ECLI:NL:RBAMS:2004:AQ8300
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.D. Bonga-Sigmond
- A.J.R.M. Vermolen
- S.K. de Groot
- Rechtspraak.nl
Overlevering in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot georganiseerde of gewapende diefstal
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 augustus 2004 uitspraak gedaan in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Dr. L. Formanek, rechter bij het Landesgericht für Strafsachen te Wenen, Oostenrijk. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 20 juli 2004, met betrekking tot een opgeëiste persoon die verdacht werd van georganiseerde of gewapende diefstal. De feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, vonden plaats tussen 2001 en 2003 in Wenen en zijn zowel naar Oostenrijks als naar Nederlands recht strafbaar, met een maximale vrijheidsstraf van ten minste twaalf maanden.
De raadsman van de opgeëiste persoon voerde aan dat de overlevering niet toegestaan moest worden voor de eerste vier feiten, omdat er geen samenhang zou zijn met de bankoverval op 10 november 2003. Hij stelde dat de opgeëiste persoon zich ten tijde van de feiten hoogstwaarschijnlijk niet in Oostenrijk bevond, wat hij onderbouwde met documenten en stempels in het paspoort van de opgeëiste persoon. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat het mogelijk is om zonder paspoort grenzen te passeren en dat de afwezigheid van douanestempels niet betekent dat de opgeëiste persoon de feiten niet heeft gepleegd.
De rechtbank benadrukte dat het vertrouwensbeginsel in de weg staat aan een beoordeling van de gegrondheid van de verdenking door de Oostenrijkse rechter. De opgeëiste persoon had ter zitting verklaard betrokken te zijn geweest bij de bankoverval, maar kon zijn onschuld met betrekking tot de andere feiten niet aantonen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat er geen vermoeden van schuld bestond aan de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat aan alle eisen van de Overleveringswet was voldaan en dat de overlevering moest worden toegestaan. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de jongste rechter niet in staat was te tekenen.