ECLI:NL:RBAMS:2004:AR7687

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
292918
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevelschrift nakosten en de gevolgen van toevoeging in civiele procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2004 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tegen de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Het verzoek strekte tot afgifte van een bevelschrift ex artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin werd verzocht om nakosten van € 172,44 aan [verzoeker] te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] in een eerdere procedure, die leidde tot een vonnis van 24 maart 2004, met een door de Raad voor de Rechtsbijstand verleende toevoeging heeft geprocedeerd. Dit vonnis was aan de Regiopolitie betekend, waarbij de Regiopolitie was veroordeeld om de kosten van dat geding te voldoen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de vraag behandeld of de nakosten, die voortvloeien uit het eerdere vonnis, aan [verzoeker] moeten worden betaald door de Regiopolitie. De Regiopolitie betwistte niet dat zij nakosten verschuldigd was, maar voerde aan dat deze kosten niet aan [verzoeker] maar aan de griffier moesten worden voldaan, conform artikel 243 lid 1 Rv. De rechtbank oordeelde dat de verleende toevoeging geldig was voor de procedure in één instantie, inclusief de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak. Dit betekent dat de nakosten onder de werking van de toevoeging vallen en dat [verzoeker] geen recht heeft op directe vergoeding van de nakosten door de Regiopolitie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van [verzoeker] afgewezen, met de overweging dat de nakosten niet rechtstreeks door de Regiopolitie aan [verzoeker] betaald hoeven te worden, maar dat [verzoeker] een verzoek tot uitbetaling van nakosten kan indienen bij de declaratie van de kosten op basis van de toevoeging. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

292918 / 04-1795 KG
18 oktober 2004
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
TWEEDE ENKELVOUDIGE CIVIELE KAMER
BESCHIKKING
i n d e z a a k v a n:
[naam] [verzoeker],
wonende te Amsterdam,
v e r z o e k e r ,
procureur mr. H.J. Borghuis,
t e g e n :
REGIOPOLITIE AMSTERDAM-AMSTELLAND,
zetelende te Amsterdam,
v e r w e e r d e r ,
procureur mr. G.C. Endedijk.
Verzoeker en verweerder worden hierna [verzoeker] en de Regiopolitie genoemd.
Het verzoekschrift strekt tot afgifte van een bevelschrift ex artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), inhoudende dat de Regiopolitie een bedrag aan nakosten, te begroten op € 172,44, aan [verzoeker] dient te voldoen, uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van de Regiopolitie in de proceskosten.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
- verzoekschrift, met bewijsstukken, ingediend ter griffie op 16 juni 2004;
- proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het verzoek op 6 september 2004, waarvoor waren opgeroepen [verzoeker] en de Regiopolitie, en het daarin vermelde verweerschrift.
De beschikking is bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Vaststaande feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten
a. De Regiopolitie is bij vonnis van deze rechtbank van 24 maart 2004 met rolnummer H.03.2430 onder meer hoofdelijk veroordeeld om aan [verzoeker] de kosten van dat geding te voldoen. In deze dagvaardingsprocedure procedeerde [verzoeker] met een door de Raad voor de Rechtsbijstand verleende toevoeging.
b. Bij exploot van 19 april 2004 is voormeld vonnis aan de Regiopolitie betekend en is aan de Regiopolitie bevel gedaan om onder meer een bedrag van € 172,44 als nasalaris procureur te voldoen.
2. Het verzoek
2.1 [verzoeker] legt aan het verzoek het volgende ten grondslag. Nakosten zijn verschuldigd volgens het liquidatietarief, ongeacht de vraag of [verzoeker] met een toevoeging heeft geprocedeerd. Het is niet redelijk dat de wederpartij kosteloos de voldoening aan het vonnis zou kunnen traineren.
3. Het verweer
3.1 De Regiopolitie verzet zich tegen het verzoek en voert daartoe onder andere het volgende aan.
3.2 De Regiopolitie betwist niet dat zij nakosten is verschuldigd volgens het liquidatietarief. Het systeem van de wet brengt mee dat deze kosten niet aan [verzoeker] maar krachtens artikel 243 lid 1 Rv aan de griffier dienen te worden voldaan. Na de in artikel 243 lid 2 Rv bedoelde verdeling zal vervolgens het restant van het door de griffier geïncasseerde bedrag door de griffier aan mr. Borghuis moeten worden betaald.
4. De beoordeling
4.1 Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] aanspraak heeft op vergoeding van nakosten tot het verzochte bedrag. Wel is in geschil of dit bedrag aan [verzoeker] moet worden betaald door de Regiopolitie. Tussen partijen staat vast dat [verzoeker] in de zaak die heeft geleid tot het vonnis waaruit de nakosten voortvloeien, heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. Verder is niet in geschil dat de toevoeging nimmer is ingetrokken.
4.2 De vraag die partijen verdeeld houdt, is of de nakosten vallen onder de kosten waarvoor de toevoeging is verleend, of dat de werking van de toevoeging is geëindigd met het vonnis. Zou dit laatste het geval zijn, dan zouden na het vonnis gemaakte kosten niet voor vergoeding door middel van de toevoeging in aanmerking komen en zou [verzoeker] rechtstreeks aanspraak kunnen maken op vergoeding van de nakosten door de Regiopolitie. Bij de beantwoording van deze vraag is van belang dat in artikel 32 van de Wet op de Rechtsbijstand is bepaald dat de verleende toevoeging geldig is voor de procedure in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen. Dit brengt mee dat de nakosten vallen onder de werking van de toevoeging. [verzoeker] heeft daarom geen recht op vergoeding van de nakosten door de Regiopolitie, maar kan slechts bij de declaratie van de kosten op basis van de toevoeging een verzoek tot uitbetaling van nakosten indienen.
4.3 Het verzoek zal op grond van het voorgaande worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. G. de Groot, lid van genoemde kamer, en uitge-sproken ter openbare terechtzit-ting van 18 oktober 2004 in tegenwoor-digheid van de griffier.