ECLI:NL:RBAMS:2005:AT2894

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
301437 / HA RK 04-948
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod en ontbinding van Stichting Al Haramain door het Openbaar Ministerie

In deze zaak heeft het Openbaar Ministerie verzocht om de Stichting Al Haramain te verbieden en te ontbinden, en om een vereffenaar te benoemen. De rechtbank Amsterdam heeft op 31 maart 2005 uitspraak gedaan in deze procedure. De stichting, opgericht op 19 oktober 1995 en gevestigd te Amsterdam, werd beschuldigd van het nastreven van doelen die in strijd zijn met de openbare orde, met name het ondersteunen van terroristische organisaties. Het Openbaar Ministerie baseerde zijn verzoek op de plaatsing van de stichting op de VN-sanctielijst, die verband houdt met de betrokkenheid van haar voorzitter, [B], bij terroristische activiteiten. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de stichting zelf betrokken is bij terroristische activiteiten. De AIVD had geen activiteiten waargenomen van de Nederlandse vestiging van Al-Haramain en er waren geen aanwijzingen dat de stichting betrokken was bij enige vorm van ondersteuning aan Al Qaida. De rechtbank concludeerde dat de stichting niet in strijd met de openbare orde handelt en dat het verzoek tot verbod en ontbinding moest worden afgewezen. Ook het subsidiaire verzoek tot ontbinding op basis van onvoldoende vermogen werd afgewezen, omdat de stichting zelf de mogelijkheid heeft om haar situatie te verbeteren door de voorzitter te vervangen. De rechtbank heeft het verzoek van het Openbaar Ministerie in zijn geheel afgewezen.

Uitspraak

301437 / HA RK 04-948
31 maart 2005
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE CIVIELE KAMER
BESCHIKKING
i n d e z a a k v a n:
het OPENBAAR MINISTERIE,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
in deze optredend in het arrondissement Amsterdam,
v e r z o e k e r,
t e g e n:
de stichting
STICHTING AL HARAMAIN HUMANITARIAN AID,
gevestigd te Amsterdam,
v e r w e e r s t e r,
niet verschenen.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank verweerster (hierna ook te noemen: Stichting Al Haramain) verboden verklaart en ontbindt alsmede dat de rechtbank een vereffenaar benoemt en bepaalt dat een eventueel batig saldo na vereffening wordt uitgekeerd aan de Staat.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
- verzoekschrift met bewijsstukken, ingekomen ter griffie per telefax op 15 oktober 2004 en in origineel op 19 oktober 2004,
- telefax van mr. [A], verbonden aan het Functioneel Parket i.o., met bewijsstuk, ingekomen ter griffie op 28 oktober 2004,
- brief van mr. [A], verbonden aan het Functioneel Parket i.o., met bewijsstuk, ingekomen ter griffie op 5 november 2004,
- schriftelijke toelichting bij alsmede aanvulling op het verzoekschrift, ingekomen ter griffie per telefax op 21 december 2004,
- telefax van mr. [A], verbonden aan het Functioneel Parket i.o., met bewijsstuk, ingekomen ter griffie op 12 januari 2005,
- telefax van mr. [A], verbonden aan het Functioneel Parket i.o., met bewijsstuk, ingekomen ter griffie op 25 januari 2005,
- processen-verbaal van de mondelinge behandelingen van het verzoek, gehouden op 22 december 2004 en 17 februari 2005.
De beschikking is bepaald op heden. Het Openbaar Ministerie is door de griffier op de hoogte gesteld van de uitspraakdatum.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Vaststaande feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
a. Stichting Al Haramain is opgericht op 19 oktober 1995. Zij is gevestigd te Amsterdam. Volgens opgave van de Kamer van Koophandel houdt zij kantoor in Saoedi-Arabië.
b. Artikel 2 van de statuten van Stichting Al Haramain luidt als volgt:
DOEL EN MIDDELEN
Artikel 2
1. De stichting heeft ten doel de wereldwijde hulpverlening aan hulpbehoevende mensen.
2. De stichting tracht haar doel te bereiken door:
a. het verlenen van financiële steun;
b. het verzorgen van vorming en opleiding van hulpverleners;
c. het geven van voorlichting; en
d. het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande – in de ruimste zin genomen – in verband staat of daaraan bevorderlijk kan zijn.
3. De stichting heeft het maken van winst uitdrukkelijk niet ten doel.
c. Voorzitter van Stichting Al Haramain is [B] (hierna ook te noemen: [B]).
d. Stichting Al Haramain en haar voorzitter zijn geplaatst op de lijst van personen, groepen en entiteiten wier tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren ingevolge resolutie 1267 (1999) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (hierna ook te noemen: de VN sanctielijst).
e. Op 3 juni 2004 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mede namens de Minister van Justitie en de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een brief geschreven aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, welke brief, voorzover hier van belang, luidt als volgt:
[...]
De AIVD heeft al geruime tijd geen activiteiten waargenomen van het Nederlandse kantoor van Al-Haramain, laat staan steun aan terrorisme.
[...]
f. Bij dezelfde brief van 3 juni 2004 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) opgesteld rapport "Saoedische invloeden in Nederland. Verbanden tussen salafitische missie, radicaliseringsprocessen en islamistisch terrorisme" aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden, welk rapport, voorzover hier van belang, luidt als volgt:
[...]
Vooral in de jaren 1997-2001 heeft de Stichting Al-Haramain Humanitarian Aid een rol gespeeld bij het controleren van de indieners van diverse verzoeken om financiële steun die door personen of organisaties binnen de moslimgemeenschappen in Nederland aan Al Haramain werden gericht. Steeds moesten die verzoeken echter rechtstreeks bij het hoofdkantoor in Saoedi-Arabië worden ingediend. Ook bij de uiteindelijk positieve reacties moesten de aanvragers zich naar Saoedi-Arabië begeven om de gelden in ontvangst te nemen. Het beheer van de financieringsprojecten van Al-Haramain verliep dus niet via haar Nederlandse vestiging. Voor het overige leidde de Stichting Al Haramain Humanitarian Aid een hoofdzakelijk papieren bestaan. Voor het onderhouden van contacten met salafitische en andere moskeeën in Nederland maakte het hoofdkantoor liever gebruik van enkele reizende liaisons, die zich meer dan eens inspanden om bij hun bezoeken aan Nederland op zo discreet mogelijke (en soms zelf heimelijke) wijze te werk te gaan. De AIVD sluit niet uit dat daarbij ook banden werden onderhouden met meer radicale segmenten van moslimgemeenschappen in Nederland.
[…]
De Saoedische overheid heeft met name ingegrepen bij de missie-organisatie Al Haramain, die in opspraak is gekomen inzake de ondersteuning van terrorisme. Zo heeft de Saoedische Minister van Religieuze Zaken, tevens de voorzitter van de Raad van Bestuur van Al-Haramain, begin januari 2004 bekendgemaakt dat het hoofd van Al-Haramain, [B], van zijn functie ontheven is.
[…]
Tevens heeft Saoedi-Arabië begin 2004, gezamenlijk met de Verenigde Staten, vier buitenlandse vestigingen van Al-Haramain geplaatst op de VN-lijst van aan Al Qa’ida en/of de Taliban gerelateerde personen en organisaties. Het betreft de afdelingen in Pakistan, Indonesië, Kenia en Tanzania. Eerder werden de afdelingen van Al-Haramain in Bosnië en Somalië al op deze lijst geplaatst. Begin juni 2004 hebben de Verenigde Staten voorgesteld om deze lijst verder uit te breiden, namelijk met het voormalig hoofd van Al-Haramain ([B]) en vijf Al-Haramain vestigingen. Deze vijf vestigingen betreffen die in Afghanistan, Albanië, Bangladesh, Ethiopië en Nederland. Met uitzondering van de Nederlandse vestiging, Al-Haramain Humanitarian Aid Amsterdam, heeft plaatsing op deze VN-lijst plaatsgevonden op grond van betrokkenheid van deze vestigingen bij (financiële) steun aan Al Qa’ida. Ten aanzien van de Nederlandse stichting Al-Haramain Humanitarian Aid Amsterdam geldt dat er geen aanwijzingen zijn dat deze vestiging betrokken is (geweest) bij enige vorm van ondersteuning aan Al Qa’ida. De plaatsing van Al-Haramain Humanitarian Aid Amsterdam op de VN-lijst vindt plaats vanwege het handhaven van [B] als voorzitter van deze stichting.
[…]
Daarnaast hebben ook personele wijzigingen in de top van het hoofdkantoor van Al Haramain doorgewerkt in Nederland. De reizende liaisons van deze missie-organisatie die in voorgaande jaren met enige regelmaat Nederland bezochten, hebben zich in die hoedanigheid vooralsnog niet meer in ons land gemanifesteerd.
[...]
g. Op 4 juni 2004 heeft de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Financiën en de Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van kamerleden over terrorisme en de Nederlandse tak van Stichting Al Haramain, voorzover hier van belang, geantwoord als volgt:
[...]
In antwoord op de vragen van 22 oktober 2002 is aangegeven dat er aanwijzingen bestonden dat vertakkingen van Al-Qaeida in Zuidoost-Azië hebben geprofiteerd van Saoedische financiering, met name van financiering door de organisatie Al Haramain. Zoals toen gemeld kon met betrekking tot de Nederlandse vestiging niet worden vastgesteld dat er activiteiten plaatsvonden die in verband konden worden gebracht met terrorisme. Sindsdien is de stichting nauwlettend in de gaten gehouden. De Amerikaanse voordracht om de Nederlandse vestiging op de 1267 sanctielijst van de VN te plaatsen berust voor zover tot dusver kan worden nagegaan op het feit dat [B] lid is van het stichtingsbestuur. Volgens de VS is [B] de oprichter en leider van Al Haramain en is hij verantwoordelijk voor de activiteiten van Al Hamarain, inclusief het steunen van terrorisme. De VS hebben tot dusver geen andere informatie geleverd dan dit gegeven; om nadere achterliggende informatie ten behoeve van nader onderzoek is door Nederland verzocht. [B] bevindt zich niet in Nederland.
[...]
h. Bij verordening (EG) nr.1277/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 juli 2004 zijn Stichting Al Haramain en haar voorzitter toegevoegd aan Bijlage I behorende bij Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Osama bin Laden, het Al Qaida-netwerk en de Taliban.
i. Bij ambtsbericht van 20 augustus 2004 heeft mr. [C], plaatsvervangend hoofd van de AIVD, het Openbaar Ministerie, voorzover hier van belang, bericht als volgt:
[...]
Op voordracht van de Verenigde Staten is de VN-lijst van aan Al Qa’ida en/of de Taliban gerelateerde personen en organisaties uitgebreid, namelijk met het voormalig hoofd van Al-Haramain ([B]) en vijf Al-Haramain vestigingen. Deze vijf vestigingen betreffen die in Afghanistan, Albanië, Bangladesh, Ethiopië en Nederland. Met uitzondering van de Nederlandse vestiging, Al-Haramain Humanitarian Aid Amsterdam, heeft plaatsing op deze VN-lijst plaatsgevonden op grond van betrokkenheid van deze vestigingen bij (financiële) steun aan Al Qa’ida. Ten aanzien van de Nederlandse stichting Al-Haramain Humanitarian Aid Amsterdam geldt dat er geen aanwijzingen zijn dat deze vestiging betrokken is (geweest) bij enige vorm van ondersteuning aan Al Qa’ida; plaatsing van deze stichting gebeurde echter vanwege het handhaven van [B] als voorzitter van deze stichting.
[...]
j. Op 24 januari 2005 heeft [D], federale magistraat te Brussel, het Openbaar Ministerie, voorzover hier van belang, bericht als volgt:
[...]
Met verwijzing naar uw fax dd 23 december 2004 heb ik de eer u te bevestigen dat de stichting Al Haramain nog steeds de eigenaar is van het gebouw gevestigd Grensstraat, 100 te 1210 Brussel. Het bestuur van financiën heeft de gepaste maatregelen genomen om de fondsen van een eventuele toekomstige verkoop of verhuur te bevriezen. Het gebouw is tot nu toe bezet door de VZW Centre d’éducation et culturel de la Jeunesse (vroeger gekend onder de benaming Centre du Savoir Al-Ma’rifa) zonder dat een huur daartegenover door laatstgenoemde betaald wordt.
[...]
2. Het verzoek
2.1 Het Openbaar Ministerie verzoekt de rechtbank – na wijziging van het verzoek – (primair) Stichting Al Haramain verboden te verklaren en te ontbinden op de voet van artikel 2:20 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dan wel Stichting Al Haramain te ontbinden op de voet van artikel 2:20 lid 2 BW en (subsidiair) Stichting Al Haramain te ontbinden op de voet van artikel 2:301 lid 1 onder a en b BW. Tevens verzoekt het Openbaar Ministerie de rechtbank om op de voet van artikel 2:23 BW een vereffenaar te benoemen en overeenkomstig artikel 2:23b BW te bepalen dat een eventueel batig saldo na vereffening wordt uitgekeerd aan de Staat, die het zoveel mogelijk overeenkomstig het doel van Stichting Al Haramain besteedt.
2.2 Het Openbaar Ministerie legt aan zijn primaire verzoek tot verboden verklaring en ontbinding ten grondslag dat aannemelijk is dat Stichting Al Haramain een ander doel nastreeft dan vermeld in haar statuten, te weten het direct of indirect ondersteunen van Al Qaida en/of andere terroristische organisaties, aangezien Stichting Al Haramain onderdeel is van een netwerk van de Saoedische niet gouvernementele organisatie (ngo) genaamd Al Haramain en vele buitenlandse vestigingen van de ngo Al Haramain alsmede het voormalig hoofd van deze organisatie, [B], in verband zijn gebracht met het ondersteunen van (de financiering van) terrorisme, waardoor zij op de VN sanctielijst zijn geplaatst. Stichting Al Haramain is op de VN sanctielijst geplaatst omdat [B] lid is van het stichtingsbestuur.
2.3 Aan zijn primaire verzoek legt het Openbaar Ministerie tevens ten grondslag dat de werkzaamheid van Stichting Al Haramain in strijd is met de openbare orde vanwege de feiten en omstandigheden hiervoor in 2.2 vermeld, alsmede vanwege het gelieerd zijn van Stichting Al Haramain met zusterstichtingen in het buitenland met dezelfde naam die in verband zijn gebracht met het (financieel) ondersteunen van terrorisme. Hieruit volgt dat Stichting Al Haramain staat voor terroristische activiteiten, althans daarvan geen afstand neemt. Ook het bewust niet innemen van een afkeurend standpunt moet worden gezien als een werkzaamheid. Voorts bestaat het risico dat Stichting Al Haramain mogelijk ook in de toekomst werkzaamheden zal verrichten waarvan met het oog op voornoemde feiten en omstandigheden aannemelijk is dat zij in strijd zouden zijn met de openbare orde, in casu met de nationale of internationale rechtsorde, te weten het faciliteren van terroristische activiteiten, aldus steeds het Openbaar Ministerie.
2.4 Het Openbaar Ministerie legt aan zijn subsidiaire verzoek tot ontbinding, benoeming van een vereffenaar en bepaling dat het batig saldo wordt uitgekeerd aan de Staat, ten grondslag dat het vermogen van Stichting Al Haramain onvoldoende is om haar doel te kunnen verwezenlijken of te bereiken en de mogelijkheid dat voldoende vermogen door bijdragen of op andere wijze in afzienbare tijd zal worden verkregen, in hoge mate onwaarschijnlijk is. Stichting Al Haramain heeft in Nederland geen vermogensbestanddelen. Een aan Stichting Al Haramain in België toebehorende onroerende zaak is, vanwege de plaatsing van Stichting Al Haramain op de VN sanctielijst, bevroren, terwijl als gevolg van de plaatsing op die lijst aan haar ook geen middelen ter beschikking mogen worden gesteld. Bovendien moet het voor onmogelijk worden gehouden dat er ook maar één financiële instelling of notaris bereid zal zijn (financiële) diensten te verlenen aan een op een sanctielijst geplaatste entiteit. Benoeming van een vereffenaar wordt verzocht omdat van een vermogensbestanddeel in België is gebleken, aldus steeds het Openbaar Ministerie.
3. Het verweer
Stichting Al Haramain is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
4. De beoordeling
4.1 Ingevolge artikel 2:20 lid 1 BW kan een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde door de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie verboden worden verklaard en ontbonden. Ingevolge artikel 2:20 lid 2 BW kan een rechtspersoon waarvan het doel in strijd is met de openbare orde door de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie worden ontbonden.
4.2 De rechtbank zal allereerst beoordelen of vast is komen te staan dat de werkzaamheid van Stichting Al Haramain in strijd is met de openbare orde. Daartoe moet worden beoordeeld of aannemelijk is, zoals het Openbaar Ministerie stelt, dat Stichting Al Haramain direct of indirect terroristische organisaties ondersteunt.
4.3 De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is dat sprake is van een werkzaamheid van Stichting Al Haramain waarvan kan worden gezegd dat zij daarmee direct of indirect terroristische organisaties ondersteunt. Tot dat oordeel komt de rechtbank op grond van het navolgende. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in zijn hiervoor onder 1.e weergegeven brief van 3 juni 2004 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer bericht dat de AIVD al geruime tijd geen activiteiten heeft waargenomen van het Nederlandse kantoor van Al-Haramain, laat staan steun aan terrorisme. In het hiervoor onder 1.f weergegeven rapport van de AIVD, gevoegd bij de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 3 juni 2004, is gemeld dat er geen aanwijzingen zijn dat Stichting Al Haramain betrokken is (geweest) bij enige vorm van ondersteuning van Al Qaida. Op Kamervragen heeft de Minister van Justitie, zoals hiervoor onder 1.g weergegeven, op 4 juni 2004 geantwoord dat met betrekking tot de Nederlandse vestiging van Al Haramain niet kan worden vastgesteld dat er activiteiten plaatsvonden die in verband konden worden gebracht met terrorisme. In het hiervoor onder 1.i weergegeven ambtsbericht van 20 augustus 2004 van het plaatsvervangend hoofd van de AIVD, is wederom bericht dat er geen aanwijzingen zijn dat Stichting Al Haramain betrokken is (geweest) bij enige vorm van ondersteuning van Al Qaida. Concrete aanwijzingen dat Stichting Al Haramain zelf betrokken is of is geweest bij terroristische organisaties zijn door het Openbaar Ministerie ook niet naar voren gebracht en blijken evenmin uit de in het geding gebrachte stukken.
4.4 Ook indien wordt aangenomen dat Stichting Al Haramain onderdeel is van een internationaal netwerk van gelijknamige entiteiten, waarvan een aantal in verband is gebracht met het (financieel) ondersteunen van terrorisme, dan rechtvaardigt dat nog niet de conclusie dat Stichting Al Haramain zelf direct of indirect terroristische organisaties ondersteunt, nu immers niet van enige activiteit van Stichting Al Haramain is gebleken. Bovendien moet, zoals volgt uit de voornoemde brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het voornoemde rapport van de AIVD, het voornoemde antwoord van de Minister van Justitie op Kamervragen en het voornoemde ambtsbericht van het plaatsvervangend hoofd van de AIVD, worden aangenomen dat Stichting Al Haramain op de VN sanctielijst is geplaatst - niet vanwege het ondersteunen van terroristische organisaties, maar - uitsluitend vanwege het handhaven van [B] als haar voorzitter. Om deze reden dwingt ook de plaatsing van Stichting Al Haramain op de VN sanctielijst niet tot de conclusie dat Stichting Al Haramain zelf daadwerkelijk direct of indirect terroristische organisaties ondersteunt. Dat Stichting Al Haramain in de toekomst terroristische organisaties zal ondersteunen of terroristische activiteiten zal bevorderen is evenmin aannemelijk geworden.
4.5 Ook het voorzitterschap van [B] noopt niet tot de conclusie dat Stichting Al Haramain zelf direct of indirect terroristische organisaties ondersteunt, nu omtrent de activiteiten van deze voorzitter van Stichting Al Haramain niets is gesteld of gebleken, anders dan dat hij om vooralsnog onbekende redenen in verband is gebracht met het steunen van terrorisme. Blijkens het voornoemde antwoord van de Minister van Justitie op Kamervragen is om die redenen verzocht, maar zijn die naar moet worden aangenomen, (nog) niet verkregen. Dit betekent dat geen aanwijzingen bestaan dat het doen of laten van [B] als werkzaamheid van Stichting Al Haramain zou moeten worden beschouwd.
4.6 De opvatting van het Openbaar Ministerie dat Stichting Al Haramain geacht moet worden terroristische activiteiten te ondersteunen omdat zij daar bewust geen afstand van heeft genomen, deelt de rechtbank niet, reeds omdat onvoldoende is toegelicht van welke gedragingen of uitspraken Stichting Al Haramain afstand had moeten nemen op straffe van aannemelijkheid dat Stichting Al Haramain terroristische activiteiten ondersteunt.
4.7 Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is dat de werkzaamheid van Stichting Al Haramain in strijd is met de openbare orde, zodat het verzoek tot het verboden verklaren van Stichting Al Haramain en het op die grond ontbinden van Stichting Al Haramain dient te worden afgewezen.
4.8 Daarmee komt de rechtbank toe aan de vraag of het doel van Stichting Al Haramain in strijd is met de openbare orde, meer in het bijzonder of het doel dat Stichting Al Haramain nastreeft, zoals het Openbaar Ministerie ook aan dit onderdeel van zijn verzoek ten grondslag legt, is het direct of indirect ondersteunen van terroristische organisaties.
4.9 Omdat het verzoek van het Openbaar Ministerie strekt tot ontbinding van Stichting Al Haramain op de voet van artikel 2:20 lid 2 BW, is uitgangspunt van de beoordeling het doel van Stichting Al Haramain en de taken die haar voor het bereiken van dat doel zijn gesteld, zoals opgenomen in haar statuten.
4.10 Ingevolge artikel 2 van de statuten van Stichting Al Haramain, vermeld onder 1.b, is haar doel de wereldwijde hulpverlening aan hulpbehoevende mensen en tracht zij dat doel te bereiken door het verlenen van financiële steun, het verzorgen van vorming en opleiding van hulpverleners, het geven van voorlichting en het verrichten van al hetgeen daarmee – in de ruimste zin genomen – in verband staat of daaraan bevorderlijk kan zijn. Van dat doel en die taken kan niet worden gezegd dat die zien op het direct of indirect ondersteunen van terroristische organisaties of anderszins in strijd zijn met de openbare orde. Hieruit volgt dat ook het verzoek tot het op grond van haar doel ontbinden van Stichting Al Haramain dient te worden afgewezen.
4.11 Ten aanzien van het subsidiaire verzoek van het Openbaar Ministerie, op de voet van artikel 2:301 lid 1 aanhef en onder a en b BW, tot ontbinding van Stichting Al Haramain, en, op de voet van de artikelen 2:23 en 2:23b BW, tot benoeming van een vereffenaar en bepaling dat het batig saldo na vereffening wordt uitgekeerd aan de Staat, oordeelt de rechtbank als volgt.
4.12 Ingevolge artikel 2:301 lid 1 aanhef en onder a en b BW ontbindt de rechtbank een stichting op verzoek van een belanghebbende of het openbaar ministerie, indien:
a. het vermogen van de stichting ten enenmale onvoldoende is voor de verwezenlijking van haar doel, en de mogelijkheid dat een voldoend vermogen door bijdragen of op andere wijze in afzienbare tijd zal worden verkregen, in hoge mate onwaarschijnlijk is;
b. het doel der stichting is bereikt of niet meer kan worden bereikt, en wijziging van het doel niet in aanmerking komt.
4.13 Door het Openbaar Ministerie is gesteld dat als gevolg van de plaatsing van Stichting Al Haramain op de VN sanctielijst het vermogen van Stichting Al Haramain - naar is gebleken in ieder geval een onroerende zaak in België - is bevroren, in die zin dat die niet te gelde kan worden gemaakt of tot hypothecaire zekerheid kan dienen, dat Stichting Al Haramain ook overigens geen middelen ter beschikking mogen worden gesteld en dat het in hoge mate onwaarschijnlijk is dat daar binnen afzienbare tijd verandering in zal komen, zodat het vermogen van Stichting Al Haramain onvoldoende is voor de verwezenlijking van haar doel dan wel dat het doel van Stichting Al Haramain niet meer kan worden bereikt.
4.14 Zoals hiervoor is overwogen en door de officier van justitie tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek op 17 februari 2005 is bevestigd, moet worden aangenomen dat Stichting Al Haramain op de VN sanctielijst is geplaatst uitsluitend vanwege het aanblijven van [B] als haar voorzitter. Daaruit volgt dat deze plaatsing en de daaruit voortvloeiende financiële beperkingen voor Stichting Al Haramain zullen eindigen wanneer [B] geen voorzitter meer is van Stichting Al Haramain. Stichting Al Haramain heeft het dan ook, naar het zich laat aanzien, zelf in de hand om middels een wisseling van haar voorzitter op ieder moment weer te kunnen beschikken over haar vermogen teneinde daarmee de verwezenlijking van haar doel voort te kunnen zetten. Niet is gesteld dat dat vermogen, eenmaal weer vrij van sancties, onvoldoende zou zijn voor de verwezenlijking van haar doel. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat het vermogen van Stichting Al Haramain ten enenmale onvoldoende is voor de verwezenlijking van haar doel of dat het doel van Stichting Al Haramain niet meer kan worden bereikt. Hieruit volgt dat ook het subsidiair verzochte dient te worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzochte af.
Aldus gegeven door mrs. G.H. Marcus, G. de Groot en A.A.E. Dorsman, leden van genoemde kamer, en uitge-sproken ter openbare terechtzit-ting van 31 maart 2005 in tegenwoor-digheid van de griffier.