Parketnummers: 13/021854-04 + 13/021041-04(tul)
Datum uitspraak: 26 januari 2005
van de rechtbank Amsterdam, zevende meervoudige kamer B, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres, thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “De Schans” te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2005.
Aan verdachte is telastegelegd dat:
Ten aanzien van feit 1:
hij op of omstreeks 01 november 2004 te Amsterdam met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer
t-shirts, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
winkelbedrijf Vroom & Dreesmann (filiaal [adres]), in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
Ten aanzien van feit 2:
hij op of omstreeks 23 oktober 2004 te Amsterdam wederrechtelijk is
binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de Dam, perceel 1, en in
gebruik bij de Bijenkorf, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
(Artikel 138 Wetboek van Strafrecht)
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 1 november 2004 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee t-shirts, toebehorende aan winkelbedrijf Vroom & Dreesmann (filiaal [adres]).
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest en hij heeft daarnaast gevorderd de tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 13/021041-04, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 5 augustus 2004 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte voorwaardelijk is veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor de opvang van verslaafden voor de duur van 2 jaar, af te wijzen nu de SOV-regeling als zodanig niet meer bestaat.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Jellinek Justitiële Verslavingszorg d.d.
7 januari 2005. Uit deze rapportage, alsmede de overige gedingstukken blijkt dat verdachte voldoet aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie in de eis volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank acht het daarbij aangewezen dat verdachte in het kader van de ISD-maatregel zoveel mogelijk het SOV programma zal volgen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Bepaalt dat het openbaar ministerie binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J.L.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. H.J. Tijselink en R.M. Troost, rechters,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Versluis, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2005.