ECLI:NL:RBAMS:2003:AK3462

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/077026-02
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dubbele moord in het drugscircuit met liquidatie van twee Ghanezen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van medeplichtigheid aan een dubbele moord en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De zaak is voortgekomen uit de verdwijning van een partij cocaïne op Schiphol, wat leidde tot de liquidatie van twee Ghanezen in de bossen van Noordeloos. De rechtbank heeft de zaak behandeld op meerdere zittingen in 2003, waarbij de verdachte op 11 september 2003 werd veroordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen was van het primair telastegelegde, maar wel van het subsidiair telastegelegde. De verdachte werd medeplichtig bevonden aan de moord en het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van de slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes jaar op, waarbij de omstandigheden van de zaak, de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de liquidatie zwaar wogen. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding werd geëist voor de begrafeniskosten en andere gerelateerde uitgaven. De rechtbank benadrukte de impact van de liquidatie op de samenleving en de nabestaanden van de slachtoffers, en de professionaliteit waarmee de liquidatie was uitgevoerd, wat zorgwekkend was voor de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer:
Datum uitspraak: 11 september 2003
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres, gedetineerd in het Huis van Bewaring.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 maart 2003, 13 maart 2003, 20 juni 2003 en 29 augustus 2003.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
--------------
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
ten aanzien van het onder 1 subsidiair telastegelegde:
[mededader] en [[medeverdachte] in de periode van 17 november 1998 tot en met 22 november 1998 te Noordeloos, tezamen en vereniging opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer1] en [slachtoffer2] van het leven hebben beroofd, immers hebben [mededader] en/of [medeverdachte] met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg [slachtoffer1] meegenomen vanuit een bestelbusje en vervolgens [slachtoffer1] meermalen met een vuurwapen kogels in het hoofd geschoten en het lichaam van [slachtoffer1] vervolgens in een sloot terecht doen komen, tengevolge van welk schieten voornoemde [slachtoffer1] ernstig hoofd- en hersenletsel en een hersenvliesbloeding heeft opgelopen waardoor hij is overleden, en hebben [mededader] en/of [medeverdachte] met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, [slachtoffer2] meegenomen vanuit een bestelbusje en vervolgens [slachtoffer2] meermalen met een vuurwapen kogels in het hoofd geschoten en het lichaam van [slachtoffer2] vervolgens in een sloot terecht doen komen, tengevolge van welk schieten [slachtoffer2] ernstig hoofd- en hersenletsel en een hersenvliesbloeding heeft opgelopen, waarna [slachtoffer2] door dat letsel is overleden,
tot welke bovenomschreven misdrijven hij, verdachte, in de periode van 17 november 1998 tot en met 22 november 1998 te Almere en te Noordeloos en elders in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte, voormeld bestelbusje, met daarin onder andere [mededader] en [medeverdachte] en anderen en [slachtoffer1] en [slachtoffer2] naar Noordeloos bestuurd.
ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
verdachte in de periode van 17 november 1998 tot en met 22 november 1998 te Amsterdam en te Almere en te Noordeloos en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer1] en [slachtoffer2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders
- [slachtoffer1] en [slachtoffer2] plaats laten nemen in een bestelbusje
- en de handen van [slachtoffer1] en [slachtoffer2] geboeid en vastgebonden en
- de ogen van [slachtoffer1] en [slachtoffer2] met tape afgeplakt en
- de mond van [slachtoffer1] en [slachtoffer2] met tape afgeplakt en
- [slachtoffer1] en [slachtoffer2] aldus meegenomen (van Amsterdam en Almere) naar Noordeloos;
ten aanzien van het onder 3 telastegelegde:
verdachte in de periode van 17 november 1998 tot en met 22 november 1998 te Amsterdam en te Almere en te Noordeloos en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte en een of meer van zijn mededaders
- [slachtoffer3] plaats laten nemen in een voertuig en
- [slachtoffer3] meegenomen van Amsterdam naar Almere en Noordeloos, en
- een dreigende en intimiderende sfeer geschapen door twee bekenden van [slachtoffer3] te weten [slachtoffer1] en [slachtoffer2] vast te binden en de ogen en de mond af te plakken met tape en
- [slachtoffer3] een vuurwapen tegen het hoofd gehouden.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf en maatregel
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is medeplichtig geweest bij een dubbele moord. Verdachte is met de auto meegegaan toen de slachtoffers [slachtoffer3], [slachtoffer2] en [slachtoffer1] van hun huis werden opgehaald. In het bestelbusje waarin de slachtoffers [slachtoffer1] en [slachtoffer2] zich bevonden, is met wapens gedreigd en zijn hun ogen en mond afgeplakt met tape en hun handen geboeid, zodat zij zich niet vrijelijk konden bewegen.
Vervolgens heeft verdachte het bestelbusje met daarin de geknevelde slachtoffers [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en het slachtoffer [slachtoffer3] naar een afgelegen plek gereden zodat de plegers van de moord ongestoord hun gang konden gaan. De slachtoffers [slachtoffer2] en [slachtoffer1] zijn, terwijl zij volkomen weerloos waren, aangezien zij niets konden zien en op geen enkele wijze konden communiceren, uit het busje gehaald en naar een stille plek gebracht. Kort daarop zijn de slachtoffers op brute wijze afgemaakt door hen kogels in het hoofd te schieten. Vervolgens zijn de slachtoffers in een sloot achtergelaten.
De beide slachtoffers zijn onder mensonterende omstandigheden meegenomen en moeten vreselijke doodsangsten hebben beleefd in hun laatste levensuren.
Door hun handelen hebben verdachte en diens mededaders zich tevens schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer3], [slachtoffer1] en [slachtoffer2].
Tijdens de liquidatie is verdachte bij de bestelbus gebleven om te zorgen dat [slachtoffer3] niet weg kon gaan. Kort nadat de hem bekende slachtoffers [slachtoffer1] en [slachtoffer2] in de nabije omgeving van [slachtoffer3] waren vermoord, is [slachtoffer3] een vuurwapen op het hoofd gezet.
Het kennelijke gemak en de berekenendheid waarmee deze liquidatie is gepleegd, geeft blijk van een professionaliteit die de rechtbank ernstige zorgen baart.
Er is hebben gehandeld uit puur financieel belang, met als kennelijk doel ordehandhaving binnen het criminele drugscircuit, vanwege de vermeende verdwijning van een, in feite door de politie inbeslaggenomen, partij cocaïne.
Door dergelijke liquidaties, waaraan verdachte medeplichtig is geweest, worden reeds in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid vergroot.
De onverwachte en gewelddadige dood van beide slachtoffers laat diepe en onherstelbare sporen na in het leven van de nabestaanden.
Ten aanzien van de benadeelde partij, [benadeelde partij2].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 3259,39 (zegge: drieduizendtweehonderdennegenenvijftig euro en negenendertig eurocent), zijnde de begrafeniskosten. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet zo eenvoudig van aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [benadeelde partij2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij, [benadeelde partij1].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 5649,89 (zegge: vijfduizendzeshonderdnegenenveertig euro en negenentachtig eurocent), zijnde € 3259,39 aan begrafeniskosten, € 408,40 aan kosten voor de grafsteen, € 1014,20 aan huur van het restaurant Bijlmer Sportcentrum, € 167,90 aan huur van stoelen en € 800,- zijnde de in redelijkheid gewaardeerde kosten voor de bijstand van de raadsman.
De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet zo eenvoudig van aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [benadeelde partij1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 48, 57, 282 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder 1 primiar telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Medeplichtigheid aan moord, meermalen gepleegd
ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 JAREN.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2], wonende op het adres toe tot een bedrag van € 3259,39 (zegge: drieduizendtweehonderdennegenenvijftig euro en negenendertig eurocent).
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij2], te betalen de som van € 3259,39 (zegge: drieduizendtweehonderdennegenenvijftig euro en negenendertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1], wonende op het adres toe tot een bedrag € 5649,89 (zegge: vijfduizendzeshonderdnegenenveertig euro en negenentachtig eurocent).
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij1], te betalen de som van € 5649,89 (zegge: vijfduizendzeshonderdnegenenveertig euro en negenentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1 28.00 STK Foto
-
Kleurenfoto's
2 1.00 STK Schrift
-
blocknote met berekeningen
3 1.00 STK Ansichtkaart
-
gericht aan [verdachte]
4 1.00 STK Kentekenbewijs
-
deel 2,
5 1.00 STK Waardebon
-
Money Transfer, afzender [verdachte]
6 1.00 STK Poststuk
-
Oproeping van Justitie
7 2.00 STK Foto
-
Kleurenfoto's
8 1.00 STK Paspoort
Nederlands Paspoort tnv. [verdachte]
9 1.00 STK Telefoontoestel
NOKIA
GSM,+ kaart van Telfort, nr
Dit vonnis is gewezen door
mr. U.W. baron Bentinck, voorzitter,
mrs. G.P.C. Janssen en J.J. Molenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Jansen, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 september 2003.