Parketnummer: 13/021795-04
Datum uitspraak: 26 januari 2005
van de rechtbank Amsterdam, 7e meervoudige kamer B, in de strafzaak tegen:
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
volgens eigen opgave feitelijk wonende en ingeschreven te [adres]
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Havenstraat” te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2005.
Aan verdachte is telastegelegd dat
hij op of omstreeks 24 oktober 2004 te Amsterdam met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een broodje en/of twee salades,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf
Albert Heijn (filiaal [adres]), in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte;
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij op 24 oktober 2004 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een broodje en twee salades, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal [adres]).
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van Jellinek, Justitiële verslavingszorg te Amsterdam d.d. 7 januari 2005, opgemaakt door K.A. Taylor.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De [verdachte] is een recidivist die mede door zijn verslaving regelmatig in aanraking komt met justitie. Tot op heden hebben de behandelingen bij betrokkene niet geleid tot abstinentie en verandering in zijn delictgedrag. Betrokkene heeft bepaalde niet reële denkbeelden o.a. op het gebied van middelengebruik. Er zal tijd moeten worden ingeruimd aan zijn motivatie voordat het voorgestelde plan van aanpak tot uitvoering kan worden gebracht en kans van slagen geeft. De [verdachte] wenst niet mee te werken aan het heroïneproject.
Ook voor het overige wordt aan alle voorwaarden voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de eis volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Bepaalt dat het openbaar ministerie binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J.L.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. H.J. Tijselink en R.M. Troost, rechters,
in tegenwoordigheid van J.H. Zandbergen, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2005.