ECLI:NL:RBAMS:2004:AR7687
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevelschrift nakosten en de gevolgen van toevoeging in civiele procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2004 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tegen de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Het verzoek strekte tot afgifte van een bevelschrift ex artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin werd verzocht om nakosten van € 172,44 aan [verzoeker] te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] in een eerdere procedure, die leidde tot een vonnis van 24 maart 2004, met een door de Raad voor de Rechtsbijstand verleende toevoeging heeft geprocedeerd. Dit vonnis was aan de Regiopolitie betekend, waarbij de Regiopolitie was veroordeeld om de kosten van dat geding te voldoen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling de vraag behandeld of de nakosten, die voortvloeien uit het eerdere vonnis, aan [verzoeker] moeten worden betaald door de Regiopolitie. De Regiopolitie betwistte niet dat zij nakosten verschuldigd was, maar voerde aan dat deze kosten niet aan [verzoeker] maar aan de griffier moesten worden voldaan, conform artikel 243 lid 1 Rv. De rechtbank oordeelde dat de verleende toevoeging geldig was voor de procedure in één instantie, inclusief de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak. Dit betekent dat de nakosten onder de werking van de toevoeging vallen en dat [verzoeker] geen recht heeft op directe vergoeding van de nakosten door de Regiopolitie.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van [verzoeker] afgewezen, met de overweging dat de nakosten niet rechtstreeks door de Regiopolitie aan [verzoeker] betaald hoeven te worden, maar dat [verzoeker] een verzoek tot uitbetaling van nakosten kan indienen bij de declaratie van de kosten op basis van de toevoeging. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.