegeven in de onder 3 d1 genoemde opgave van referentiewerken, tevens een opgave van referentiewerken verstrekken waarmee wordt aangetoond aan de onder 2 d2 gestelde eisen wordt voldaan. (...)
Indien om aan te tonen dat aan de eisen gesteld onder sub 2d2 sub l wordt voldaan, ervaring van onderaannemer(s) moet worden ingebracht, dient deze gelijktijdig met de overige in te dienen bewijsmiddelen te worden verstrekt. (...)
Indien voor het onderhavige project voor de betreffende werkzaamheden de in te schakelen onderaannemer(s) nog niet definitief is (zijn) vastgesteld en de inschrijver wel met enkele potentieel gegadigden hiervoor in overleg is, de gegevens van alle potentieel gegadigden indienen. Hierbij dient de gegadigde schriftelijk te verklaren dat één van deze potentieel gegadigden als onderaannemer zal worden ingeschakeld voor de betreffende werkzaamheden in het onderhavige project.
(...)”
In de “Nota’s van Inlichtingen” van de gemeente bij het bestek staat onder meer:
“Vraag 4: pag. 4, sub 2.d2: 3e aandachtsstreepje Moet ten tijde van de uitvoering van de in de eis genoemde ervaring (tenminste 200.000 m2 in de laatste vijf jaren op ten hoogste 10 werken), de inschrijver gecertificeerd zijn geweest conform de KIWA-beoordelingsrichtlijn K537 en deze 200.000 m2 ook daadwerkelijk onder dit certificaat hebben verlegd?
Antw.: nee; ten tijde van de referentiewerken dient er aantoonbaar conform de KIWA-beoordelingsrichtlijn K537 “verwerken van kunstfolie” te zijn gewerkt.
Sub 2.d2. 4e aandachtsstreep:
Vraag 203B: Hoe dient de ervaringseis met betrekking tot de stortgasdrainage te worden geïnterpreteerd?
Antw.: betreffende stortgasdrainage behoeft niet specifiek met stortgasdrainagematten te zijn aangebracht. Eis ten aanzien van oppervlakte heeft betrekking op oppervlakte van stortlichaam waarover effectief en aantoonbaar stortgas is onttrokken.”
c. In de KIWA Beoordelingsrichtlijn K537/04 (hierna de KIWA-richtlijn) staat onder meer:
“Deze beoordelingsrichtlijn behandelt het verwerken van kunststof folie (...) tot vloeistofdichte constructies. (...)”
d. In de richtlijn van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse gewest (hierna OVAM) “Folies en kleimatten” (hierna de OVAM-richtlijn) staat onder meer:
“Deze keuringsrichtlijn behandelt de eisen waaraan een folie moet voldoen om gebruikt te kunnen worden in een afsluitlaag of een afdichtlaag, alsook de methoden ter toetsing van de gestelde eisen. (...)”
Ten aanzien van het verwerken van de folies staat in hoofdstuk C onder 3 onder meer het volgende:
“3.2 LEGGEN
Het aanbrengen van de afschermfolies moet plaatsvinden volgens het goedgekeurde legplan, gebruikmakend van de in het uitvoeringsplan aangegeven werkwijze. (...)”
e. Bij brief van 22 december 2004 heeft Cofra B.V., een bedrijf dat gespecialiseerd is in grondverbetering en folieconstructies, aan [gevoegde partij sub 1 aan zijde Gemeente Amsterdam] een offerte gestuurd. Daarin staat onder meer:
“In aansluiting op uw offerteaanvraag, hebben wij hiermede het genoegen u onze prijs aan te bieden voor het in onderaanneming nemen en uitvoeren van werkzaamheden conform onze bijgevoegde algemene voorwaarden en de voorwaarden en condities zoals hieronder omschreven. De werkzaamheden worden uitgevoerd volgens BRL 537/538. COFRA is ISO 9001gecertificeerd.
(...)
Geldigheidsduur van deze offerte loopt tot 01-03-’05.”
f. Op 26 januari 2005 heeft de beoordelingscommissie de inschrijvingen besproken. In een verslag van deze bespreking is vermeld dat de combinatie onvoldoende heeft aangetoond aan de ervaringseisen voor het saneren en het leggen van HDPE-folie te voldoen. In het verslag staat:
“De inschrijver heeft onvoldoende aangetoond dat voldaan wordt aan de ervaringsvereisten zoals gesteld voor nat saneren en het leggen van HDPE-folie, ondanks het feit dat hier in het verzoek om aanvullende informatie specifiek naar is verwezen. Ten aanzien van het leggen van folie is voor twee referentieprojecten, waarin in totaal 110.000 m2 HDPE-folie is verwerkt, informatie verstrekt onder welke omstandigheden HDPE-folie is verwerkt. Hiermee wordt niet voldaan aan de ervaringseis (200.000 m2 HDPE-folie) uit het bestek.”
g. Bij brief van 1 februari 2005 heeft de gemeente aan Boskalis meegedeeld het voornemen te hebben het werk aan haar te gunnen. Daadwerkelijke gunning zou pas plaatsvinden nadat zou zijn gebleken dat geen enkele andere inschrijver binnen tien werkdagen na 1 februari 2005 bezwaar zou hebben gemaakt.
h. Op 15 februari 2005 heeft de combinatie een bezwaarschrift ingediend.
i. Na een gesprek met de combinatie heeft de beoordelingscommissie op 16 maart 2005 een bespreking gehad. In het verslag hiervan staat:
“Op basis van de bij aanbesteding ingediende stukken kon worden geconcludeerd dat de combinatie in totaal vier referentiewerken had ingediend waarbij in totaal circa 240.000 m2 folie was gelegd. Overige bijzonderheden omtrent de referentiewerken ontbraken. Na een daartoe gedaan verzoek heeft de combinatie aanvullende informatie verstrekt omtrent 2 referentiewerken. Van het ene werk was een verklaring beschikbaar dat de folie was verwerkt volgens de OVAM richtlijn Folies en Kleimatten (1997), van het andere werk werd een as-built dossier verstrekt waarbij er voorlopig vanuit werd gegaan dat ook dit werk cf. de OVAM richtlijn is uitgevoerd. In deze 2 referentiewerken was in totaal 115.000 m2 folie verwerkt. Omdat hiermee sowieso niet werd voldaan aan de van 200.000 m2 cf. K 537 is de Combinatie in eerste instantie afgewezen.
Bezwaarschrift van de Combinatie
Vervolgens heeft de Combinatie een bezwaarschrift ingediend. Naar aanleiding van dit bezwaar is Nauta Dutilh als gemeenteadvocaat bij het dossier betrokken. Vanwege de inhoud van het bezwaar en de bijgevoegde doos met bijlagen is op 15 maart jl. middels een brief aan de Combinatie verzocht om haar bezwaar toe te lichten. Dit is zojuist in een gesprek gebeurd (...).
Conclusie beoordelingscommissie
Aanwezigen stellen vast dat de Combinatie zonder twijfel heeft aangegeven dat zij conform de richtlijnen heeft gewerkt en daarvoor de gevraagde verklaringen op tafel kan leggen. Tevens heeft de Combinatie in alle openheid aangegeven dat er in het verleden nog wel eens wat mankeerde aan de vastlegging van de uitgevoerde keuringen, controles e.d. Daar is door de Combinatie aan toegevoegd dat zij zich bij de eventuele uitvoering van de werkzaamheden zal conformeren aan de bestekseisen. Men zal zich in dat geval zo snel mogelijk laten certificeren voor de BRL K537.
(...)
Op grond van de verklaringen (in totaal voor 4 referentieprojecten) heeft de Combinatie aangetoond dat door haar bij referentieprojecten een totale oppervlakte van meer dan 200.000 m2 aan folie is gelegd overeenkomstig de vigerende Belgische richtlijnen. Hiermeer heeft men voldaan aan het verzoek uit de brief van 15 maart jl.
Op basis van de verklaringen, de verstrekte as-built dossiers en de mondelinge toelichting van 16 maart 2005 concluderen aanwezigen dat de Combinatie, in ieder geval materieel, lijkt te voldoen aan de bestekseis van 200.000 m2 conform KIWA BRL K 537.”
j. Bij brief van 28 maart 2005 heeft de gemeente aan Boskalis meegedeeld dat zij het voornemen om het werk aan Boskalis te gunnen heeft moeten herzien en dat zij thans voornemens is om het werk aan de combinatie te gunnen.
k. Bij brief van 8 april 2005 heeft Boskalis tegen dit voornemen bezwaar gemaakt.
l. Bij brief van 18 april 2005 heeft de gemeente aan Boskalis meegedeeld vast te houden aan haar voornemen om het werk aan de combinatie te gunnen.
m. Bij brief van 4 mei 2005 heeft [medewerker] van Quality Services aan Cofra geschreven:
“Naar aanleiding van uw vraag of de procedures beschreven in BRL-K537 te vergelijken zijn met die in de OVAM richtlijn (...) kunnen wij het volgende mededelen. Er worden geen procedures gegeven in de OVAM richtlijn voor het verleggen.
De Belgische richtlijn (OVAM; “Folies en kleimatten”, (...)) heeft een ander doel dan de BRL-K537/04 d.d. 2002-06-14. Op pagina 5 van dit OVAM document staat onder samenvatting het doel: ”In het document worden de kwaliteitseisen beschreven waaraan folies en kleimatten moeten voldoen voor toepassing op verontreinigde sites en stortplaatsen”.
De BRL-K537 handelt over het verwerken van kunststof folie. Het gehele kwaliteitsborgingsproces van de aanleg van een folieafdichting wordt beschreven in BRL-K537.
In de OVAM richtlijn (...) ontbreekt het aan een concrete invulling voor waarborgen van de kwaliteit tijdens het verwerken van de kunststof folie, welke in de BRL-K537/04 (...) wel duidelijk omschreven is. Wat ook ontbreekt in de OVAM richtlijn, is de concrete beschrijving van lasapparatuur en kwalificatie van proeflassen.
Hieronder worden enige delen uit de BRL-K537/04 (...) die essentieel zijn voor de kwaliteitsborging en niet worden beschreven in de betreffende OVAM richtlijn:
(...) acceptatie van door aannemer geleverde onderzoeksrapporten
(...) kwaliteitsverklaring
(...) beheerder van het kwaliteitssysteem
(...) interne kwaliteitsbewaking/kwaliteitsplan
(...) procedures en werkinstructies
(...) documentenbeheer
(...) kwalificatie van laspersoneel
(...) organisatieschema
(...) procesbeschrijving
(...) uitvoeringsplan
(...) legplan, ontwerp van de constructie, revisie legplan.
(...)”
n. Bij brief van 17 mei 2005 heeft [manager unit bouwmaterialen bij KIWA] aan Cofra geschreven:
“Uw vraag in hoeverre de OVAM-richtlijn “Folies en Kleimatten” (...) overeen komt met de Kiwa-beoordelingsrichtlijn BRL-K537/04 voor “Verwerken van kunststof folie” (...), kunnen wij als volgt beantwoorden.
Wij merken op dat ons antwoord is gebaseerd op een globaal vergelijk, en daarom wordt gegeven zonder aanspraak op volledigheid.
Op pagina 5 van de OVAM-richtlijn is als doel weergegeven (zoals omschreven in de hiervoor onder m. aangehaalde brief)
De Kiwa-BRL-K537 (...) stelt eisen aan het gehele proces van aanleg van een kunststof folie constructie, inclusief eisen aan de bedrijfsuitrusting, onderzoek en controle, kwalificaties, registraties enz.
Een stringente interne kwaliteitsborging wordt verlangd, en tevens is een sluitende externe beoordeling en controle geregeld, zowel initieel als bij voortduring.
(...)
Een beoordeling op het door partijen voldoen aan de eisen van deze beoordelingsrichtlijn, (...) is voorbehouden aan terzake (...) geaccrediteerde certificatie-instellingen (...). Kiwa N.V. is terzake gecertificeerd (...) en verricht deze werkzaamheden.
(...)
Uit het voorgaande mag blijken dat de OVAM-richtlijn niet kan worden aangemerkt als gelijkwaardig aan BRL-K537, maar juist een aanzienlijk aantal essentiële onderdelen mist, in feite een ander doel dient, en in het algemeen niet de kwaliteit borgt die gebruikelijk is bij de aanleg van milieubeschermende folieconstructies in Nederland.”
In de brief wordt hetzelfde lijstje genoemd van eisen uit de BRL-K537/04, dat in de OVAM-richtlijn ontbreekt, als in de brief van 4 mei 2005 van [medewerker] van Quality Services aan Cofra (zie hiervoor onder m).
o. Bij brief van 23 mei 2005 heeft [algemeen directeur en afgevaardigd beheerder van Becetel] (hierna [algemeen directeur en afgevaardigd beheerder van Becetel]), algemeen directeur en afgevaardigd beheerder van Becetel (Belgisch Centrum voor Technologisch onderzoek van Leidingen en Toebehoren), aan DEC onder meer geschreven:
“Naar aanleiding van uw vraag of de Nederlandse beoordelingsrichtlijn KIWA BRL 537 met betrekking tot verwerking van folies gelijkgesteld kan worden met de Vlaamse beoordelingsrichtlijn “Folies en kleimatten” van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse gewest (OVAM) kan ik U het volgende mededelen:
In Vlaanderen worden de folies of membranen volgens de OVAM-beoordelingsrichtlijn “Folies en kleimatten” verwerkt, terwijl dat in Nederland volgens KIWA BRL 537 gebeurt. Alhoewel beide beoordelingsrichtlijnen procedurele verschillen kennen, leiden ze materieel tot eenzelfde resultaat: kwalitatief hoogwaardige verwerking van folie. Beide beoordelingsrichtlijnen leggen kwaliteitseisen op waaraan de folies en de verwerking ervan moeten voldoen om ervoor te zorgen dat deze hun afdekfunctie goed vervullen, mede met het oog op het milieu.
Een bedrijf dat werkt volgens de OVAM-beoordelingsrichtlijn moet in staat geacht worden ook volgens de KIWA BRL 537 te kunnen werken en vice versa.
Gelet op het voorgaande kan gesteld worden dat de OVAM-beoordelingsrichtlijn “Folies en kleimatten” gelijkwaardig is aan de beoordelingsrichtlijn KIWA BRL 537.
(...)”
p. Bij brief van 26 mei 2005 heeft [deskundige] van TNO aan Cofra geschreven:
“Naar aanleiding van uw vraag of de procedures beschreven in BRL-K537 te vergelijken zijn met die in de OVAM richtlijn (...) heb ik de betreffende OVAM richtlijn bestudeerd. Deze blijkt te zijn gebaseerd op de Nederlandse “Protocollen voor het toepassen van kunststof geomembranen ten behoeve van Bodembescherming” uit 1992 die in twee delen werden uitgegeven door TNO. Een herziening van deze documenten naar de voortgeschreden stand der techniek heeft plaatsgevonden in 1999, waarbij de overheid, onderzoeksinstituten, certificerende instanties, folieverleggers en folieleveranciers een inbreng hebben gehad. De steller van deze brief is de auteur van deze herziene protocollen. De BRL-K537, een beoordelingsrichtlijn van KIWA, is gebaseerd op de protocollen uit 1999. Hier en daar zijn aanpassingen doorgevoerd omdat de stand der techniek voortschrijdt.
In de betreffende OVAM richtlijn worden enige beproevingen voorgeschreven die in de praktijk niet realistisch bleken te zijn. Verder worden achterhaalde normen voorgeschreven.
Wat bij de bestudering van de betreffende OVAM richtlijn direct opvalt, is dat het in deze richtlijn ontbeert aan procedures voor het verleggen van kunststof folies. (...)”
De brief is verder gelijk aan de brief die [medewerker] van Quality Services op 4 mei 2005 aan Cofra heeft geschreven (zie hiervoor onder 1.m).
q. Bij faxbericht van 28 juni 2005 heeft [medewerker] van [gevoegde partij sub 1 aan zijde Gemeente Amsterdam] Stortgas bv aan [medewerker] van Boskalis geschreven:
“Naar aanleiding van ons overleg van hedenmorgen, betreffende de referentie van DEC met het uitgevoerde project bij IOK Olen kunnen wij u het volgende mededelen.
[gevoegde partij sub 1 aan zijde Gemeente Amsterdam] Stortgas BV heeft vanaf de beginsituatie van de stortplaats rechtstreeks contact gehad met de eigenaar IOK en alle werkzaamheden en aanleg van het stortgas onttrekkingssysteem en gasdrainage leidingen in opdracht van IOK uitgevoerd. Het lijkt ons dan ook vreemd te zien dat DEC deze referentie van het gassysteem opvoert aangezien zij hieraan nog nooit hebben gewerkt. Onze [projectleider], die altijd de contacten met IOK heeft gehad kan dit bevestigen.
Tevens trekken wij in twijfel of de oppervlakte van de afdekking wel in overeenstemming is met het gevraagde bestek, aangezien het een betrekkelijk kleine stortplaats betreft. (...)”
r. De Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de [K.] heeft een getuigschrift afgegeven waarin staat:
“Ik, ondergetekende (...)
verklaar dat de onderneming DEC NV (...)
voor mij tijdens de periode 2001-2002
tot mijn gehele voldoening de volgende werken heeft uitgevoerd
Project “Eindafdek van de regionale stortplaats [O.]”
? Aanbrengen van 70.000 m2 gasdrainage en 70.000 m2 drainage voor afvoer van regenwater
? Plaatsen van 2.500 m drainageleidingen en 1.000 m afvoerleiding
plaats van uitvoering [O.]
De werken werden uitgevoerd conform de bepalingen van het typebestek en de richtlijnen “Folies en kleimatten” (OVAM, oktober 1997).
(...)”