ECLI:NL:RBAMS:2005:AT8457

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/127339-04
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van parkeergelden en het telen van hennep door parkeerwachters

Op 29 juni 2005 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van verduistering van parkeergelden en het telen van hennep. De verdachte, samen met haar echtgenoot en zijn collega, heeft gedurende een periode van 2,5 jaar aanzienlijke geldbedragen verduisterd uit parkeerautomaten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk geldbedragen, toebehorende aan de Parkeer Combinatie Holland BV en de stadsdelen, wederrechtelijk heeft toegeëigend. Daarnaast heeft de verdachte samen met een ander hennepplanten geteeld in een pand in Amsterdam. De rechtbank achtte de telastelegging wettig en overtuigend bewezen en oordeelde dat de feiten strafbaar zijn volgens de wet.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank besloot een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft ook bepaald dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering, omdat deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in dit strafgeding.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, het vertrouwen dat door de verdachte en haar mededaders is beschaamd, en het feit dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering gedurende de proeftijd. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/127339-04
Datum uitspraak: 29 juni 2005
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, zevende meervoudige kamer B, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2005.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 telastegelegde:
in de periode van 01 januari 2001 tot en met 29 september 2004 te Amsterdam meermalen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk geldbedragen, toebehorende aan PCH en/of de stadsdelen De Baarsjes en/of Bos en Lommer en/of Oud/Zuid, welke geldbedragen haar mededaders telkens uit hoofde van hun persoonlijke dienstbetrekking als inner van parkeergelden onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Nadere bewijsoverweging
Anders dan de raadsman van verdachte heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat verdachte over de gehele periode dat de verduistering heeft plaatsgevonden als medepleger, in plaats van medeplichtige, moet worden aangemerkt.
Zij is immers vanaf het begin af aan op de hoogte geweest van de verduistering, zij heeft gedurende de gehele periode dat de verduistering heeft plaatsgevonden gedeeld in de opbrengst van de verduistering, zij heeft gedurende de gehele periode zorggedragen voor de verdeling van de opbrengst en het verduisterde geld gestort op de rekening van haar dochter.
Ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
in de periode van 1 januari 2004 tot en met 29 september 2004 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld in een pand aan het [adres] een groot aantal hennepplanten.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de bevelen en machtigingen tot het opnemen van telecommunicatie onrechtmatig waren en dat er tevens sprake was van een onrechtmatige doorzoeking, hetgeen tot strafvermindering zou moeten leiden in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het door de raadsman gevoerde verweer als volgt.
Aanleiding voor het onderzoek was een anonieme melding bij het instituut Meld Misdaad Anoniem. Het betrof een concrete en verifieerbare melding. Nadat de politie de gegevens van de melding, betrekking hebbende op de personalia, de kentekens en de dienstbetrekking van de gemelde personen, had gecheckt en deze juist bleken te zijn, bestond er naar het oordeel van de rechtbank naar aanleiding van de anonieme melding een verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr), dat gezien zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, zodat tot het tappen van de telefoon van verdachte mocht worden overgegaan. Mede gelet op de inhoud van de door de politie afgeluisterde telefoongesprekken is op rechtmatige wijze overgegaan tot huiszoeking bij verdachte.
Van enig vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is dan ook geen sprake.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding tot strafvermindering.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte, haar echtgenoot en zijn collega hebben zich gedurende een periode van ruim twee en een half jaar bezig gehouden met het verduisteren van aanzienlijke geldbedragen uit parkeerautomaten.
In hun functie van parkeerwachters hadden haar mededaders toegang tot de parkeerautomaten en de kluis en de kennis om het geld op eenvoudige wijze te verduisteren.
In het huis van verdachte en haar echtgenoot werd het geld steeds samengebracht. Verdachte telde en verdeelde steeds het geld en stortte dit vervolgens op de bank. Daarnaast heeft verdachte meermalen geholpen om het geld op een afgesproken plek op te halen.
Verdachte en haar mededaders hebben gehandeld uit puur winstbejag.
Verdachte en haar mededaders hebben door hun handelen het vertrouwen van de werkgever van haar medeverdachten beschaamd, te meer daar haar echtgenoot en zijn collega in verband met veelvoudige diefstallen door derden uit de parkeerautomaten speciaal waren aangesteld om het wegnemen van geld te voorkomen.
Daarnaast is het vertrouwen van de burger beschaamd, die erop mag vertrouwen dat het geld dat hij in de parkeerautomaat werpt ten goede komt aan het algemeen belang.
Het kennelijke gemak en de vanzelfsprekendheid waarmee verdachte en haar mededaders tot deze daad zijn overgegaan, het feit dat zij hier gedurende een zeer lange periode mee zijn doorgegaan en gelet op de aanzienlijke bedragen die zijn weggenomen, acht de rechtbank na te noemen straf passend en geboden.
Daarnaast hebben verdachte en haar echtgenoot uit louter winstbejag in huis een hennepplantage gehouden en hennep geteeld. Het telen van hennep is verboden bij de wet. Softdrugs zijn schadelijke stoffen die door langdurig of overmatig gebruik een gevaar vormen voor de volksgezondheid.
De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Daarnaast ziet de rechtbank in de inhoud van het reclasseringsrapport d.d. 28 april 2005, opgemaakt door S.G. Takens, aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij Parkeer Combinatie Holland BV, niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 47, 57, 322 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Medeplegen van verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen, met bevel dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Beveelt dat verdachte de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die haar in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Veroordeelt verdachte tevens tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Tevens kan de tenuitvoerlegging worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde zich stelt en dat zij gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland, ressort Amsterdam en zich gedurende die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt.
Bepaalt dat de benadeelde partij Parkeer Combinatie Holland BV niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J.L.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. B.E. Mildner en R.M. Troost, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Jansen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juni 2005.
De voorzitter is buiten staat te tekenen.