ECLI:NL:RBAMS:2003:AI0400

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
220795/H 01.1358
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Privacy-inbreuk door open brief aan de Hoge Raad over verzetsverleden

Op 16 juli 2003 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [eiser] en [gedaagde]. De zaak betreft een open brief van [gedaagde] aan de Hoge Raad, waarin zij twijfels uitspreekt over de verzetsdaden van [eiser], die in de Tweede Wereldoorlog een joodse onderduiker heeft omgebracht. De rechtbank oordeelt dat de open brief inbreuk maakt op de privacy en reputatie van [eiser], maar dat deze inbreuk, na afweging van de belangen, niet onrechtmatig is. De rechtbank stelt vast dat [eiser] zelf opnieuw in de publiciteit is getreden over zijn verleden, onder andere door een interview in het televisieprogramma 'Het Uur van de Wolf'. Dit maakt zijn beroep op privacy minder zwaarwegend. De rechtbank concludeert dat de open brief, hoewel scherp en provocerend, niet onrechtmatig is, omdat [gedaagde] het recht heeft om vragen te stellen bij de verzetsclaims van [eiser]. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

220795/H 01.1358
vonnis 16 juli 2003
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE CIVIELE KAMER
VONNIS
i n d e z a a k v a n :
[eiser]
wonende te [woonplaats],
e i s e r,
procureur mr. H.F. Doeleman,
t e g e n :
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
g e d a a g d e,
procureur mr. E.E. van der Laan.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
- dagvaar-ding van 11 mei 2001;
- conclusie van eis, met bewijsstukken;
- conclusie van antwoord, met bewijsstukken, waaronder processen-verbaal van de op verzoek van [eiser] gehouden voorlopige getuigenverhoren;
- conclusie van repliek en vermeerdering van eis, met bewijsstukken;
- conclusie van dupliek;
- pleidooi dat gehouden is op 14 februari 2003, het daarvan opgemaakte proces-verbaal, pleitnotities van de raadslieden en een bij pleidooi vertoonde videoband;
- verzoek vonnis wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Vaststaande feiten
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) betwist, alsmede op grond van de in zoverre niet bestreden in-houd van overgelegde bewijs-stuk-ken, staat het volgende vast.
a. [eiser] heeft op 24 mei 1943 een bij hem ondergebrachte joodse onderduiker van Duitse origine genaamd [slachtoffer] om het leven gebracht. [eiser] is terzake op 15 juni 1944 veroordeeld wegens doodslag (en het onttrekken van het lijk aan nasporing) tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar. Op 17 januari 1946 is hem gratie verleend in die zin dat hem het nog onvervulde gedeelte van de straf is kwijtgescholden.
b. In een artikel in het NRC Handelsblad van 1 december 1989 heeft [eiser] zich over het ombrengen van [slachtoffer] uitgelaten. In dit artikel is hij onder meer geciteerd als volgt: " Er zijn in dit land twee gevallen geweest die als gevolg van verzetsactiviteiten in aanraking zijn gekomen met de toenmalige Nederlandse justitie. Een ervan ben ik. (…)Ik heb al dingen gefilmd en gereconstrueerd, materiaal verzameld uit de oorlog, zelfs over de liquidatie van die onderduiker, die voor mij gewoon een levensbedreiging was -en niet voor mij alleen, maar ook voor anderen- en na gemeen overleg moest worden geliquideerd."
c. Naar aanleiding van dit artikel zijn in januari en februari 1990 artikelen verschenen in Het Parool van de hand van Bart Middelburg. Bij arrest van 26 augustus 1993 heeft het Ge-rechtshof te Amsterdam (met vernietiging van het vonnis van deze rechtbank van 10 juli 1991 in zoverre) voor recht verklaard dat deze artikelen over [eiser], waarin de beschuldiging overheerst dat hij zich zou hebben schuldig gemaakt "aan een (ordinaire) roofmoord" voor [eiser] beledigend zijn en Het Parool en Middelburg veroordeeld tot betaling van ƒ 50.000,- aan materiële schadevergoeding en ƒ 50.000,- aan immateriële schadevergoeding. Het van deze uitspraak ingestelde cassatieberoep is bij arrest van 6 januari 1995 (NJ 1995, 422) door de Hoge Raad verworpen.
d. Bij uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 november 1997 in het geding tussen [eiser] en de Pensioen en Uitkeringsraad heeft de Centrale Raad kort gezegd ge-oordeeld dat het doden van [slachtoffer] door [eiser] niet tot zijn verzet in de zin van artikel 1 eerste lid van de Wet Buitengewoon Pensioen 1940-1945 behoort, zodat het door [eiser] mede op die grond aangevraagde pensioen in zoverre terecht is geweigerd. Daarbij heeft de Centrale Raad overwogen dat voor het bestaan van een noodsituatie in objectieve zin, verband houdende met verzetsactiviteiten, geen gegevens aanwezig zijn die niet ten gronde berusten op opgaven van [eiser] zelf. Aan zijn oordeel heeft de Centrale Raad toege-voegd dat het feit dat de Grote Adviescommissie der Illegaliteit in januari 1946 de rehabilita-tie van [eiser] heeft uitgesproken niet tot een andere slotsom leidt, nu niet is kunnen blijken dat daaraan daadwerkelijk verificatie van feiten ten grondslag ligt en dat dit ook geldt voor de gratiëring van [eiser] in 1946.
e. Op 1 december 1997 was het NPS-televisieprogramma "Het Uur van de Wolf" gewijd aan een portret van [eiser]. Het programma is op 23 mei 1998 herhaald. In dit programma wordt hij geïnterviewd over de zaak [slachtoffer]. [eiser] zegt daarover onder meer:
"Totdat er een advies kwam: je slaat hem bewusteloos en je moet hem verdrinken, een ge-luidloze operatie, en ik zorg dat hij wordt afgevoerd. En dan komt zo'n auto dus niet. Want dan is er een chauffeur ziek die betrouwbaar is.(…) Ja, ik ben de uitvoerder van die daad en toen de oorlog dus voorbij was, had ik verwacht, nou nu treedt er een artikel in werking en dat artikel wás er dus niet, daar voorzag de Nederlandse grondwet niet in, dat daden, die voortvloeiden uit het verzet, maar door de Nederlandse Justitie berecht, dat die ogenblikkelijk voor invrijheidstelling in aanmerking kwamen.(…) Dus de procedurele zaak was alleen nog maar: ik kan een gratie vragen. En ben dan de straat op, met welnemen van Majesteit. En dat is dus gebeurd. En in dat verslag van dat gratieverzoek, wat de minister dan heeft uitgeschreven, daar wordt dan ook gereleveerd dat ik aan het Nederlandse verzet heb deelgenomen en toen heeft de Grote Adviescommissie der Illegaliteit een verklaring doen publiceren in alle toen verschijnende dagbladen: [eiser] is in vrijheid gesteld en daarmee is zijn casus teruggebracht tot de proporties waar ie hoort: dit was een casus van een liquidatie die diende te gebeuren in het belang van het verzet. Punt uit af." De genoemde verklaring van de Grote Adviescommissie der Illegaliteit verscheen tijdens het interview langdurig en goed leesbaar als persbericht in beeld. Deze verklaring houdt onder meer in dat [eiser] "deze daad moest verrichten in het belang van het verzet tegen den onderdrukker: het slachtoffer leverde door zijn gedrag een groot gevaar op voor den verzetsstrijd. Naar aanleiding van deze feiten is [eiser] thans gerehabiliteerd en in vrijheid gesteld."
f. Op 6 oktober 1998 heeft de journalist [gedaagde] een column over [eiser] aange-boden aan het Algemeen Dagblad, met afschrift aan de procureur van [eiser], met als titel "Verzetsheld aan mijn hoela". Nadat de procureur van [eiser] daartegen bij brieven van 7 en 8 oktober 1998 had geprotesteerd, heeft het Algemeen Dagblad afgezien van publicatie van de column.
g. Op 2 november 1998 heeft [gedaagde] naar aanleiding daarvan een 'OPEN BRIEF AAN DE HOGE RAAD' (verder: de Open Brief) gestuurd, welke eveneens is gestuurd aan een aantal landelijke dagbladen en de procureur van [eiser]. Ook heeft zij deze (enigszins aangepaste en aangevulde) Open Brief op haar website geplaatst. Deze Open Brief luidt als volgt:
"Amsterdam, 2 november 1998
Geachte Hoge Raad,
Ik schrijf U over een onderwerp dat ik, als ik de juristen geloven mag, nooit meer kan aanroeren. Nou ja, ik kan het wel doen, maar, aldus die juristen, dan krijg ik onmiddellijk een proces met een dikke vette schadeclaim aan mijn broek, dat ik gegarandeerd ga verliezen.
Waarom zal ik dat proces onvermijdelijk verliezen? Omdat ik het verleden van de cineast Louis van Gasteren niet meer mag oprakelen. Ik dacht altijd dat je in een vrij en beschaafd land alles mocht schrijven, zolang je je maar niet bezondigt aan racisme, opruiing, laster of smaad, maar dat schijnt niet waar te zijn. En dat komt, aldus die deskundige juristen, doordat Uw Raad op 17 februari 1995 een arrest heeft gewezen, waarin het, kort samengevat, onrechtmatig wordt verklaard om ooit nog een letter te publiceren over het feit dat Louis van Gasteren in de oorlog een onderduiker heeft vermoord. Waarom mag je daar niet over schrijven? Omdat, aldus de teneur van Uw arrest, Louis nu genoeg geleden heeft onder het oprakelen van deze affaire, en omdat het niet aangaat zijn privacy, zoveel jaren na dato, nog langer te schenden. Hij heeft toch indertijd gratie gekregen van minister Kolfschoten van justitie? Dus zand erover! Ik hoop dat ik zo, in lekentermen, Uw arrest adequaat heb samengevat. Zo is het mij althans uitgelegd door drie op dit gebied doorknede juristen.
Louis zelf, die mag, gek genoeg, zijn verleden oprakelen zoveel hij maar wil. Zelfs als hij daarover flagrante leugens debiteert. Hij is met dat oprakelen notabene, in een NRC-interview van december 1989, zelf begonnen! Hij mag tot op de huidige dag graag in interviews vertellen dat hij bezig is een film te maken over zijn oorlogsavontuur, dat volgens hem dezelfde thematiek heeft als W.F. Hermans verzetsroman De donkere kamer van Damocles. Ook zijn invloedrijke supporters uit CPN-kring (zoals wijlen Jan Vrijman, en onlangs weer Elsbeth Etty) hebben niets van U te vrezen als zij de beroemde Moord in de Beethovenstraat in hun columns ter sprake brengen. Zelfs niet als zij daarover flagrante leugens debiteren.
Omdat dit een Open Brief is, en niet iedereen weet waar ik het over heb, even een korte samenvatting: Louis van Gasteren heeft in 1943 vijf dagen een invalide onderduiker in huis gehad, die hij vervolgens met een zwaar voorwerp de schedel heeft ingeslagen, en tenslotte in de badkuip heeft verzopen. Hij werd prompt gepakt, omdat hij zo onnozel was geweest 's mans lijk in het water te dumpen met behulp van een bootje dat hij gehuurd had onder zijn eigen naam (Dit alleen al is voor mij persoonlijk afdoende om zeker te weten dat hij nooit iets met het georganiseerd verzet te maken kan hebben gehad; het eerste wat je kreeg als je in het verzet ging, al was het maar als koerier, dat was een schuilnaam. Maar ik dwaal af.) :De moord werd berecht, en Van Gasteren werd veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf. Zelf noemt hij deze moord altijd "een noodzakelijke liquidatie in het belang van het Verzet". De bewuste onderduiker, genaamd Walter Oettinger, zou mataglap zijn geworden, en met zijn onberekenbare gedrag het leven van Van Gasteren en zijn collega-verzetshelden in gevaar hebben gebracht.
Louis zat namelijk in het Verzet. Beweert hij. Zijn zuster Josefine, die tijdens de moord op de uitkijk stond ("Mijn vader studeert een rol in", zei ze tegen de buren die op het kabaal afkwamen), die had weliswaar – dat was een publiek geheim binnen het Amsterdamse politiekorps – een verhouding met de hoogste SD-chef in den lande Willy Lages, maar dat mocht kennelijk de pret niet drukken. ,,Roddels bij de Amsterdamse politie, daar hebben wij geen boodschap aan'', zult U zeggen, en daar hebt U gelijk in. Maar ik wil ze toch ter sprake brengen, en wel om de nagedachtenis te eren van de Amsterdamse rechercheur die met het onderzoek naar de moord was belast. Hij heette Henk Sleijfer. Zodra hij probeerde Josefine op verdenking van medeplichtigheid aan de tand te voelen, liet Lages hem door de SD op de Euterpestraat ontbieden, beschuldigen van het opmaken van een vals verbaaltje, en deporteren naar een concentratiekamp.
Sleijfer is nooit teruggekomen. Jozefine daarentegen mocht kort na de bevrijding alweer verzetspoëzie voordragen bij de Nationale Herdenking op de Dam. In 1978 werd zij geridderd tot officier in de Orde van Oranje Nassau.
Let wel: ik heb deze wijsheid uit de beste bron. De romance tussen Josefine en Willy Lages, en de fatale gevolgen die dat voor de arme Henk Sleijfer heeft gehad, het is allemaal uitvoerig ter sprake geweest in het proces dat Van Gasteren indertijd tegen het Parool heeft aangespannen, en uiteindelijk – dankzij Uw Raad – nog heeft gewonnen ook.
Die zege heeft mij altijd in hoge mate verbaasd. U weet net zo goed als ik dat niemand ooit heeft kunnen achterhalen wat Louis nou zoal deed in het Verzet, behalve dan een onderduiker vermoorden. Hij beweert dat hij deel uitmaakte van de z.g. Vrije Groepen, maar daar zat toevallig mijn eigen oom in, en die leeft gelukkig nog, en die kan met de hand op het hart (en desgewenst onder ede) verklaren dat Louis daar nooit iets mee uitstaande heeft gehad. Louis beweert voorts dat hij na de oorlog "geheel is gerehabiliteerd door de Grote Adviescommissie der Illegaliteit", en U weet net zo goed als ik dat dat eveneens een leugen is: Louis heeft na de oorlog gratie gekregen, op voorspraak van zijn beroemde ouders, die een vooraanstaand verzetsstrijder, Karel de Vries, hadden overgehaald een goed woordje voor hun zoon te doen bij minister Kolfschoten van justitie. Diezelfde Karel de Vries (onthoud die naam!) heeft daarna een persberichtje laten opstellen (op briefpapier van de Grote Adviescommissie der Illegaliteit, maar daar wisten de andere leden van de Adviescommissie der Illegaliteit niets van!), waarin het heette dat Louis thans "volledig" was "gerehabiliteerd". Dat persberichtje is toen klakkeloos door de NRC overgenomen. Ik heb het knipsel nog. Van Gasteren ook. Hij schermt er onophoudelijk mee. Als journalisten zijn verzetsrelaas op goede gronden in twijfel trekken loopt hij namelijk meteen naar de rechter, maar als zij aperte leugens over hem debiteren wrijft hij tevreden in zijn handen. En Uw Raad is hem daarbij behulpzaam, als ik zo vrij mag zijn. Karel de Vries heeft later zelf toegegeven dat hij van de moordzaak niets afwist, en zich alleen maar voor die kar had laten spannen om de Van Gasterens (voor wie hij kennelijk een heilig ontzag had) een plezier te doen. Dit staat allemaal vast, dat weet Uw Raad net zo goed als ik.
Over de werkelijke motieven van Van Gasteren om die onderduiker om zeep te brengen ga ik niet speculeren. Ik kijk wel uit. Wel staat vast dat die onderduiker een klein fortuin aan geld bezat, dat hij dag en nacht bij zich droeg. Dat weet Uw Raad net zo goed als ik. Uw Raad weet eveneens net zo goed als ik dat Louis kort na de moord door getuigen is gesignaleerd met een grote hoeveelheid geld, dat eruit zag alsof het in het water had gelegen. Hij was, als ik me goed herinner, bezig de bankbiljetten te drogen te hangen. Maar over de werkelijke motieven van Louis van Gasteren ga ik niet speculeren. Ik kijk wel uit. Laten de lezers hun eigen conclusies maar trekken. De vrouw die die onderduiker onder haar hoede heeft gehad voordat hij door Van Gasteren werd "geliquideerd" heette Greet Carvalho. Zij zat wel degelijk in het verzet, en kon dat ook heel goed aantonen. Jarenlang heeft zij geprobeerd uit te vissen wat er nou eigenlijk met "haar""onderduiker was gebeurd. Zij voelde zich verantwoordelijk voor die man, zoals U begrijpt, en zij vertrouwde de lezing van Van Gasteren niet. Zij wist namelijk uit eigen ervaring dat die onderduiker helemaal geen onberekenbare hystericus was geweest, maar in tegendeel een zeer gedweeë en bescheiden invalide. Greet Carvalho is bij haar volkomen gerechtvaardigde naspeuringen stelselmatig gedwarsboomd door Louis van Gasteren en zijn dikke vrienden, te weten Dr. Paape (toenmalig directeur van het RIOD), Jan Vrijman (Paroolcolumnist), en Ben Polak (society-huisarts en wethouder te Amsterdam). Van Paape kreeg Greet Carvalho te horen dat ze beter naar de psychiater kon gaan met haar "obsessie" in plaats van het RIOD lastig te vallen met haar onverkwikkelijke vragen. Met z'n vieren hebben ze haar zo goed als zenuwziek gemaakt met hun scheldkanonnades, en tenslotte is zij, na door de stichting '40-'45 (daar heb je waarachtig Karel de Vries weer; hij zat in het bestuur) aan zeer vernederende kruisverhoren te zijn onderworpen, afgescheept met een verzetspensioentje waarvan je de kat nog niet eens te eten kon geven.
Louis van Gasteren daarentegen werd in 1993 door zijn vriend Karel de Vries (daar heb je hem weer!) voorgedragen voor een verzetspensioen. Kennelijk kom je daarvoor in aanmerking als je vijf dagen een onderduiker hebt geherbergd, zelfs als je hem vervolgens hebt vermoord zonder daarvoor ooit een plausibele verklaring te geven. Of Louis dat pensioen ook gekregen heeft onttrekt zich aan mijn waarneming, maar mij persoonlijk zou het niks verbazen als het hoger is uitgevallen dan dat van Greet Carvalho. Daar is namelijk niet veel voor nodig.
Greet Carvalho is intussen overleden, ongetwijfeld tot de onuitsprekelijke opluchting van Louis van Gasteren en zijn advocaat Herman Doeleman. Ze lag nog niet onder de grond of Louis dook weer op in de media, om op te scheppen over zijn Leven & Werken, en om wederom te onthullen dat hij hard werkt aan een film-epos over zijn verzetsdaad. Hij mag zijn verleden namelijk oprakelen zoveel hij maar wil. Zelfs als hij daarover flagrante leugens debiteert. Ook de kranten mogen zijn verleden ongestraft oprakelen, mits zij hun lezers maar wijsmaken dat Louis indertijd "een noodzakelijke liquidatie heeft voltrokken in het belang van het Verzet", en na de oorlog "volledig is gerehabiliteerd". Onlangs mocht ik dat weer uit de Volkskrant vernemen, naar aanleiding van het feit dat het wandelgidsje "Moordwandelingen door Amsterdam" uit de handel was genomen. Daarin was ook de Moord in de Beethovenstraat opgenomen, en Elsbeth Etty was er als de kippen bij om in de NRC schande te spreken van het leed dat Louis hier werd aangedaan, en Louis zijn advocaat was er als de kippen bij om de uitgever een dreigbrief op poten te sturen.
Het is niet eens tot een proces gekomen. De Arbeiderspers is onmiddellijk door de knieën gegaan, heeft de hele oplage vernietigd, en aan Louis een schadevergoeding afgetikt van 20.000 gulden. Is Uw Raad zich er eigenlijk van bewust dat hij met zijn merkwaardige arrest Louis van Gasteren een vrijbrief heeft verstrekt om slapend rijk te worden? Is Uw Raad zich ervan bewust hoeveel geld Louis van Gasteren intussen heeft verdiend aan de moord op Walter Oettinger? Terwijl hij er, met twee en een half jaar gevangenisstraf gevolgd door gratie, toch al zo zeldzaam genadig is afgekomen? Hoeveel geld hij precies aan die moord heeft overgehouden kan ik niet becijferen, omdat ik niet kan nagaan of hij dat verzetspensioen ook werkelijk heeft gekregen (al durf ik daar best mijn kop onder te verwedden), noch hoeveel geld daarmee gemoeid is. Ook mag ik niet weten hoe groot de schadeloosstelling is geweest die Louis, op last van Uw Raad, indertijd van het Parool heeft mogen incasseren. Maar het zal niet niks zijn geweest, nog afgezien van de astronomische proceskosten, die uiteraard ook allemaal aan het Parool in rekening zijn gebracht.
Als ik de juristen geloven mag, kan ik er donder op zeggen dat ik door deze open brief terstond een proces op mijn dak zal krijgen, dat ik roemloos ga verliezen. Dat is dan ook de reden dat ik dit proza niet in mijn eigen krant kan publiceren. Vandaar dat ik mijzelf, geheel op persoonlijke titel, via deze brief als proefkonijn aanbied. Ik ben razend benieuwd of Uw Raad uiteindelijk ook mij in het ongelijk gaat stellen, en allen die het na mij wagen Louis tegen te spreken als hij weer eens in woord of geschrift opschept over zijn daden in het Verzet.
Dat kan een netelige situatie worden voor Uw Raad, stel ik mij zo voor: hoe meer mensen het wagen gebruik te maken van hun in de Grondwet verankerde recht op vrije meningsuiting, hoe meer nullen Louis van Gasteren op zijn bankrekening kan bijschrijven. Om nog maar te zwijgen van het feit dat de media vervolgens hun lezers weer onbekommerd mogen wijsmaken dat Louis indertijd "volledig is gerehabiliteerd, zonder dat iemand dat mag ontzenuwen. Ik wacht met grote belangstelling Uw reactie af. Ik koester namelijk nog steeds de illusie dat wij hier in een rechtsstaat leven. En zelfs als justitie het laat afweten, dan bestaat er nog altijd zoiets als de vrije pers en de publieke opinie. Tenzij het hier een politiestaat is. Maar daar ga ik vooralsnog niet van uit.
Met vriendelijke groet,
Pamela Hemelrijk
P.S. Hoe moet dat nou als die langverbeide film, waaraan Louis nu al jaren zegt te werken, op een goeie dag waarachtig nog in première gaat ook (luid bejubeld door Elsbeth Etty, mag ik aannemen, en zonder twijfel prompt door Karel de Vries voorgedragen voor een Gouden Kalf)? Mogen wij Louis dan weer niet tegenspreken als hij zichzelf daarin opvoert als een tweede Gerrit van der Veen? Sterker nog: mogen wij die film dan überhaupt wel bespreken in onze kranten? Of gaat dat ons 20 mille per recensie kosten, per omgaande te voldoen aan de regisseur? Ik vraag het maar. "
h. Aan de Open Brief is aandacht besteed in het VPRO radioprogramma 'Aardse Zaken' van 10 november 1998, de Groene Amsterdammer van 11 november 1998 en HP/De Tijd van 20 november 1998.
i. [eiser] heeft naar aanleiding van de Open Brief een klacht ingediend bij de Raad voor de Journalistiek. Daarin is hij niet ontvankelijk verklaard omdat naar het oordeel van de Raad geen sprake is van een journalistieke gedraging in de zin van artikel 4 lid 1 van het re-glement Raad voor de Journalistiek.
2. [eiser] vordert na vermeerdering van eis (I) als verklaring voor recht uit te spreken dat de verzending van de Open Brief van 2 november 1998 aan de Hoge Raad en de landelijke media en het plaatsen en geplaatst houden daarvan op het internet onrechtmatig waren respectievelijk zijn jegens [eiser]; (II) [gedaagde] te gebieden de Open Brief te verwij-deren en verwijderd te houden van het internet op straffe van een dwangsom, (III) [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de schade die [eiser] door de onder (I) bedoelde on-rechtmatige daden heeft geleden en lijdt, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; (IV) [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.
3. [eiser] beroept zich daartoe in de eerste plaats op het onder 1c. genoemde arrest van de Hoge Raad, in het bijzonder op de rechtsoverwegingen 5.12.1 tot en met 5.12.4. Hij stelt dat [gedaagde] opzettelijk de strekking van de Parool-publicaties die onderwerp waren van dat arrest opnieuw in de publiciteit heeft gebracht door de suggestie van het Parool te herhalen dat geldelijk gewin het motief van [eiser] zou zijn geweest om [slachtoffer] om het leven te brengen, dat [eiser] zich op een verzetsverleden zou beroemen, dat hij in de publiciteit zou hebben beweerd gerehabiliteerd te zijn en dat hij steeds zelf in de publiciteit treedt en aankondigt dat hij werkt aan een film over de kwestie [slachtoffer]. [eiser] acht dit onrechtmatig omdat deze beweringen door de Hoge Raad onrechtmatig en/of ongegrond zijn geoordeeld. Nieuwe feiten die het opnieuw in de publiciteit brengen van een en ander kunnen rechtvaardigen zijn er volgens hem niet; zorgvuldiger onderzoek dan Bart Middelburg heeft [gedaagde] niet gedaan. Bovendien heeft [gedaagde] ten opzichte van de Parool-publicatie toegevoegd dat de zuster van [eiser], [betrokkene1], een verhouding met [betrokkene2] (destijds hoofd SD in Amsterdam) zou hebben gehad en verband gesuggereerd tussen die ver-houding en de arrestatie door de SD van Henk Sleijfer, de later in een concentratiekamp omgekomen politieman die onderzoek deed naar de dood van [slachtoffer].
4. Door het om het leven brengen van [slachtoffer] opnieuw met veel ophef en op onaanvaardbaar suggestieve en ongenuanceerde manier in de publiciteit te brengen en daaraan de geruchten omtrent [betrokkene1] toe te voegen, heeft [gedaagde] het leed van [eiser] als gevolg van de Parool-publicaties opzettelijk vergroot, zodat zij is verplicht de schade als ge-volg daarvan te vergoeden. De strekking van de Open Brief is dat [eiser] geen verzetsdeelnemer zou zijn geweest, hoewel dit op zichzelf ook bij de Centrale Raad van Beroep niet ter discussie stond. De uitlatingen van [gedaagde] in de Open Brief zijn onjuist, kwetsend en onrechtmatig, aldus steeds [eiser].
5. [gedaagde] heeft de vordering bestreden op gronden die hierna aan de orde zullen komen, met als hoofdmotief dat zij het recht heeft [eiser] tegen te spreken als hij zegt dat hij [slachtoffer] in het belang van het verzet heeft omgebracht.
6. De rechtbank stelt voorop dat het arrest van de Hoge Raad in de zaak tussen [eiser] en het Parool en Middelburg strikt genomen slechts gelding heeft tussen deze (proces-) partijen. Bovendien ging het in die zaak kort gezegd om de vraag of er in het toen voorhanden feitenmateriaal voldoende steun was te vinden voor de suggestie in de bewuste artikelen in het Parool dat van roofmoord sprake was. De vraag of de dood van [slachtoffer] gedicteerd werd door een verzetsmotief behoefde in die zaak naar het oordeel van het Hof geen beantwoording, hetgeen door de Hoge Raad juist is geoordeeld, nu de eerste vraag zich laat beantwoor-den zonder te beslissen ten aanzien van het verzetsmotief. Dat de dood van [slachtoffer] een verzetsdaad betrof, is in die procedure dus uitdrukkelijk niet beslist. Evenmin is beslist dat het onrechtmatig zou zijn om daarover publiekelijk twijfel te uiten. Daar komt bij dat ten opzichte van de stand van zaken ten tijde van de Parool publicaties die onderwerp waren van het arrest van de Hoge Raad zich twee belangrijke nieuwe feitelijkheden hebben voorgedaan, te weten de hiervoor aangehaalde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep en de uitzending van "Het Uur van de Wolf". Enkele verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad kan de vordering dus om verschillende redenen niet dragen, zodat in deze zaak een zelfstandige afweging moet worden gemaakt tussen het belang van de vrijheid van meningsuiting aan de zijde van Hemel-rijk enerzijds en het (geschonden) privacy belang van [eiser] anderzijds, waarna moet worden bezien of de door [eiser] gevorderde beperking van de uitingsvrijheid van [gedaagde] kan worden aangemerkt als in een democratische samenleving noodzakelijk in de zin van artikel 10 lid 2 EVRM.
7. Bij die afweging kent de rechtbank in het bijzonder belang toe aan het feit dat [eiser] met het interview in "Het Uur van de Wolf" zelf nog geen maand na de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep opnieuw in de publiciteit is getreden over het om het leven brengen van [slachtoffer]. Anders dan [eiser] betoogt, is de rechtbank van oordeel dat hij deze gebeurtenis met zijn onder 1e. aangehaalde uitlatingen in het genoemde programma wel degelijk heeft gepresenteerd als een verzetsdaad. Verder valt in redelijkheid niet aan te nemen dat het in beeld brengen van het persbericht waarin sprake is van rehabilitatie zonder mede-weten en goedvinden van (de cineast) [eiser] heeft plaatsgevonden. Dit terwijl van een formele rehabilitatie -daarover bestaat in dit geding geen geschil- geen sprake is geweest. Het aldus zelf andermaal de publiciteit zoeken omtrent deze zaak brengt weliswaar niet mee dat [eiser] zijn recht op privacy zou hebben verspeeld, maar maakt het beroep daarop en op het recht om "alleen te worden gelaten" over de doodslag op [slachtoffer], waarvoor hij is veroordeeld, gestraft en deels gegratieerd, wel minder zwaarwegend.
8. Voorts is van belang in welke vorm de aangevallen meningsuiting is gedaan. De recht-bank is met [gedaagde] van oordeel dat haar Open Brief het karakter heeft van een column, aan welke uitingsvorm niet dezelfde (hoge) eisen mogen worden gesteld als aan onderzoeksjournalistiek, zoals die door Bart Middelburg werd beoefend. De Open Brief behelst bovendien voor een belangrijk deel (waar het [eiser] aangaat) waardeoordelen, waarbij [gedaagde] op spottende toon en in zeer scherpe, cynische en hekelende bewoordingen uiting geeft aan haar verontwaardiging over de in "Het Uur van de Wolf" herhaalde lezing van [eiser] dat sprake was van een verzetsdaad en de omstandigheid dat het haar als journalist moeilijk zo niet onmogelijk wordt gemaakt om zich daarover in de krant kritisch uit te laten. Verder geldt dat prikkelende en choquerende uitlatingen in een column en dus ook de daarmee te vergelij-ken Open Brief door lezers over het algemeen met een korreltje zout zullen worden genomen, aangezien een zekere mate van overdrijving en een scherpe toonzetting aan dergelijke publi-caties niet vreemd is.
9. Anders dan [eiser] betoogt, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat [gedaagde] de eerder onrechtmatig geoordeelde beschuldiging dat van roofmoord sprake zou zijn in de Open Brief heeft herhaald. Zij heeft daarin slechts vraagtekens geplaatst bij het door [eiser] genoemde verzetsmotief en op gekscherende, treiterige wijze ge-zinspeeld op de mogelijkheid dat geld ook een rol heeft gespeeld. Dat kan mede gelet op voormeld karakter van de Open Brief echter niet onrechtmatig worden geacht, ook al is [eiser] voor de hem mede ten laste gelegde diefstal vrijgesproken. Er is (ook naar het oor-deel van de Centrale Raad van Beroep) geen overtuigend bewijs voorhanden dat de doodslag op [slachtoffer] een verzetsdaad betreft, terwijl verschillende omstandigheden in een andere richting kunnen duiden, althans daarmee moeilijk zijn te rijmen. Bijvoorbeeld de ook door [gedaagde] aangestipte omstandigheden dat niet eerst naar een ander onderduikadres is ge-zocht, dat [eiser] op eigen naam het bootje heeft gehuurd waarmee het lijk is weggevoerd, dat hij de naam heeft genoemd van degene die hem daarbij geholpen heeft, dat hij vrijwel meteen na zijn aanhouding heeft verklaard dat het slachtoffer een ondergedoken jood was, dat hij niet consistent heeft verklaard over wat er is gebeurd met het geld van [slachtoffer] (naar [gedaagde] onweersproken heeft gesteld, heeft [eiser] in een intake-verklaring in het kader van de pensioenprocedure erkend ƒ 250,-, te hebben gevonden in de bezittingen van [slachtoffer] en zich dat te hebben toegeëigend) en dat hij na de oorlog geen revisie, maar gratie heeft gevraagd. [gedaagde] kan, nu het beschikbare feitenmateriaal niet eenduidig op een ver-zetsdaad wijst en er verschillende aanwijzingen zijn dat mogelijk andere motieven, zoals bij-voorbeeld ook paniek of vrees voor de eigen veiligheid, een rol hebben gespeeld, niet het recht worden ontzegd uiting te geven aan haar twijfel omtrent het verzetsmotief van [eiser], nadat hij zelf opnieuw in de openbaarheid was getreden met zijn onbewezen voor-stelling van zaken dat sprake is geweest van een verzetsdaad.
10. Eveneens anders dan [eiser] betoogt, kan ook niet worden geoordeeld dat de Open Brief de strekking heeft om te beweren dat [eiser] geen verzetsdeelnemer is ge-weest. [gedaagde] heeft met bijtende spot vraagtekens geplaatst bij zijn rol daarin en met name de bewering dat hij deel zou hebben uitgemaakt van de zogenoemde Vrije Groepen. Ook hiervoor geldt dat het voorhanden feitenmateriaal daartoe voldoende grondslag biedt. Uit ver-schillende verklaringen komt naar voren dat de Vrije Groepen als organisatorisch verband in elk geval pas gestalte heeft gekregen nadat [eiser] in verband met de doodslag op Oet-tinger was aangehouden. Over zijn feitelijke activiteiten in het verzet heeft [eiser] wei-nig concrete informatie verstrekt, afgezien van het gedurende vijf dagen (van 19 tot en met 24 mei 1943) onderdak verschaffen aan [slachtoffer].
11. Wat de door [gedaagde] in haar Open Brief ten tonele gevoerde zuster van [eiser], [betrokkene1], aangaat, overweegt de rechtbank het volgende. In de eerste plaats blijkt uit verkla-ringen vastgelegd in de in dit geding overgelegde delen van het strafdossier dat zij ten tijde van het ombrengen van [slachtoffer] door [eiser] in het betreffende pand aanwezig was en zich tegenover de op het geluid afgekomen buren inderdaad heeft uitgelaten in de door [gedaagde] vermelde zin. Daarmee is niet gezegd dat zij, [betrokkene1], zich destijds bewust was van hetgeen zich in werkelijkheid afspeelde in de kamer waar [eiser] en [slachtoffer] zich bevonden, maar dat op grond van die verklaringen redelijkerwijze de verdenking kan ontstaan terzake van medeplichtigheid (op de uitkijk staan), valt ook niet te ontkennen. [eiser] zelf heeft bovendien verklaard dat hij nog dezelfde avond kleren van [slachtoffer] ten huize van zijn zuster heeft verbrand. Vast staat dat [betrokkene1] ondanks een en ander niet als verdachte is vervolgd. Vast staat ook dat de rechercheur, die met het onderzoek was belast, Henk Sleijfer, op enig moment door de SD is aangehouden en in een concentratiekamp is beland, waaruit hij niet is teruggekomen. Uit een brief van de oud politieman Seket van 25 mei 1993 komt naar voren dat [betrokkene1] volgens geruchten die destijds in politiekringen de ronde deden een rela-tie had met [betrokkene2] en dat dit verband zou houden met de arrestatie van Sleijfer. In het beschikbare feitenmateriaal is dan ook voldoende basis te vinden voor hetgeen [gedaagde] in de Open Brief, wat de relatie met Lages betreft uitdrukkelijk onder de noemer publiek geheim en roddel, over [betrokkene1] heeft vermeld. Terecht stelt [gedaagde] dat niet valt in te zien waar-om zij in de context van haar kritiek op de presentatie door [eiser] van de doodslag op [slachtoffer] als verzetsdaad geen gebruik zou mogen maken van deze informatie, hoe onaange-naam ook. De aard van de publicatie in aanmerking genomen, acht de rechtbank ook deze passages daarom niet onrechtmatig.
12. Rest nog de vraag of [gedaagde] haar Open Brief in onnodig grievende bewoordingen heeft gesteld of ingekleed. Vaststaat dat [eiser] in de strafzaak destijds is vrijgesproken van moord en veroordeeld voor doodslag. Voorzover [eiser] zich daarom beklaagt over het gebruik van de woorden "moord" en "vermoord" merkt de rechtbank op dat het woord "moord" naar gewoon, niet juridisch spraakgebruik vrijwel synoniem is aan doodslag en dat de woorden "moord" en "doodslag" vaak door elkaar worden gebruikt. Bovendien is in de (huidige) lezing van [eiser] ("gemeen overleg") de kwalificatie moord strikt genomen niet onjuist. Ook overigens kan niet worden gezegd dat [gedaagde] haar kritiek op de presenta-tie van [eiser] op onnodig grievende wijze heeft geuit. De zeer scherpe bewoordingen van de Open Brief bevinden zich hier en daar wel op de rand van het toelaatbare. Mede gelet op de aard van de publicatie kan naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet van onnodig grievende bewoordingen worden gesproken. Dat [eiser] ten onrechte een buitenge-woon (verzets-) pensioen zou hebben aangevraagd, valt in de Open Brief niet met zoveel woorden te lezen. Wel wordt duidelijk dat [gedaagde] van mening is dat hij voor een dergelijk pensioen niet in aanmerking komt, maar dat staat haar vrij.
13. Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de Open Brief weliswaar inbreuk maakt op de privacy (en de reputatie) van [eiser], maar dat deze na afweging van de in aanmerking komende belangen, alle omstandigheden in aanmerking genomen, desondanks niet onrechtmatig jegens hem kan worden geoordeeld. Voorzover daarvan op enig punt al sprake zou zijn, kan naar het oordeel van de rechtbank overigens ook niet worden gezegd dat het beperken van de vrijheid van meningsuiting in dit geval mede gelet op de gevoeligheid van het onderwerp -het ombrengen van een joodse onderduiker tijdens de tweede wereldoorlog in een televisie interview presenteren als een verzetsdaad ligt voor nabe-staanden van het slachtoffer, slachtoffers van jodenvervolging en deelnemers aan het verzet evident gevoelig- in de zin van artikel 10 lid 2 EVRM in een democratische samenleving noodzakelijk is ter bescherming van gerechtvaardigde belangen van [eiser].
14. De slotsom is dat de vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op €1.351,51;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mrs. A.W.J. Ros, W.A.H. Melissen en J. Jonkers, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juli 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.