ECLI:NL:RBAMS:2004:AQ5032

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/086066-03
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Politierechter uitspraak over de verkoop van absint en de toepassing van de Absintwet 1909

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 juli 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk ter verkoop voorhanden hebben van absint, een sterk alcoholische drank. De telastelegging was gebaseerd op de Absintwet 1909, die de verkoop van absint verbiedt vanwege de gezondheidsrisico's die samenhangen met het gebruik van thujon, een bestanddeel van absint. De zitting vond plaats op 10 juni en 9 juli 2004, waarbij de politierechter de bewijsstukken en verklaringen van deskundigen heeft gewogen.

De politierechter oordeelde dat de verdachte op 28 februari 2003 in Amsterdam absint ter verkoop voorhanden had. Een monster van de in beslag genomen fles werd onderzocht door het Laboratorium Samengestelde Producten, waaruit bleek dat de drank 12,8 mg/l thujon bevatte. De deskundige concludeerde dat de drank als absint kon worden aangemerkt volgens de Absintwet 1909. De verdediging stelde dat het verkoopverbod te onbepaald was en in strijd met Europese regelgeving, maar de politierechter verwierp dit argument. De rechter stelde vast dat de wet duidelijk was en dat de aanwezigheid van thujon in absint gezondheidsrisico's met zich meebracht.

De politierechter concludeerde dat de in beslag genomen drank minder thujon bevatte dan de toegestane hoeveelheid voor bitters, waardoor het ter verkoop voorhanden hebben van de drank niet als strafbaar kon worden aangemerkt. De verdachte werd dan ook ontslagen van alle rechtsvervolging en de politierechter gelastte de teruggave van de in beslag genomen fles absint aan de verdachte. Dit vonnis benadrukt de noodzaak om de regelgeving omtrent alcoholische dranken en de bijbehorende gezondheidsrisico's zorgvuldig te interpreteren en toe te passen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/086066-03
Datum uitspraak: 23 juli 2004
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de politierechter in de rechtbank Amsterdam in de strafzaak tegen:
[verdachte].,
gevestigd op het [adres].
De politierechter heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 juni 2004 en 9 juli 2004.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie als bijlage aan dit vonnis gehecht. De telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
--
3. Waardering van het bewijs
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 februari 2003 te Amsterdan in [verdachte] in perceel [adres] opzettelijk absint (een fles met daarop onder andere de aanduiding Liqueur aux plantes d’Absinthe, alcoholpercentage 55% vol) ter verkoop voorhanden heeft gehad.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Een monster van de inhoud van de bij verdachte in beslag genomen fles is onderzocht in het Laboratorium Samengestelde Producten bij de Keuringsdienst van Waren, Zuid. Het sectorhoofd van dit laboratorium, P. in ’t Veld, vermeldt in zijn deskundigenverklaring van 28 november 2003 onder meer dat volgens de ingredientendeclaratie het product is bereid met absintplanten, dat het monster 12,8 mg/l thujon bevat en dat de aanwezigheid van thujon wijst op het gebruik van alsem in de drank. Op grond van deze bevindingen in combinatie met het hoge alcoholgehalte en het opschrift op het etiket concludeert In ’t Veld dat de drank kan worden aangemerkt als absint in de zin van de Absintwet 1909. De politierechter neemt deze conclusie over.
4. Het bewijs
De politierechter grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
De vertegenwoordiger van verdachte stelt – zakelijk weergegeven - dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De Absintwet 1909 moet onverbindend worden verklaard, danwel buiten werking worden gesteld, nu het daarin vermelde verkoopverbod te onbepaald is en bovendien in strijd met de zogenaamde Europese aromarichtlijn en de regels van de Warenwet betreffende aroma’s, aldus verdachte.
De politierechter volgt verdachte niet in het standpunt dat het verkoopverbod te onbepaald is, nu op relatief eenvoudige wijze is vast te stellen of een drank al dan niet onder de werking van de wet valt.
Voorts overweegt de politierechter als volgt.
Uit de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van de Absintwet 1909 blijkt dat de verkoop van absint destijds is verboden vanwege de gevaren voor de gezondheid bij overmatig gebruik van de drank, veroorzaakt door het bestanddeel thujon. Ook [getuige 1], toxicoloog van beroep, heeft ter terechtzitting verklaard dat thujon de gevaarlijke stof is. In ’t Veld spreekt van het giftige bestanddeel thujon van alsem.
Sinds de inwerkingtreding van de Absintwet 1909 is er regelgeving tot stand gekomen betreffende de aanwezigheid van thujon in eet- en drinkwaren, te weten, in Europees verband, de Richtlijn van de Raad van 22 juni 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake aroma’s voor gebruik in levensmiddelen en de uitgangsmaterialen voor de bereiding van die aroma’s (88/388/EEG) en in Nederland het Warenwetbesluit Aroma’s (hierna respectievelijk: de Europese richtlijn en het warenwetbesluit).
Artikel 4, lid 3, van het warenwetbesluit verbiedt het gebruik van aroma’s indien dit leidt tot een gehalte thujon in eet- of drinkwaren in een hoeveelheid die de in de bijlage bij de Warenwetregeling Stoffen in aroma’s vastgestelde hoeveelheid overschrijdt. Deze hoeveelheid is vastgesteld op 10 mg/kg (10 ppm) voor alcoholische dranken met een alcoholgehalte van meer dan 25% vol en op 35 mg/kg (35 ppm) voor “bitters”.
Deze gehaltes komen overeen met de in de Europese richtlijn genoemde hoeveelheden. Het Wetenschappelijke comite van de Europese Unie heeft de Europese Commissie geadviseerd tot handhaving van genoemde maxima thujon in voedsel en drank (Opinion of the Scientific Committee on Food on Thujon, 6 februari 2003).
De politierechter zal de Absintwet 1909 niet buitenwerking stellen of onverbindend verklaren, zoals door verdachte verzocht. Genoemde regelgeving staat de aanwezigheid van thujon in drank immers slechts toe in beperkte, vastgestelde hoeveelheden. Wel dient beoordeeld te worden of het bewezene, gelet op die regelgeving een strafbaar feit oplevert.
Genoemde regelgeving maakt een onderscheid tussen “bitters” en andere sterk alcoholische dranken. Naar het oordeel van de politierechter is aannemelijk geworden dat de onder verdachte in beslag genomen drank een bitter is. Zij wijst daarvoor op de volgende omstandigheden.
Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal definieert bitter als een aromatisch extract van kruiden of schillen. P. in ’t Veld beschrijft absint als een bitter smakende, sterk alcoholische drank met een felgroene kleur, gemaakt van alcoholische extracten van onder meer anijs, venkel en alsem. [Getuige 2], stafmedewerker bij het Produktschap Dranken, heeft ter terechtzitting verklaard dat “bitters” een algemene omschrijving is van drank met meer dan 15% alcohol met een bittere smaak en hij noemt absint een bitter.
Nu de bij verdachte in beslag genomen drank minder thujon bevat (namelijk: 12,8 ppm) dan de voor een bitter toegestane hoeveelheid (35 ppm), kan niet worden geoordeeld dat het ter verkoop voorhanden hebben van die drank een strafbaar feit oplevert.
De politierechter zal verdachte dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging.
6. De strafbaarheid van verdachte
De overwegingen in rubriek 5 brengen mee dat de politierechter niet toekomt aan de beoordeling van het beroep van verdachte op afwezigheid van alle schuld.
De politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
7. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 1 van de Absintwet 1909
Verklaart het bewezene niet strafbaar.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Gelast de teruggave aan verdachte van een fles Liqueur aux plantes d’Absinthe.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.E. Geradts, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. de Ruijter, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juli 2004.