Parketnummer: 13/037899-04
Datum uitspraak: 27 januari 2005
van de rechtbank Amsterdam, achtste meervoudige kamer BM in de strafzaak tegen:
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Lelystad” te Lelystad.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2005.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Waardering van het bewijs
2.1. Ten aanzien van hetgeen onder 1 primair is telastegelegd overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen is de rechtbank niet tot het bewijs gekomen, dat
verdachte dagelijks, althans met grote regelmaat, bij de Synagoge in de Heinzestraat
aanwezig is geweest, zoals de steller van de telastelegging heeft geformuleerd. Verdachte
dient dan ook van dit onderdeel van de telastelegging te worden vrijgesproken.
2.2. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 7 en 8 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe ten aanzien van het onder 7 telastegelegde het volgende.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van aangifte waarin staat dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte terwijl hij zich omdraaide haar raakte met een vlaggenstok en zich vervolgens verontschuldigde. Er zijn geen getuigen gehoord over dit voorval en verdachte heeft ontkend. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte daar toen opzettelijk mevrouw [slachtoffer 1] met een vlaggenstok heeft geslagen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 8 telastegelegde het volgende.
Uit de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden en het verhandelde ter zitting blijkt weliswaar dat verdachte terechtgekomen is op de motorkap van de auto van [slachtoffer 2] (bestuurd door [slachtoffer 3]), maar niet is gebleken dat verdachte zich opzettelijk heeft laten vallen en schade aan de auto heeft toegebracht.
2.3. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(onder 1 primair telastegelegd)
in de periode van 1 mei 2004 tot en met 30 september 2004 te Amsterdam een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van het zich in het openbaar, mondeling, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen, te weten joden, wegens hun ras en/of godsdienst, immers heeft verdachte in die periode dagelijks, althans met grote regelmaat:
- op de Parnassusweg of bij de ingang van het terrein van de aan de Parnassusweg gelegen gebouwen van de Arrondissementsrechtbank en het Arrondissementsparket tegen één of meer passanten (zijnde bij genoemde Rechtbank of Parket werkzame personen of bezoekers) de volgende woorden geuit:
- alle joden moeten neergestoken worden of
- smerige kankerjoden, vuile nazizwijnen of
- vuile teringjood of
- alle joden moeten lijden of
- laat ze al die kankerjoden die over zijn ook maar vergassen of
- 6 miljoen joden, eigen schuld dikke bult of
- alle joden zijn slavendrijvers of
- Hamas, Hamas, alle joden aan het gas of
- Wat zijn joden toch lelijk of
- Nazi's Joden één pot nat of
- Je moet naar een concentratiekamp, dan kun je je etnisch laten zuiveren;
(onder 2 telastegelegd)
op 30 september 2004 te Amsterdam [slachtoffer 4] heeft bedreigd met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik gooi je kop door het raam van de bushalte heen, vuile snol. De volgende keer dat ik je zie, gaat je kop er wel doorheen";
(onder 3 telastegelegd)
op 15 september 2004 te Amsterdam [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk:
- terwijl die [slachtoffer 5] langsliep tegen een andere persoon gezegd: "Steek die blanke kankerjood dan neer. Je bent toch een crimineel, wees dan een crimineel en steek die blanke kankerjood neer", en
- voornoemde [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd :"Kom hier, ik doe je iets aan";
(onder 4 telastegelegd)
op 30 augustus 2004 te Amsterdam opzettelijk beledigend [slachtoffer 6], in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "En zij is ook een Nazihoer. Vuile vieze gore ouwe trut";
(onder 5 telastegelegd)
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 augustus 2004 tot en met 2 september 2004 te Amsterdam opzettelijk beledigend [slachtoffer 7], in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Je lijkt wel een hoer" en "Oh daar heb je die hoer weer" en "Hoer, hoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(onder 6 telastegelegd)
op 30 augustus 2004 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een bril en een gouden ketting en een overhemd, toebehorende aan [slachtoffer 8], heeft beschadigd door die bril van het gezicht van die [slachtoffer 8] te slaan en die ketting van zijn nek te trekken en aan dat overhemd te trekken;
(onder 9 telastegelegd)
op 19 mei 2004 te Amsterdam, zich in het openbaar, mondeling, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras en/of godsdienst, door toen en daar opzettelijk beledigend op de openbare weg, de Uiterwaardenstraat, hoorbaar voor en in aanwezigheid van derden Nazi-joden te roepen of te zeggen;
op 19 mei 2004 te Amsterdam opzettelijk beledigend [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10], in hun tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Nazi-joden";
(onder 10 telastegelegd)
op 19 mei 2004 te Amsterdam [slachtoffer 11] heeft bedreigd met openlijk geweld met verenigde krachten voornoemd persoon, immers heeft verdachte opzettelijk hem dreigend de woorden toegevoegd :"Ik kom wel met tientallen Marokkanen terug, Noord-Afrikaanse jongeren kunnen erg goed vechten";
(onder 11 telastegelegd)
op 5 juli 2004 te Amsterdam wederrechtelijk is binnengedrongen in een voor de openbare dienst bestemd lokaal gelegen aan de Parnassusweg 220 en in gebruik bij de Rechtbank
Amsterdam;
(onder 12 telastegelegd)
in de periode van 1 september 2004 tot en met 27 september 2004 te Amsterdam opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 12], in het openbaar en in zijn tegenwoordigheid mondeling en door een feitelijkheid heeft beledigd, door die [slachtoffer 12] meermalen de woorden "Hé, varken" toe te voegen en die [slachtoffer 12] eenmaal in diens gezicht te spugen;
(onder 13 telastegelegd)
op 20 september 2004 te Amsterdam opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 13], in het openbaar en in haar tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door die [slachtoffer 13] meermalen het woord "Slaaf" toe te voegen.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
5. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
6. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten 1 tot en met 13 (onder meer) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Nadat hij in een civiele procedure in het ongelijk was gesteld, is verdachte buiten het gerechtsgebouw aan de Parnassusweg actie gaan voeren waarbij hij passanten aansprak. Hij heeft zich daarbij herhaaldelijk beledigend uitgelaten over Joden en hij heeft bij diverse gelegenheden daar mensen beledigd en bedreigd. In één geval is het ook tot een handgemeen gekomen waarbij hij kleding, een bril en een ketting heeft beschadigd. Ook elders in Amsterdam heeft verdachte zich beledigend uitgelaten over Joden en omstanders bedreigd. Zijn optreden bij het gerechtsgebouw heeft bij velen angst en verontwaardiging teweeggebracht en veroorzaakte meer in het algemeen gevoelens van onveiligheid.
Inmiddels echter is het verdachte bij onherroepelijk geworden arrest van 4 november 2004 verboden – zakelijk weergegeven – zich op of in de nabijheid van het justitie-complex te begeven op straffe van een dwangsom.
Desalniettemin rekent de rechtbank het verdachte aan, dat hij, anders dan hij heeft beweerd, op grove en angstaanjagende wijze heeft geprovoceerd.
De rechtbank acht op basis van eerder omtrent verdachte uitgebrachte pro-justitie rapportages verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. Hoewel inmiddels enige tijd is verstreken is er geen aanleiding om aan te nemen dat de destijds geconstateerde persoonlijkheidsstoornis ten tijde van de thans bewezen verklaarde feiten niet meer aanwezig was. Daarbij komt dat de nu bewezen verklaarde feiten op vergelijkbare wijze als in de eerdere rapportages beschreven mede lijken voort te vloeien uit die geconstateerde persoonlijkheidsstoornis.
Bovendien blijkt uit het hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 9 november 2004 dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding een gedeelte van de straf in voorwaardelijk vorm op te leggen.
De rechtbank verwerpt het beroep op artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering dat van de zijde van de verdediging is gedaan. Daaraan is ten grondslag gelegd dat verdachte tijdens het voorarrest is mishandeld door (parket)politie. De door verdachte gestelde gang van zaken - zo daarvan al de juistheid zou komen vast te staan - is echter naar het oordeel van de rechtbank geen vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Reeds hierom gaat het verweer niet op.
Ten aanzien van de benadeelde partijen
Ten aanzien van het onder 1 primair telastegelegde
De steller van de telastelegging heeft het woord “passanten” kennelijk beperkt tot de bij de rechtbank of het parket werkzame personen en/of de bezoekers. Uit de aangifte van [slachtoffer 14] is gebleken, dat hij niet tot die passanten behoorde. Aldus is niet gebleken, dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 14] rechtstreeks schade is toegebracht door het onder 1 primair bewezen geachte feit. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van het onder 6 telastegelegde
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 8] niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van het onder 8 telastegelegde
Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van het beslag.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen goederen zullen worden ontrokken aan het verkeer, omdat deze goederen door verdachte zijn gebruikt bij het plegen van de door haar bewezen geachte strafbare feiten.
De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte weliswaar gebruikt heeft gemaakt van de vlaggen en pamfletten ten tijde van het plegen van de door de rechtbank bewezen geachte feiten, maar dat niet kan worden gezegd dat de strafbare feiten met of met betrekking tot deze voorwerpen zijn gepleegd. Bovendien is het in het bezit hebben van vlaggen en pamfletten niet in strijd met de wet en/of het algemeen belang.
De rechtbank zal derhalve bepalen, dat de inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden teruggegeven aan verdachte.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 137c, 139, 266, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 7 en 8 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 2 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde
Zich in het openbaar, mondeling, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras of hun godsdienst, terwijl het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een gewoonte maakt.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Bedreiging met zware mishandeling.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van het onder 4, 5, 12 en 13 bewezenverklaarde
Eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Ten aanzien van het onder 9 bewezenverklaarde
Zich in het openbaar, mondeling, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras of hun godsdienst
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 10 bewezenverklaarde
Bedreiging met openlijk geweld met verenigde krachten tegen personen.
Ten aanzien van het onder 11 bewezenverklaarde
In een voor de openbare dienst bestemd lokaal wederrechtelijk binnendringen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 14], [slachtoffer 8] en [slachtoffer 2], niet-ontvankelijk in hun vorderingen zijn.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1 1.00 STK Vlag
(2330177)
Palestijnse vlag
1 7.00 STK Vlag
-
2389781
1 6.00 STK Vlag
-
Palestijnse vlaggen en één Surinaamse vlag
2 1.00 STK Vlag
-
Palestijnse vlag met stok 2340610
3 13.00 STK Pamflet
-
2340618
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.F. Bueno, voorzitter,
mrs. E.C. Ruinaard en P. Dondorp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.K. Bos, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 januari 2005.