Datum uitspraak: 24 december 2003
van de rechtbank Amsterdam, achtste meervoudige kamer E, in de strafzaak tegen:
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvende op het [adres] te [woonplaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 december 2003.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
…
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het onder 1 primair telastegelegde:
te Hilversum op 26 oktober 2002 omstreeks 23:46 uur, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende achtereenvolgens op de wegen, de Lage Naarderweg en de Naarderweg, komende uit de richting van het centrum van Hilversum en gaande in de richting van de Bussummergrintweg, welke wegen ter plaatse waren gelegen binnen de bebouwde kom van Hilversum en op welke wegen ter plaatse een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was toegestaan, zich zodanig, te weten roekeloos heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden gedood en [slachtoffer 3] zodanig zwaar lichamelijk letsel, te weten onder meer ernstig hersenletsel, een longkneuzing en wervelboogbreuken werd toegebracht dat die [slachtoffer 3] op 29 oktober 2002 te 19:30 uur is overleden en [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel, te weten een bekkenbreuk, een bovenbeenbreuk (links), gecompliceerde onderbeenbreuken (links en rechts) en een onderarmbreuk (links) werd toegebracht en [slachtoffer 5] zwaar lichamelijk letsel, te weten een ernstige hersenschudding, gebroken ribben, een longkneuzing, een klaplong en een gebroken jukbeen werd toegebracht en [slachtoffer 6] zwaar lichamelijk letsel, te weten een halswervelfractuur, werd toegebracht;
hij, verdachte, heeft zich toen en daar achtereenvolgens op die Lage Naarderweg en op die Naarderweg, als bestuurder van die personenauto, als volgt gedragen:
verdachte heeft, terwijl hij niet in het bezit was van een geldig Nederlands rijbewijs en terwijl hij wist dat de voorbanden van die personenauto niet over de gehele breedte van het loopvlak waren voorzien van een profilering, met die personenauto binnen de bebouwde kom van de gemeente Hilversum gereden, terwijl zich in die personenauto zeven passagiers bevonden, met een hoge snelheid;
vervolgens heeft verdachte de macht over de besturing van die personenauto verloren , waardoor die personenauto is gaan slingeren;
vervolgens is verdachte, gekomen bij het bord dat het einde van de bebouwde kom van de gemeente Hilversum aangaf, met die personenauto, met vorenomschreven snelheid, tegen de linker achterzijde van een op de voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer bestemde weghelft rijdende andere personenauto, bestuurd door [bestuurder], aangebotst;
vervolgens is verdachte met die door hem bestuurde personenauto naar links gezwenkt en - na achtereenvolgens dwars over het langs die Naarderweg gelegen fietspad en de berm van die Naarderweg te zijn gereden en een in die berm gelegen talud te zijn afgereden - uiteindelijk tegen in dat talud staande bomen aangebotst, waardoor genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden gedood en waardoor genoemde [slachtoffer 3] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel de dood tengevolge hebbende werd toegebracht en waardoor genoemde [slachtoffer 4] en genoemde [slachtoffer 5] en genoemde [slachtoffer 6] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
Ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
op 26 oktober 2002 te Hilversum, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, heeft gereden op de weg, de Naarderweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7.1. Motivering van de straffen
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op de late avond van 26 oktober 2002 een dramatisch ongeval veroorzaakt. Hij heeft die avond, terwijl hij - naar eigen zeggen - bekaf was, zijn stiefzoon en diens vrienden van het verjaardagsfeest dat zijn stiefzoon die avond bij hem thuis in Hilversum vierde, naar een uitgaansgelegenheid in het nabijgelegen Bussum willen brengen. Verdachte heeft toegestaan dat er zeven jonge mensen in de leeftijd van 16 tot 19 jaar bij hem in de auto zijn gaan zitten. Door het grote aantal personen in de auto werd deze moeilijker bestuurbaar. Desondanks is verdachte niet rustig gaan rijden maar is hij daarentegen veel harder gaan rijden dan de in de bebouwde kom van Hilversum toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Vlak voor het verlaten van de bebouwde kom van Hilversum is verdachte de macht over het stuur verloren, gaan slingeren en uiteindelijk tot stilstand gekomen tegen een aantal bomen. Van de zeven passagiers zijn er die avond twee onmiddellijk overleden, verdachtes stiefzoon is een paar dagen na het ongeval aan zijn verwondingen overleden. Drie anderen hebben zwaar lichamelijk letsel opgelopen, bij een van hen moest uiteindelijk een been worden geamputeerd. Verdachte heeft door zijn onverantwoordelijke, roekeloze handelen onpeilbaar veel verdriet veroorzaakt bij de nabestaanden van de overleden jongens. Bij degene die het ongeluk hebben overleefd, heeft hij naast al het lichamelijk letsel, naar de ervaring leert psychisch leed veroorzaakt waaronder zij mogelijk nog lang gebukt zullen gaan. Roekeloos gedrag in het verkeer lijdt niet zelden tot ernstige gevolgen, weliswaar ongewilde gevolgen maar gevolgen die hadden kunnen uitblijven als men op een verantwoorde wijze aan het verkeer had deelgenomen. De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, overwogen verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. In de omstandigheden dat verdachte zijn eigen stiefzoon is verloren bij het ongeluk en daarvoor de verantwoordelijkheid draagt, zelf ook gewond is geraakt en niet eerder is veroordeeld voor een dergelijk misdrijf, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden en daarbij een proeftijd van na te noemen duur bepalen. Om de ernst van het feit te benadrukken zal verdachte daarnaast veroordeeld worden tot een werkstraf van na te noemen - maximale - duur. Gelet op verdachtes roekeloze rijgedrag en het gevaar dat hij daarmee op de weg heeft veroorzaakt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte als bijkomende straf ook de bevoegdheid motorrijtuigen te mogen besturen voor een aanzienlijke periode moet worden ontzegd.
7.2. Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Gelet op de samenhang van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde, en de geringe ernst van het feit afgezet tegen de ernst van het onder 1 primair bewezenverklaarde, zal voor het onder 2 bewezenverklaarde, een overtreding, niet ook nog afzonderlijke een straf of maatregel worden opgelegd maar zal de rechtbank volstaan met verdachte hiervoor schuldig te verklaren.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en de bijkomende straf zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, meermalen gepleegd en overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 107, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde voorts tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 4 (vier) maanden.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 3 (drie) jaren.
Bepaalt ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Weverink-Berkhout, voorzitter,
mrs. S.G. Ellerbroek en A.C. Loman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2003.