ECLI:NL:RBAMS:2005:AT9960

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/497.159-2005
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering aan Hongarije met afwijzing van verzoek tot opheffing van detentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2005 uitspraak gedaan over de overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, ondanks een beroep op onrechtmatige aanhouding op basis van een Interpolsignalering. De opgeëiste persoon stelde dat er sprake was van een flagrante schending van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), maar dit beroep werd verworpen. De rechtbank verwees naar een eerdere beschikking van dezelfde datum, waarin een verzoek tot opheffing of schorsing van de detentie was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon, als EU-burger, het recht had om in Nederland te verblijven, maar dat zijn beroep op artikel 12 van het EG-Verdrag (non-discriminatiegebod) onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank concludeerde dat de feiten waarvoor de overlevering werd gevraagd, zich allemaal in Hongarije hadden afgespeeld, en dat er geen terugkeergarantie was. De rechtbank achtte de nieuwe aanhouding van de opgeëiste persoon niet onrechtmatig, aangezien het Europees Aanhoudingsbevel (EAB) op dat moment was ontvangen, waardoor de aanhouding zonder verdere formaliteiten kon plaatsvinden. De rechtbank heeft het verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie afgewezen, omdat er sprake was van vluchtgevaar. De rechtbank oordeelde dat er geen redenen waren om de overleveringsdetentie te schorsen, en wees het verzoek tot opheffing af.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE KAMER IRK
Parketnummer: 13/497.159-2005
RK nummer: 05/1435
BESLISSING
De raadkamer van deze rechtbank heeft kennis genomen van het op 26 april 2005 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de detentie uit hoofde van de Overleveringswet (OLW) van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
verblijvend op het [adres],
Thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “Lelystad” te Lelystad.
De rechtbank heeft acht geslagen op het dossier, waaronder de stukken die op de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon betrekking hebben.
Gelet op de behandeling in raadkamer op 29 april 2005, waar zijn gehoord de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. J. Pauw, advocaat te Amsterdam.
Bij beslissing van 20 april 2005 heeft de rechtbank overwogen dat, nu artikel 15 OLW slechts voorlopige aanhouding toelaat op basis van signalering in het Schengen Informatie Systeem (S.I.S.) zowel de aanhouding van de opgeëiste persoon op 5 april 2005 als de inverzekeringstelling ex artikel 21 OLW op 7 april 2005 onrechtmatig zijn. De rechtbank heeft de daaruit voortvloeiende detentie met onmiddellijke ingang opgeheven.
De omstandigheid dat het EAB ten tijde van die beslissing inmiddels beschikbaar was, maakte de beslissing niet anders nu dit de eerdere voorlopige aanhouding en inverzekeringstelling niet rechtmatig maakte.
Nadat de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon is opgeheven en de opgeëiste persoon in vrijheid is gesteld heeft de officier van justitie de opgeëiste persoon opnieuw laten aanhouden en is hij op 27 april 2005 in verzekering gesteld.
Ten tijde van deze nieuwe aanhouding was het EAB ontvangen zodat deze aanhouding, gelet op het bepaalde in artikel 21 OLW, kon geschieden zonder verdere formaliteiten.
De rechtbank acht deze nieuwe aanhouding niet onrechtmatig.
De tijd die de opgeëiste persoon vanaf zijn voorlopige aanhouding tot aan zijn invrijheidstelling onrechtmatig heeft vastgezeten vertaald zich eventueel in een recht tot schadevergoeding.
De rechtbank zal het verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie afwijzen, nu naar haar oordeel -in afwijking van hetgeen daartoe is aangevoerd- sprake is van vluchtgevaar.
De rechtbank acht -gelet op de in het geding zijnde belangen- evenmin termen aanwezig de schorsing van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon te bevelen.
BESLISSING:
Wijst af het verzoek tot opheffing, c.q. schorsing van de overleveringsdetentie van [opgeëiste persoon] voornoemd.
Deze beslissing is genomen op 29 april 2005 door:
mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzitter,
mrs. F. Salomon en L.E. Kalff, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, griffier.