ECLI:NL:RBAMS:2004:AQ8300

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13.097114-04
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot georganiseerde of gewapende diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 augustus 2004 uitspraak gedaan in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Dr. L. Formanek, rechter bij het Landesgericht für Strafsachen te Wenen, Oostenrijk. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 20 juli 2004, met betrekking tot een opgeëiste persoon die verdacht werd van georganiseerde of gewapende diefstal. De feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, vonden plaats tussen 2001 en 2003 in Wenen en zijn zowel naar Oostenrijks als naar Nederlands recht strafbaar, met een maximale vrijheidsstraf van ten minste twaalf maanden.

De raadsman van de opgeëiste persoon voerde aan dat de overlevering niet toegestaan moest worden voor de eerste vier feiten, omdat er geen samenhang zou zijn met de bankoverval op 10 november 2003. Hij stelde dat de opgeëiste persoon zich ten tijde van de feiten hoogstwaarschijnlijk niet in Oostenrijk bevond, wat hij onderbouwde met documenten en stempels in het paspoort van de opgeëiste persoon. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat het mogelijk is om zonder paspoort grenzen te passeren en dat de afwezigheid van douanestempels niet betekent dat de opgeëiste persoon de feiten niet heeft gepleegd.

De rechtbank benadrukte dat het vertrouwensbeginsel in de weg staat aan een beoordeling van de gegrondheid van de verdenking door de Oostenrijkse rechter. De opgeëiste persoon had ter zitting verklaard betrokken te zijn geweest bij de bankoverval, maar kon zijn onschuld met betrekking tot de andere feiten niet aantonen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat er geen vermoeden van schuld bestond aan de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat aan alle eisen van de Overleveringswet was voldaan en dat de overlevering moest worden toegestaan. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de jongste rechter niet in staat was te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER
Parketnummer: 13.097114-04/OVL-I-2004 017244
RK nummer: 04/2908
Datum uitspraak: 27 augustus 2004
UITSPRAAK
Inzake overlevering in het kader van een Europees aanhoudingsbevel.
GEZIEN de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 juli 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door
Dr. L. Formanek, rechter bij het Landesgericht für Strafsachen te Wenen (Oostenrijk) d.d.
7 juli 2004.
Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van [opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede-tineerd in de Penitentiaire Inrichting “Almere Binnen” te Almere,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
GEZIEN de overige stukken.
GELET OP de behandeling ter openbare zitting van deze recht-bank en kamer van 20 augustus 2004, waar zijn gehoord de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon, bijgestaan door een tolk in de Spaanse taal, en zijn raadsman, mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam.
OVERWEGENDE
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Chileense nationaliteit heeft.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan naar het recht van de uitvaardigende staat strafbare feiten.
Het EAB is gebaseerd op een binnenlands aanhoudingsbevel d.d. 1 december 2003 en een internationaal aanhoudingsbevel d.d. 14 mei 2004.
De feiten zijn omschreven in een door de griffier gewaarmerkte en als bijlage I aan deze uitspraak gehechte fotokopie van onderdeel e) van het EAB. Op verzoek van de officier van justitie hebben de Oostenrijkse autoriteiten bij brief van 20 juli 2004 de omschrijving van de feiten aangevuld. Van deze brief is een fotokopie als bijlage II aan deze uitspraak gehecht.
Het feit, gepleegd te Wenen op 10 november 2003 staat vermeld onder nummer 18 op bijlage 1 van de Overleveringswet, te weten: georganiseerde of gewapende diefstal.
Op dit feit is naar het recht van de uitvaardigende staat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
De feiten, gepleegd te Wenen:
- tussen 28 september en 1 oktober 2001;
- tussen 15 november en 16 november 2002;
- op 16 december 2002 en
- op 19 april 2003
zijn zowel naar het recht van de uitvaardigende staat als naar Nederlands recht strafbaar. Op deze feiten is in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden gesteld.
De raadsman heeft aangevoerd dat overlevering niet dient te worden toegestaan voor de eerste vier feiten, vermeld in onderdeel e) van het EAB. Naar het oordeel van de raadsman is geen samenhang vast te stellen tussen de bankoverval op 10 november 2003 te Wenen en de andere vier feiten. De raadsman heeft overgelegd kopieën van het Chileense paspoort van de opgeëiste persoon. Aan de hand van de diverse in- en uitreisstempels stelt de raadman dat de opgeëiste persoon zich ten tijde van genoemde vier feiten hoogstwaarschijnlijk niet in Oostenrijk bevond. Tevens heeft de raadsman stortingsbewijzen getoond die onlangs van familie van de opgeëiste persoon uit Chili zijn ontvangen. Deze betreffen stortingen die op 26 september 2001 en
29 september 2001 door de opgeëiste persoon vanuit Parijs zijn gedaan.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aanhouding van de behandeling, teneinde de Oostenrijkse autoriteiten te verzoeken aan te geven waarop de verdenking is gebaseerd dat de opgeëiste persoon zich heeft schuldig gemaakt aan bedoelde vier feiten.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe het volgende.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het –zeker binnen Europa- goed mogelijk is zonder paspoort grenzen te passeren. Tevens is het een feit van algemene bekendheid dat het mogelijk is aan een vals of vervalst paspoort te komen. Een en ander leidt tot de conclusie dat de rechtbank aan de aan- of afwezigheid van douanestempels in het paspoort van de opgeëiste persoon niet de gevolgtrekking kan verbinden dat hij de feiten, waarvan hij in Oostenrijk wordt verdacht, onmogelijk kan hebben gepleegd.
Het vertrouwensbeginsel staat er aan in de weg dat de rechtbank zich zou begeven in de beoordeling van de gegrondheid van de verdenking die een Oostenrijkse rechter tegen de opgeëiste persoon heeft.
Gelet op het vorenstaande wijst de rechtbank het verzoek van de raadsman om aanhouding van de behandeling af.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard betrokken te zijn geweest bij de bankoverval op
10 november 2003 te Wenen (Oostenrijk). Hij heeft tevens verklaard niet schuldig te zijn aan de eerste vier feiten, genoemd in onderdeel e) van het EAB waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Hij heeft dit tijdens het verhoor ter zitting echter niet kunnen aantonen. Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan die feiten is niet gebleken.
Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de Overleveringswet daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.
GEZIEN
de artikelen 45, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet;
RECHTDOENDE
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] voornoemd aan de Oostenrijkse justitiële autoriteit ten behoeve van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzit-ter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en S.K. de Groot, rech-ters,
in tegenwoordigheid van G. Bos, grif-fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 augustus 2004.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.