ECLI:NL:RBAMS:2005:AU0286

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
320484 / KG 05-1360 SR
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Sj.A. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie door Het Parool over Camp Kleyn Associates en betrokkenen

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit de besloten vennootschap Camp Kleyn Associates B.V. en twee natuurlijke personen, een rectificatie van artikelen die in Het Parool waren gepubliceerd. De artikelen, geschreven door journalist [gedaagde2], bevatten beschuldigingen van banden met de Israëlische maffia en onzorgvuldige berichtgeving over de vastgoedonderneming Camp Kleyn. Eisers stelden dat de artikelen feitelijke onjuistheden bevatten en dat er onvoldoende hoor en wederhoor was toegepast. De voorzieningenrechter oordeelde dat Het Parool onvoldoende zorgvuldigheid had betracht bij de publicatie van de artikelen, die grotendeels op geruchten waren gebaseerd en een negatieve strekking hadden voor eisers. De rechter veroordeelde Het Parool tot het plaatsen van een mededeling waarin werd erkend dat de artikelen onzorgvuldig waren gepubliceerd. De vordering tot rectificatie werd afgewezen, omdat de artikelen niet als onrechtmatig konden worden aangemerkt. De rechter oordeelde dat de journalist wel degelijk had geprobeerd contact op te nemen met eisers, maar dat dit niet voldoende was om aan de zorgvuldigheidseisen te voldoen. De voorzieningenrechter legde dwangsommen op voor het niet naleven van de veroordeling tot rectificatie. De zaak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de journalistiek, vooral bij publicaties die schadelijke beschuldigingen bevatten.

Uitspraak

SR/MV
vonnis 28 juli 20005
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS
i n d e z a a k m e t n u m m e r s 320484 / KG 05-1360 SR v a n:
1. de besloten vennootschap CAMP KLEYN ASSOCIATES B.V., gevestigd te Amstedam,
2. [eiser2], wonende te [woonplaats],
3. [eiser3], wonende te [woonplaats],
e i s e r s bij dagvaarding van 13 juli 2005,
procureur mr. S.F. Kalff,
t e g e n :
1. de besloten vennootschap HET PAROOL B.V., gevestigd te Amsterdam,
2. [gedaagde2], mede domicilie hebbende te Amsterdam,
g e d a a g d e n ,
procureur mr. O.M.B.J. Volgenant.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 15 juli 2005 hebben eisers, verder ook te noemen Camp Kleyn, [eiser2] en [eiser3], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagden, verder ook te noemen Het Parool en [gedaagde2], hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. Camp Kleyn is een onderneming die zich bezighoudt met de exploitatie van hotels en projectontwikkeling, onder andere in Amsterdam en op de luchthaven Schiphol. De directie over Camp Kleyn wordt (mede) gevoerd door CTC Beheer B.V. Gevolmachtigde van CTC Beheer B.V. is [eiser2]. [eiser3] is de vader van [eiser2] en directeur van CTC Beheer B.V. [eiser3] is tevens raadslid voor het CDA in de stadsdeelraad Zuider-Amstel.
b. [gedaagde2] is als journalist werkzaam voor Het Parool.
c. In Het Parool van 1 juli 2005 is op de voorpagina een artikel verschenen van de hand van [gedaagde2]. De kop van dit artikel luidt:
CDA-rabbijn in vastgoed
Deelraadslid [eiser3] als investeerder actief in eigen stadsdeel
In het artikel is onder meer het volgende opgenomen:
Rabbijn [eiser3], raadslid voor het CDA in de deelraad ZuiderAmstel, blijkt aan het hoofd te staan van een vastgoedmaatschappij waarin tientallen miljoenen euro’s omgaan en die onder meer actief is in zijn deelraadsgebied (...).
Het gaat daarbij om het omstreden conglomeraat Camp Kleyn Associates, dat onder meer voor circa vijftig miljoen bij Schiphol een megahotel bouwt en dat recent in opspraak kwam door problemen bij dochteronderneming AMS Hotels. (...)
In de deelraad ZuiderAmstel zit [eiser3] in raadscommissies die gaan over onderwerpen als grondzaken, bouwen en wonen, Zuidas, openbare ruimte, grote projecten en economische zaken. (...)
[eiser3] erkent dat hij als deelraadslid soms vertrouwelijke informatie krijgt, maar de indruk van belangenverstrengeling acht hij onjuist: hij zegt dat hij met Camp Kleyn ‘helemaal niets’ van doen heeft. Hij zou slechts ‘voor de vorm’ directeur van CTC zijn, Camp Kleyn zou in werkelijkheid (mede) worden gerund door zijn zoon [eiser2]. (...)
AMS van Camp Kleyn verkocht recent twee hotels aan etrokkene1], die door politie, justitie en gemeente wordt beschouwd als één van de criminele ondernemers op en rond de Wallen. [eiser2] omringt zich al geruime tijd met lijfwachten; twee Israëlische bodyguards werden eind 2003 het land uitgezet.
d. In Het Parool van 2 juli 2005 is op pagina 22 een artikel verschenen, eveneens van de hand van [gedaagde2], onder de kop:
Camp Kleyn (vastgoed) en de Israëlische maffia
In het artikel is onder meer het volgende opgenomen:
Bij vastgoedconglomeraat Camp Kleyn groeiden de bomen jaren tot in de hemel. Anderhalf jaar geleden ging er iets mis: (mede-)oprichter [eiser2] ging zich zwaar beveiligen en het paradepaardje van het concern, AMS Hotels, verloederde zienderogen. Wie financieren Camp Kleyn, en wie trekken er aan de touwtjes? En wat is de rol van rabbijn [eiser3]?
(...)
Camp Kleyn werd gevestigd aan de Boeing-avenue op Schiphol-Rijk en er volgde een reeks duizelingwekkende transacties, waarbij tientallen miljoenen euro’s over tafel vlogen. (...)
In 2000 sloegen Kleyn en [eiser3] opnieuw een geruchtmakende slag: ze namen voor een onbekend, maar zonder twijfel aanzienlijk bedrag de AMS Hotel Group over van investeringsmaatschappij Uni-Invest. In AMS zaten acht kleinere, maar zeer sjieke hotels, (...).
En in 2002 nam Camp Kleyn samen met de Imca-groep, toen nog van [betrokkene2], ook het gebouw van het Conservatorium van Amsterdam in de Van Baerlestraat over, een prestigeobject met tal van mogelijkheden, (...). Zo sloot Camp Kleyn de ene na de andere miljoenentransactie af, (...).
Hoe Kleyn en [eiser3] aan het geld kwamen, vroeg niemand zich af. (...) In de loop van 2003 kwam er echter een kentering. [eiser3], bevestigen zakenrelaties van Camp Kleyn en bronnen bij de AMS Hotel Group, begon zichzelf plotseling zwaar te beveiligen. Zijn villa moest worden voorzien van kogelvrij glas en hij begaf zich niet meer zonder bodyguards op straat. Eind 2003 charterde hij twee Israëlische lijfwachten, die werden ondergebracht in het Museum Square Hotel in de De Lairessestraat. Althans: de twee werden geïntroduceerd als lijfwachten, maar al snel bleek er meer aan de hand te zijn. Tussen de lijfwachten en [eiser3] rees een grimmig conflict, en de Israëliërs gedroegen zich daarbij alsof het hotel hun eigendom was. Uiteindelijk werd de politie ingeschakeld. “Die heeft die twee van hun bed gelicht,” zegt een bron die bij de arrestatie aanwezig was. Beide bodyguards, ex-militairen, werden daarop het land uitgezet.
Er kwam een geruchtenmachine op gang: Camp Kleyn had blijkbaar een ernstig conflict met Israëlische investeerders, die wellicht geld terugeisten. In dat verband viel al snel de term ‘Israëlische maffia’.
Een zakenrelatie van Camp Kleyn: “Als je plotseling allemaal kogelvrij glas moet hebben en je durft niet meer zonder lijfwachten de straat op, dan ben je bang. Dan is er wat aan de hand. Het betekent dat achter het front van je maatschappij een heel andere wereld schuilgaat – investeerders met eigen spelregels.”
Camp Kleyn begon halsoverkop geld te onttrekken aan eigen projecten. Zo stapten Cleyn en [eiser3] uit het Amsterdamse Conservatorium. “Wij hebben ze uitgekocht,” bevestigt [betrokkene2]. Ten aanzien van de sjieke hotels in de AMS Group werd een proces van Verelendung in gang gezet. Eerst werden de hotels in 2004 als brokstukken te koop aangeboden, en toen dat niet het gewenste resultaat opleverde, werd de geldkraan dichtgedraaid: aan de eigenaren van de panden waarin de hotels gevestigd zijn werd geen huur meer afgedragen, leveranciers werden niet meer betaald, personeel moest soms weken wachten op salaris, et cetera.
(...)
Recentelijk werden opnieuw twee hotels van de hand gedaan: het Best Western Museum Hotel (...) en het Ramada City Centre South (...) zijn verkocht aan de Irakees [betrokkene1] – ook al een omstreden transactie, aangezien [betrokkene1] door de commissie-Van Traa werd gerekend tot een van de criminele ondernemers op en rond de Wallen. De AMS Group heeft nu nog maar één hotel over, het Hofpark Hotel aan de Koninginneweg.
De vraag rijst: wat voor soort investeerders gaan er schuil achter Camp Kleyn. En wie trekken bij het vastgoedconcern achter de schermen aan de touwtjes? Daarbij komt in elk geval één bijzondere naam naar voren: die van rabbijn [eiser3], raadslid voor het CDA in de deelraad ZuiderAmstel, de vader van [eiser2] [eiser3] beschikt over uiteenlopende contacten in Israël. Hij leidt in feite het concern.
[eiser3] is al sinds 1996 directeur van CTC, [eiser2] is er sinds eind 1997, toen de samenwerking met Kleyn al beklonken was, gevolmachtigde. Wie er allemaal aandeelhouder van CTC zijn, is onbekend, en dat geldt ook voor Camp Kleyn. Klopt het dat achter Camp Kleyn Israëlische investeerders zitten die niet schromen tot bedreigingen over te gaan en dat die investeerders zijn aangetrokken door de rabbijn?
[eiser2] is echter niet te bereiken voor commentaar op dat soort vragen. “Hij heeft wel een mobiel, maar die heeft hij niet aan staan,” zegt de secretaresse van Camp Kleyn. Heeft zij enig idee wanneer hij op kantoor komt? “Nee, dat weet ik niet. Ik weet af en toe ook niet wat ik moet zeggen.”
e. Bij het artikel van 2 juli 2005 is een grote foto geplaatst van [eiser3] met het onderschrift: Rabbijn en CDA-politicus [eiser3], in elk geval op papier een machtig man binnen Camp Kleyn.
f. Bij het artikel van 2 juli 2005 is een inzet geplaatst. De kop hiervan luidt:
De directeur-rabbijn weet van niets
Hierin is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
(...)
Sinds 1997 is hij daarnaast deelraadslid voor het CDA in het stadsdeel ZuiderAmstel, dat onder meer Buitenveldert en de Zuidas omvat.
In die functie krijgt hij vertrouwelijke informatie te horen over onder andere grondzaken, bouwen en wonen, openbare ruimte, grote projecten en economische zaken.
Dat zijn terreinen waarop ook Camp Kleyn zich beweegt.
(...)
Als lid van twee deelraadscommissies krijgt u uiteraard veel vertrouwelijke informatie, voorkennis over grondontwikkeling en bouwprojecten.
[eiser3]: “Ja, je wordt over sommige zaken vertrouwelijk ingelicht, zeker.”
En intussen zit u in stilte ook in de leiding van Camp Kleyn.
[eiser3]: “Ik zit helemaal niet in Camp Kleyn. Ik heb daar helemaal niets mee van doen.”
U bent directeur van CTC Beheer, en CTC voert de directie over Camp Kleyn. Kortom: u bestuurt Camp Kleyn.
[eiser3] : “Ja, eh...ja, ik ben directeur van CTC. Mijn naam staat daar voor de vorm bij, maar dat laat ik helemaal aan mijn zoon over.”
“Mijn zoon vroeg me op een gegeven moment of hij mijn naam mocht gebruiken. Toen ben ik daarbij opgevoerd, maar inhoudelijk heb ik helemaal niets met de leiding van de onderneming te maken.”
In Camp Kleyn gaan tientallen miljoenen om, en de directeur zit er alleen maar voor de vorm? Dat gelooft toch niemand? Wekt u niet op zijn minst de schijn van belangenverstrengeling?
[eiser3]: “Als er sprake zou zijn van belangenverstrengeling, zou ik dat melden. Dan zou ik me terugtrekken als raadslid, maar ik ben dat tot nu toe niet gewaar geworden.”
Wie zijn de investeerders achter CTC en Camp Kleyn? Weet u dat er in dit verband wordt gesproken over ‘Israëlische maffia’?
[eiser3]: “Ik zou daar graag in alle eerlijkheid een antwoord op geven, maar ik bemoei me daar niet mee. Ik heb geen idee wie daar achter zitten.”
2. Thans vorderen eisers – kort gezegd – om gedaagden op straffe van dwangsommen te bevelen een rectificatie, waarvan de tekst is opgenomen onder I van het petitum van de dagvaarding, te plaatsen in Het Parool, alsmede deze rectificatie te plaatsen op de website van Het Parool. Voorts vorderen zij als voorschot op de schadevergoeding € 50.000,- ten behoeve van Camp Kleyn, € 10.000,- ten behoeve van [eiser2] en € 15.000,- ten behoeve van [eiser3].
3. Ter ondersteuning van hun vorderingen hebben eisers – samengevat weergegeven – gesteld dat beide artikelen in Het Parool vol staan met feitelijke onjuistheden die suggestief, insinuerend en onnodig grievend zijn jegens eisers. Er wordt gesuggereerd dat eisers over duistere geldbronnen beschikken, waarbij een link wordt gelegd naar de Israëlische maffia. Indirect wordt hiermee gesuggereerd dat eisers van doen hebben met zware criminaliteit. Hotels van de AMS Hotel Group hebben na een aantal roofovervallen enige tijd gebruik gemaakt van Israëlische beveiligers en met één van hen is een arbeidsconflict ontstaan. Dit conflict escaleerde zodanig dat [eiser2] aanleiding zag enige tijd beveiligingsmensen in te huren. De suggestie dat dit zou duiden op een band met de Israëlische maffia raakt kant noch wel.
De artikelen zijn op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen. [gedaagde2] heeft eenzijdig anonieme bronnen geciteerd en daarbij onvoldoende distantie in acht genomen. Van (voldoende) hoor en wederhoor is geen sprake geweest. [gedaagde2] heeft weliswaar enkele dagen voorafgaand aan de publicatie van de artikelen telefonisch contact gezocht, maar hij heeft hierbij niets gemeld over de strekking van het voorgenomen artikel. [eiser2] had – gezien zijn drukke agenda en gezien een verblijf in het buitenland – amper de kans terug te bellen. Hij is door de publicatie overvallen.
De eer, goede naam, reputatie en privacy van eisers zijn ernstig geschonden en deze belangen van eisers wegen zwaarder dan de vrijheid van meningsuiting van Het Parool. De conclusie, aldus eisers, is dat er sprake is van een onrechtmatige daad van Het Parool.
De bij het artikel geplaatste foto kan als een schending van het portretrecht van [eiser3] worden aangemerkt.
Eisers lijden aanzienlijke schade als gevolg van de artikelen – zij worden door banken en zakenpartners steeds op de inhoud hiervan aangesproken – en zij vorderen daarom een voorschot op de schadevergoeding. Een snelle genoegdoening is hierbij op zijn plaats, waarmee het spoedeisend belang is gegeven.
4. Gedaagden hebben – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat er sprake is van banden tussen de Amsterdams vastgoedwereld en de criminaliteit. Dit betekent niet dat iedere vastgoedhandelaar connecties heeft met criminelen, maar wel dat er extra reden is aandacht te schenken aan de vastgoedbranche. [betrokkene1] wordt door politie en justitie beschouwd als mogelijke zetbaas van criminele financiers. Dit blijkt uit het rapport van de commissie Van Traa. [betrokkene1] heeft een aantal hotels overgenomen van de AMS Hotel Group, een dochteronderneming van Camp Kleyn. Dit vormde voor [gedaagde2] de aanleiding onderzoek te doen naar de kennelijke problemen bij Camp Kleyn. [gedaagde2] heeft van zes personen die werkzaam zijn (geweest) bij de AMS Hotel Group informatie gekregen. Zij willen anoniem blijven, maar het gaat hier om betrouwbare bronnen, die los van elkaar dezelfde informatie geven en bevestigen. Daarnaast heeft [gedaagde2] gesproken met zakenrelaties van Camp Kleyn, die ([eigenaar] van Hotel Toren, Hotel Toro en Hotel Atlas) anoniem willen blijven. Een andere bron is een artikel in Het Parool van 5 april 2002 waarin melding wordt gemaakt van de aankoop van het conservatorium aan de Van Baerlestraat door Camp Kleyn samen met vastgoedconcern IMCA van [betrokkene2]. [betrokkene2] is een eveneens in opspraak geraakte vastgoedhandelaar, die een week in voorarrest heeft gezeten.
[gedaagde2] heeft hoor- en wederhoor toegepast. Hij heeft gesproken met [eiser3] en hij heeft tot drie keer toe contact opgenomen met Camp Kleyn en gevraagd naar [eiser2]. [gedaagde2] heeft steeds zijn naam en telefoonnummer achtergelaten bij de secretaresse van [eiser2], maar hij is nooit teruggebeld.
Elk onderdeel van de gewraakte artikelen is te herleiden tot eerder bekende feiten of tot informatie afkomstig van direct betrokkenen. Alle voorbeelden van volgens eisers onjuiste, grievende of insinuerende uitlatingen kunnen, veelal aan de hand van de door gedaagden in het geding gebrachte producties, worden weerlegd. Van verschillende (ex)werknemers heeft [gedaagde2] informatie gekregen over de twee Israëlische werknemers/lijfwachten. Een van hen heeft volgens een verklaring van [eiser2] bedreigingen geuit aan het adres van [eiser2], zijn vrouw en andere familieleden. De Israëliër is gearresteerd en heeft zeven dagen vastgezeten. Vervolgens is een budget van € 220.000,- tot € 250.000,- besteed aan de beveiliging van [eiser2] en zijn gezin. Dit alles duidt op een grimmig conflict en de term Israëlische maffia is gevallen.
Bij de beoordeling van de kop van het artikel van 2 juli 2005 moet rekening gehouden worden met het feit dat in een kop een kernachtige tekst moet worden gebruikt. De gebruikte kop wordt gerechtvaardigd door de inhoud van het artikel. Dat er geruchten de ronde deden binnen de AMS Hotel Group dat Camp Kleyn blijkbaar een ernstig conflict had met Israëlische investeerders en dat in dat verband de term Israëlische maffia viel, is informatie die bijna letterlijk afkomstig is uit een in het geding gebrachte e-mail van een van de (ex)werknemers van de AMS Hotel Group. Deze informatie is bevestigd door andere bronnen. Dat Camp Kleyn uit het Amsterdamse Conservatorium is gestapt wordt bevestigd door [betrokkene2]. Camp Kleyn heeft verder erkend dat zij zaken doet met de omstreden [betrokkene1]. Al met al zijn gedaagden van mening dat de artikelen niet onrechtmatig zijn. De bezwaren van eisers zijn onvoldoende concreet en de gevorderde rectificatietekst is te algemeen.
Er is geen sprake van inbreuk op het portretrecht van [eiser3]. De belangenafweging die is gemaakt op grond van artikel 21 Auteurswet leidt ertoe dat de foto mocht worden afgedrukt.
De schade wordt betwist en is niet aannemelijk gemaakt.
Ten slotte wordt verzocht een eventueel toewijzend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vanwege de beperkte voorbereidingstijd die Het Parool en [gedaagde2] is gegund.
Beoordeling van het geschil:
5. De vraag of een publicatie onrechtmatig is, ligt in het spanningsveld tussen het recht op vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht op bescherming van de eer en goede naam en de persoonlijke levenssfeer anderzijds. Hierbij staan twee hoogwaardige maatschappelijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang dat burgers (of rechtspersonen) niet door publicaties in de pers worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen; aan de andere kant het belang dat men zich (in het openbaar) kritisch, informerend, opiniërend, of waarschuwend moet kunnen uitlaten om te voorkomen dat door een gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, misstanden die de samenleving raken, kunnen blijven voortbestaan. Welke van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van de omstandigheden van het geval. Bij de afweging van belangen speelt een belangrijke rol dat een journalist die zorgvuldigheid dient te betrachten, die door de aard en strekking van de publicatie is geboden. Verder kan een vordering tot rectificatie blijkens artikel 6:167 BW worden toegewezen wanneer onrechtmatig is gehandeld door een onjuiste of door onvolledigheid misleidende publicatie van gegevens van feitelijke aard.
6. Met betrekking tot Camp Kleyn, haar dochtervennootschap de AMS Hotel Group en [eiser3] en [eiser2] staat voorshands het volgende vast. Camp Kleyn wordt (op papier) geleid door [eiser3], die tevens lid is voor het CDA van stadsdeelraad ZuiderAmstel. Camp Kleyn heeft zich teruggetrokken uit het conservatorium-project aan welk project ook vastgoedconcern IMCA van [betrokkene2] deelnam. Er is eind 2003 sprake geweest van een hoog oplopend conflict tussen [eiser2] en Israëlische beveiligers als gevolg waarvan hij zich (tijdelijk) heeft laten beveiligen. Zakelijk ging het slecht met de hotels van de AMS Hotel Group en tenminste een van deze hotels is verkocht aan [betrokkene1], die genoemd wordt in het rapport van de Commissie van Traa. Eisers hebben niet ontkend dat als gevolg van deze ontwikkelingen onrust is ontstaan onder het personeel van de AMS Hotel Group en er een geruchtenmachine op gang is gekomen, waarbij is gespeculeerd over conflicten met Israëlische investeerders en banden met de Israëlische maffia. Vooralsnog wordt daar dan ook vanuit gegaan.
7. In de gewraakte artikelen wordt onder meer melding gemaakt van hetgeen onder rechtsoverweging 6 is vermeld. Dit kan in de gegeven omstandigheden niet als onrechtmatig worden aangemerkt, nu al deze uitlatingen voldoende steun vinden in het voorhanden zijnde feitenmateriaal, zoals hiervoor onder 6 weergegeven, en zij op zich niet grievend zijn. Nergens wordt als feit gepresenteerd dat eisers conflicten hebben met Israëlische investeerders of banden hebben met de Israëlische maffia. Er wordt (slechts) melding gemaakt van een geruchtenmachine dat Camp Kleyn ‘blijkbaar’ een ernstig conflict had met Israëlische investeerders en dat in dit verband al snel de term ‘Israëlische maffia’ viel. [gedaagde2] maakt hier derhalve melding van geruchten en speculaties van derden, hetgeen, nu vooralsnog wordt aangenomen dat deze geruchten inderdaad de ronde deden, niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt.
Voorts worden in het artikel van 2 juli 2005 vraagtekens gezet bij de investeerders die schuil gaan achter Camp Kleyn (Hoe Kleyn en [eiser3] aan het geld kwamen, vroeg niemand zich af. (...) De vraag rijst: wat voor soort investeerders gaan er schuil achter Camp Kleyn) en wie de aandeelhouders zijn van Camp Kleyn en CTC Beheer B.V. (En wie trekken bij het vastgoedconcern achter de schermen aan de touwtjes?). Ook het stellen van deze vragen en het in dit verband speculeren over de rol van [eiser3] (in elk geval op papier een machtig man binnen Camp Kleyn) kan op zich niet als onrechtmatig worden aangemerkt.
Tot slot wordt in de artikelen de vraag aan de orde gesteld of sprake is van belangenverstrengeling bij [eiser3], nu hij zowel lid is van de stadsdeelraad van ZuiderAmstel als directeur van CTC Beheer B.V. Door gedaagden wordt geen enkel concreet feit aangevoerd waaruit enige vorm van belangenverstrengeling zou kunnen blijken. Desalniettemin wordt het aan de orde stellen van deze vraag voorshands evenmin als onrechtmatig aangemerkt. [eiser3] is in de gelegenheid gesteld te weerleggen dat van belangenverstrengeling sprake is en hij heeft dit ook uitdrukkelijk gedaan.
8. De conclusie tot zover is dat de gewraakte artikelen strikt genomen niet als een onjuiste of door onvolledigheid misleidende publicatie van gegevens van feitelijke aard kunnen worden aangemerkt, zodat blijkens artikel 6:167 BW de vordering tot rectificatie niet kan worden toegewezen, nog afgezien van het – terechte – verweer van gedaagden dat de door eisers gevorderde rectificatietekst te algemeen van aard is.
9. Wel is de voorzieningenrechter van oordeel dat Het Parool en [gedaagde2] de zorgvuldigheid die gezien de aard en strekking van het artikel van 2 juli 2005 geboden was, onvoldoende hebben betracht. Het artikel, met name blijkend uit de kop (Camp Kleyn (vastgoed) en de Israëlische maffia) is zonder meer negatief voor eisers en grotendeels gebaseerd op geruchten. Van een journalist kan bij een dergelijk artikel worden gevergd dat hij extra inspanningen verricht om aan het journalistieke beginsel van hoor en wederhoor inhoud te geven en [gedaagde2] is hierin tekort geschoten. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij drie keer heeft geprobeerd om telefonisch in contact te komen met [eiser2], maar dat hij niet verder is gekomen dan zijn secretaresse. Voorshands is niet gebleken dat [gedaagde2] bij zijn pogingen om met [eiser2] in contact te komen duidelijk heeft gemaakt wat de aard van het artikel zou zijn. [gedaagde2] heeft ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om [eiser2] onder opgave van de aard en strekking van het artikel schriftelijk uit te nodigen tot het geven van een weerwoord. Dit alles is te meer van belang nu [eiser2] ter zitting heeft aangevoerd dat hij bereid zou zijn geweest uit de doeken te doen wie de aandeelhouders en financiers van Camp Kleyn en CTC Beheer B.V. zijn. Aangenomen kan worden dat het artikel – indien met [eiser2] was gesproken – er wezenlijk anders (en evenwichtiger) uit had gezien. Thans wordt in het gewraakte artikel te weinig afstand genomen van de in het artikel genoemde geruchtenmachine, waardoor het artikel zelf een onderdeel van die geruchtenmachine gaat vormen. De nieuwswaarde van de artikelen is voorts niet zodanig dat niet even gewacht had kunnen worden met het plaatsen ervan totdat er contact was geweest met [eiser2].
10. Niet alleen de negatieve aard en strekking van het artikel maakt dat van [gedaagde2] en het Het Parool extra inspanningen hadden kunnen worden verwacht in het kader van hoor en wederhoor. Dit vloeit ook voort uit het feit dat [gedaagde2] gebruik heeft gemaakt van met name anonieme bronnen. Derhalve is niet controleerbaar of de geruchten dat eisers banden hebben met de Israëlische maffia op enigerlei wijze juist zijn. Dat dit zo zou zijn blijkt in ieder geval niet uit de door gedaagden in het geding gebrachte producties. Ook om deze reden kan worden gezegd dat er in de artikelen te weinig afstand van de geruchtenmachine is genomen. Er is slechts één verklaring in het geding gebracht die niet anoniem is, namelijk die van [eigenaar diverse hotels], maar hij verklaart in het geheel niets (over geruchten) over de Israëlische maffia. Verder is door gedaagden een anonieme e-mail (van 30 mei 2005) in het geding gebracht (productie 4), waarin melding is gemaakt van geruchten binnen de AMS Hotel Group dat “de eigenaren [eiser2] en [zakenpartner eiser2], contacten hadden met de israelische maffia, en met hun geld werkten”. De informatie in deze e-mail bevat geen enkele aanwijzing over de juistheid van de geruchten. De andere anonieme e-mail (van 31 mei 2005) die in het geding is gebracht (eveneens productie 4) maakt melding van het doen van zaken met [betrokkene1] en heeft dus evenmin betrekking op (geruchten over) de Israëlische maffia. Overige producties waaruit iets blijkt over (geruchten over) de Israëlische maffia zijn door gedaagden niet in het geding gebracht. De conclusie tot zover is dat eisers te kort zijn gedaan, nu door Het Parool en [gedaagde2] – gezien de negatieve aard van de artikelen (grotendeels gebaseerd op geruchten) èn gezien de oncontroleerbare bronnen – onvoldoende invulling is gegeven aan het beginsel van hoor en wederhoor.
11. Uit hetgeen hiervoor onder 9 en 10 is overwogen volgt voorshands dat Het Parool en [gedaagde2] onzorgvuldig jegens eisers hebben gehandeld. Dit vormt aanleiding Het Parool op straffe van dwangsommen te veroordelen – bij wijze van schadevergoeding – tot het plaatsen van een mededeling in Het Parool en op de website van Het Parool. De tekst van deze mededeling wordt hierna opgenomen. Hiermee wordt voorshands tegemoetgekomen aan het spoedeisende belang dat eisers hebben bij een prompte genoegdoening. Gedaagden hebben de gestelde schade betwist. Op dit punt is dan ook een nader onderzoek naar de feiten vereist waarvoor het kort geding zich niet leent. De gevraagde voorschotten op de schadevergoeding (van in totaal € 75.000,-) worden dan ook afgewezen.
12. Het plaatsen van een foto van [eiser3] bij het artikel van 2 juli 2005 kan voorshands niet als een schending van zijn portretrecht worden aangemerkt. De informatievrijheid van Het Parool dient hier – nu het een politicus betreft – te prevaleren boven het recht op privacy van [eiser3]. Ook op deze grond kan derhalve geen (voorschot op de) schadevergoeding worden toegewezen.
13. Het verzoek van gedaagden een toewijzend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren zal niet worden gehonoreerd. Het argument dat gedaagden te weinig voorbereidingstijd is gegund, hadden zij voorafgaand aan de zitting kenbaar kunnen maken. De voorzieningenrechter had dan, als daar aanleiding toe bestond, kunnen bepalen dat de zitting op een later tijdstip zou plaatsvinden. In beginsel is het niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren van een kort gedingvonnis overigens in strijd zijn met het karakter van een te treffen voorlopige voorziening.
14. [gedaagde2] wordt geacht het plaatsen van de onder 11 bedoelde mededeling niet in de hand te hebben. Hij kan hiertoe dan ook niet (op straffe van dwangsommen) veroordeeld worden.
15. Het Parool zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van dit geding aan de zijde van eisers gevallen. De bij eisers in verband met de geldvordering in rekening gebrachte kosten voor vastrecht (€ 1.650,-), zullen niet geheel in deze veroordeling worden opgenomen.
BESLISSING IN KORT GEDING
De voorzieningenrechter:
1. Veroordeelt Het Parool om uiterlijk binnen vier dagen na betekening van dit vonnis op pagina drie van een nummer van Het Parool, zonder enig toegevoegd commentaar, de volgende mededeling te plaatsen waarvan de tekst gelijkmatig moet worden verdeeld in een kader van 15 bij 15 centimeter en waarvan de kop vetgedrukt dient te zijn met een kapitaal van één centimeter en een onderkast van 0,7 centimeter, zoals gebruikelijk bij een drie-koloms artikel in Het Parool:
Mededeling Camp Kleyn Associates
In Het Parool van vrijdag 1 en zaterdag 2 juli 2005 zijn artikelen verschenen over de vastgoedonderneming Camp Kleyn Associates, over de ondernemer de heer [eiser2] en over de heer [eiser3], CDA-raadslid in stadsdeelraad ZuiderAmstel. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 28 juli 2005 geoordeeld dat wij met deze artikelen onvoldoende die zorgvuldigheid hebben betracht, die in het onderhavige geval geboden was, waardoor wij Camp Kleyn Associates te kort hebben gedaan. Gezien de negatieve aard en strekking van de artikelen, die grotendeels op geruchten zijn gebaseerd en gezien de oncontroleerbare bronnen waarvan bij de totstandkoming van de artikelen gebruik is gemaakt, hadden wij de artikelen alleen op deze wijze mogen publiceren als daarin het weerwoord van [eiser2] was verwerkt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben wij onvoldoende pogingen ondernomen om dit weerwoord te verkrijgen. De voorzieningenrechter heeft ons in haar vonnis veroordeeld tot het plaatsen van deze mededeling.
De Hoofdredactie.
op straffe van een dwangsom van € 25.000,- per editie dat Het Parool met deze veroordeling in gebreke blijft, met een maximum van € 250.000,-.
2. Veroordeelt Het Parool om binnen vier dagen na betekening van dit vonnis de hiervoor onder 1 opgenomen mededeling zeven dagen lang te plaatsen op de website van Het Parool (www.parool.nl), in die zin dat op de voorpagina van de website staat vermeld Mededeling Camp Kleyn Associates, welke mededeling kan worden aangeklikt zodat men wordt doorgelinkt naar de tekst van de mededeling, op straffe van een dwangsom van € 25.000,- per dag dat Het Parool met deze veroordeling in gebreke blijft, met een maximum van € 250.000,-.
3. Veroordeelt Het Parool in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van eisers begroot op:
- € 85,60 aan explootkosten,
- € 244,= aan vastrecht en
- € 816,= aan salaris procureur.
4. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5. Wijst het meer of anders gevorderde af.
Gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, vice-president van de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 28 juli 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: