RECHTBANK AMSTERDAM,
NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER D
Parketnummer: 13/097235-2004
RK nummer: 04/4420
Datum uitspraak: 24 december 2004
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 november 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door de heer Felix Degayon Rojo, Onderzoeksrechter bij het Juzgado Central de Instrucción ? 6, Audiencia Nacional, Madrid, Spanje. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede-tineerd in de Penitentiaire Inrichting “Nieuwegein” te Nieuwegein,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 december 2004. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. O.O. van der Lee, advocaat te Amsterdam gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Engelse taal.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een ‘Court Order’, afgegeven door bovengenoemd gerecht te Madrid en gedateerd 22 maart 1999 ten grondslag.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan een naar het recht van Spanje strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn, dat hij niet de Nederlandse, maar de Britse nationaliteit heeft.
De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen.
Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan dit feit, is niet gebleken.
5.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de Overleveringswet
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van dubbele strafbaarheid niet geldt.
Het feit zou vallen onder nummer 10 op bijlage 1 bij de Overleveringswet, te weten:
Vervalsing met inbegrip van namaak van de euro.
Ingevolge het bepaalde in artikel 7, eerste lid onder 1e OLW dient op een dergelijk feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren te zijn gesteld.
Om dit laatste te kunnen beoordelen is het noodzakelijk dat bij het EAB een of meer wetsartikelen uit de Código Penal Español (het Spaanse Wetboek van Strafrecht) worden overgelegd.
Daar deze wetsartikelen ontbraken heeft de Onderzoeksrechter bij het Juzgado Central de Instrucción ? 6 te Madrid op 17 december 2004 de Engelse vertaling van artikel 386 van genoemd wetboek op verzoek van het Openbaar Ministerie te Amsterdam toegezonden. Dit artikel heeft betrekking op het feit waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht.
Tevens is van de zijde van het Sirene Bureau van het Korps Landelijke Politiediensten informatie ontvangen, die werd toegestuurd door Sirene Spanje. Ook deze informatie heeft betrekking op eerder genoemd Spaans wetsartikel.
Nadat het onderzoek ter zitting was gesloten, is tijdens de beraadslaging gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Uit de door de Spaanse justitie verstrekte informatie valt niet zonder meer op te maken met welk strafmaximum bedoeld feit minimaal wordt bedreigd, met name gelet op het gestelde in de tweede alinea van de door Spanje overgelegde tekst..
Bovendien is niet zonder meer duidelijk op welke verdenking het EAB betrekking heeft. Uit de feitsbeschrijving leidt de rechtbank af dat het in feite gaat om de verdenking van het passieve delict van in bezit hebben van valse of vervalste bankbiljetten, terwijl het aangekruiste feit betrekking heeft op het actieve delict van vervaardigen van vals geld. Het overgelegde wetsartikel heeft betrekking op beide strafbare gedragingen, terwijl voor buitenlandse juristen niet duidelijk is met welke maximum straf het bezit van vals of vervalst geld is bedreigd, nu de straf wordt uitgedrukt in een gradatie van de maximumstraf voor het actieve delict. Teneinde te kunnen beoordelen of de uitvaardigende lidstaat, uitgaande van haar wettelijke bepalingen, in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat het hier een feit betreft waarvoor de dubbele strafbaarheid niet geldt, dient de rechtbank nader te worden geïnformeerd op de aangegeven punten.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onderzoek heropend dient te worden
De rechtbank heropent het onderzoek en schorst dit tot de zitting van
vrijdag 21 januari 2005, 14.15 uur.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de officier van justitie teneinde bij de Spaanse justitie nadere informatie in te winnen met betrekking tot
- de aard van de verdenking en
- met welk strafmaximum bedoeld feit minimaal wordt bedreigd.
De voorzitter beveelt de oproeping van de opgeëiste persoon tegen bovengenoemde zittingsdatum met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman mr. O.O. van der Lee.
De voorzitter beveelt tevens de oproeping van een tolk voor de Engelse taal.
Aldus gedaan door
mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzit-ter,
mrs. F. Salomon en S.K. de Groot, rech-ters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, grif-fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 december 2004.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.