Parketnummer: 13/067507-04
Datum uitspraak: 26 januari 2005
van de rechtbank Amsterdam, zevende meervoudige kamer B, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
naar eigen verklaring verblijvende op het adres [adres], thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “De Schans” te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2005.
Aan verdachte is telastegelegd - nadat de telastelegging ter terechtzitting is gewijzigd - dat:
1.
hij op of omstreeks 23 oktober 2004 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een personenauto (Toyota Carina kenteken RD-SZ-50) heeft weggenomen een radio/cd-speler (Pioneer) en/of een jas en/of een of meer cd's en/of een tasje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door een ruit en/of het dashboard en/of een of meer slot(en) van die
personenauto te forceren;
en/of
hij op of omstreeks 23 oktober 2004 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een personenauto (Toyota Carina kenteken RD-SZ-50) en/of een radio/cd-spler (Pioneer) en/of een jas en/of een of meer cd's en/of een tasje en/of andere in voornoemde auto aanwezige spullen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die personenauto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen personenauto en/of radio/cd-speler en/of jas en/of een of meer cd's en/of tasje en/of andere in voornoemde auto aanwezige spullen onder hun/zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, naar die personenauto is toegegaan waarna hij en/of zijn mededader(s) een ruit en/of een of meer slot(en) van die personenauto heeft/hebben geforceerd en/of in die auto heeft/hebben plaatsgenomen en/of die auto heeft/hebben doorzocht en/of het dashboard heeft/hebben geforceerd.
2.
hij op of omstreeks 23 oktober 2004 te Amsterdam voorhanden heeft gehad
een traangasbusje (IDS Super Paralizujacy cs gas 15.001), zijnde een voorwerp
dat bestemd is voor het treffen van personen met (een) verstikkende,
weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen), in elk geval een wapen in de
zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie II, genoemd onder 6.
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
op 23 oktober 2004 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een tasje en/of andere in voornoemde auto aanwezige spullen, toebehorende aan [slachtoffer], en zich daarbij de toegang tot die personenauto te verschaffen door middel van braak, naar die personenauto is toegegaan waarna hij een ruit van die personenauto heeft geforceerd en in die auto heeft plaatsgenomen en die auto heeft doorzocht;
ten aanzien van feit 2:
op 23 oktober 2004 te Amsterdam voorhanden heeft gehad een traangasbusje
IDS Super Paralizujacy cs gas 15.001, zijnde een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met een verstikkende, weerloosmakende en/of traanverwekkende stof.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting geëist dat verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaren zonder aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Jellinek Justitiële Verslavingszorg (JVz) van januari 2005, opgemaakt door H.H. Hogeveen.
Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Met betrokkene is een RISc afgenomen. De hoogste criminogene factoren liggen volgens RISc op de schalen delictgedrag, huisvesting, inkomen, omgaan met geld en druggebruik. Betrokkene is gedurende 15 jaar verslaafd aan harddrugs en heeft gedurende die periode veelvuldig delicten gepleegd om zijn druggebruik te bekostigen. Hulpverleningstrajecten, vrijwillig en in een verplicht kader, hebben geen verbetering gebracht. In de houding van betrokken is ten aanzien van zijn verslaving en delictgedrag een omslag gekomen. Hij erkent zijn verslaving, de daaraan gerelateerde delicten en de gevolgen. De kans van slagen van de aan te bieden begeleiding is het grootst wanneer deze over een lange periode wordt aangeboden in een (in aanvang) gesloten setting.
De JVz adviseert evenals de Stedelijke Toewijzingscommissie betrokkene te veroordelen tot de ISD maatregel.
Ook voor het overige wordt aan alle voorwaarden voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie in de eis volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 75,= ( vijfenzeventig euro).
De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38m, 38n, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 75,= (vijfenzeventig euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], te betalen de som van € 75,= (vijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J.L.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. H.J. Tijselink en R.M. Troost, rechters,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Versluis, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2005.