ECLI:NL:RBAMS:2004:AQ6071
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.J.R.M. Vermolen
- R.B. Kleiss
- R. de Ruijter
- Rechtspraak.nl
Overlevering in het kader van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot georganiseerde diefstal
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 juli 2004 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door de Franse autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1976 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in het Huis van Bewaring “De Grittenborgh” te Hoogeveen. Tijdens de openbare zitting op 9 juli 2004 zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. A. Luyck, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de datum en plaats van de behandeling, maar ervoor heeft gekozen om niet te verschijnen. Hierdoor is het vonnis in kracht van gewijsde gegaan en is het recht op de garantie, bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet, vervallen.
De raadsman heeft betoogd dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is geschonden, omdat de Franse autoriteiten vier jaar hebben gewacht met het nemen van executiemaatregelen. De rechtbank overweegt echter dat artikel 6 EVRM geen recht op tenuitvoerlegging van een vonnis binnen een bepaalde termijn garandeert. Aangezien er geen verjaringstermijn is verstreken, kan het verweer van de raadsman niet leiden tot het niet toestaan van de gevraagde overlevering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan alle eisen van de Overleveringswet is voldaan en dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Franse autoriteiten moet worden toegestaan. De opgeëiste persoon is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor georganiseerde of gewapende diefstal, een feit dat naar het recht van de uitvaardigende staat strafbaar is. De rechtbank heeft op basis van de ingediende stukken en de verklaringen van de opgeëiste persoon besloten om de overlevering toe te staan, zodat de opgeëiste persoon zijn straf kan ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende staat.