ECLI:NL:RBAMS:2003:AF9639

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
EA 766-03
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Hees
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst tussen de NPS en hoofdredacteur NOVA wegens gewichtige redenen

In deze zaak verzocht de Nederlandse Programma Stichting (NPS) om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met haar hoofdredacteur van het tv-programma NOVA, [verweerder], op basis van gewichtige redenen zoals bedoeld in artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoekschrift werd op 8 april 2003 ingediend, en de zaak werd behandeld op 15 mei 2003. De NPS stelde dat er sprake was van een verandering in omstandigheden die de beëindiging van de arbeidsovereenkomst billijk maakte. De NPS voerde aan dat [verweerder] niet voldeed aan de verwachtingen, wat leidde tot een gebrek aan vertrouwen van de redactie en programmaleiding in zijn functioneren. [verweerder] daarentegen betwistte de claims van de NPS en stelde dat hij een vernieuwingsplan had dat goed ontvangen was en dat hij altijd tot tevredenheid had gefunctioneerd. Hij voerde aan dat de NPS hem ten onrechte niet de kans had gegeven om zijn functie te behouden en dat de gevolgen van de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst zeer ernstig voor hem zouden zijn.

De kantonrechter oordeelde dat de NPS terecht had gesteld dat er geen vertrouwen meer was in [verweerder] als hoofdredacteur. De rechter concludeerde dat de arbeidsrelatie volledig verstoord was en dat de NPS niet verplicht was om [verweerder] een andere functie aan te bieden. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden, maar [verweerder] kreeg een vergoeding van € 69.000,- bruto toegekend, ter aanvulling van zijn uitkeringen. De rechter bepaalde dat de NPS de gelegenheid kreeg om haar verzoek in te trekken tot 20 juni 2003, anders zou de ontbinding ingaan op 1 juli 2003. De proceskosten werden gecompenseerd, tenzij de NPS het verzoek introk, in welk geval zij de kosten van [verweerder] zou moeten vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE HILVERSUM
Kenmerk : EA 766-03
Datum : 5 juni 2003
344
Beschikking op het verzoekschrift van:
de stichting DE NEDERLANDSE PROGRAMMA STICHTING
gevestigd te [woonplaats]
verzoekster
nader te noemen de NPS
gemachtigde: mr.drs. M.A. Kuyt-Fokkens
t e g e n
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verweerder
nader te noemen [verweerder]
gemachtigde: mr. P.W.L. Russell.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 8 april 2003, strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, als bedoeld in artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek.
[verweerder] heeft op 12 mei 2003 een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter terechtzitting behandeld op 15 mei 2003. De NPS is verschenen bij [betrokkene 1] en [betrokkene 2], bijgestaan door de gemachtigde. [verweerder] is verschenen met zijn gemachtigde.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht onder overlegging van pleitnotities.
Daarop is de beschikking bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
a. [verweerder], thans [leeftijd] oud, is sedert 1 april 2002 in dienst van NPS als hoofdredacteur van het tv-programma NOVA. Het brutosalaris bedraagt € 6.350,- per maand, exclusief € 2.252,47 markttoeslag, het vakantiegeld en een eindejaarsuitkering. [verweerder] ontvangt voorts een aantal onkostenvergoedingen.
b. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst is onder meer de volgende bepaling opgenomen:
Bij beëindiging van het dienstverband wordt de wettelijke opzegtermijn gehanteerd. In geval van ontslag door de werkgever geldt in verband met het afbreukrisico een exitregeling van zes maanden als basis, vermeerderd met anderhalve maand per gewerkt jaar, tot een maximum van twaalf maanden.
c. Op 12 maart 2003 heeft [betrokkene 1], programmaleider televisie, aan [verweerder] meegedeeld dat de NPS het dienstverband met [verweerder] wilde beëindigen. Hij heeft aan [verweerder] bij brief van 2 april 2003 een beëindigingsvoorstel gedaan met toekenning van een afvloeiingsregeling van € 69.105,- bruto,-. [verweerder] heeft dit niet geaccepteerd.
d. Bij brief van 6 april 2003 heeft de NPS aan [verweerder] medegedeeld dat een ontbindingsverzoek zou worden ingediend en dat [verweerder] met onmiddellijke ingang op non-actief werd gesteld. [verweerder] heeft hiertegen bij brief van 7 april 2003 geprotesteerd.
2. De NPS verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen en stelt dat er sprake is van een verandering in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk behoort te eindigen. Daartoe stelt zij het volgende.
[verweerder] is in dienst getreden om vorm te geven aan een vernieuwingsproces voor het programma NOVA. Hij is voortvarend te werk gegaan, maar heeft vanaf het begin geen gelukkige hand gehad in de uitwerking van zijn ideeën. Zijn vernieuwingsplan leidde ertoe dat de toenmalige presentatoren aan de kant werden geschoven, met alle gevolgen van dien, en dat de redactie vreesde dat NOVA een aangeklede talkshow zou worden. In september 2002 heeft [verweerder] ternauwernood een motie van wantrouwen van de redactie overleefd. Vervolgens heeft de NPS als crisismanager [betrokkene 3] ingeschakeld om [verweerder] te steunen in het veranderingsproces. Dit heeft positief gewerkt. In januari 2003 heeft echter één van de nieuwe koppels van presentatoren, [betrokkene 4] en [betrokkene 5], zich teruggetrokken. De crisis die dit teweeg bracht, heeft [verweerder] niet kunnen managen. Problemen bij het functioneren van [verweerder] zijn dat hij een gebrek heeft aan communicatieve vaardigheden, dat hij zich onvoldoende manifesteerde op de werkvloer en dat hij niet voldoende draagvlak kon creëren voor zijn plannen. Bovendien is gebleken dat hij de budgetten overschreed.
[verweerder] is op zijn functioneren gewezen en hij is gesteund door [betrokkene 3], maar dit heeft niet kunnen voorkomen dat er bij de redactie geen draagvlak meer voor hem was.
Tijdens een plenaire redactievergadering op 11 maart 2003 heeft de voltallige redactie zijn ongenoegen over het functioneren van de hoofddirectie uitgesproken. Op 14 mei 2003 heeft de redactie nog verklaard dat de vertrouwensrelatie met [verweerder] onherstelbaar is beschadigd en dat zijn terugkeer daarom onbespreekbaar is.
Inmiddels is de arbeidsrelatie met [verweerder] volledig verstoord en heeft de NPS door zijn toedoen aanzienlijke kosten moeten maken. Zij is dan ook niet meer bereid om de afvloeiingsregeling vrijwillig te betalen en zij verzoekt om bij ontbinding een (lagere) vergoeding toe te kennen die in de plaats komt van de regeling uit het arbeidscontract.
3. [verweerder] betwist dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn in de door de NPS bedoelde zin en verzet zich tegen de verzochte ontbinding.
Hij voert daartoe het volgende aan.
[verweerder] heeft een beter betaalde baan bij de commerciële omroep opgezegd om bij de NPS de zware taak op zich te nemen om het programma NOVA te vernieuwen. Hij heeft een vernieuwingsplan "Bestoft goud" geschreven, dat goed is ontvangen bij de programmaleiding. Ook de meerderheid van de redactie stond achter het plan.
De wijze waarop [verweerder] zijn functie als hoofdredacteur vervulde is altijd tot ieders tevredenheid geweest en hij heeft zelfs een salarisverhoging ontvangen eind maart 2003. De kijkcijfers zijn daadwerkelijk fors gestegen.
Het plotselinge vertrek van het presentatieduo [betrokkene 4] en [betrokkene 5] was een zware tegenslag, maar onder aansturing van [verweerder] werd het vernieuwingsproces met steun van alle betrokkenen voortgezet. Wel bleef het rommelen in de redactie. In de redactievergadering van 11 maart 2003, die heftig en emotioneel verliep, zijn echter concrete afspraken voor de toekomst gemaakt en deze vergadering is positief geëindigd.
Op financieel en personeel gebied heeft [verweerder], in tegenstelling tot hetgeen de NPS stelt, het beleid juist in de goede richting gestuurd.
[verweerder] is geschokt door het feit dat [betrokkene 1] hem een dag na de vergadering van 11 maart 2003 heeft medegedeeld dat hij beter kon vertrekken als hoofdredacteur bij NOVA. [verweerder] was daarvoor nooit aangesproken op zijn functioneren. Hij heeft zich dan ook verzet tegen het voornemen van de NPS om de arbeidsrelatie te beëindigen, evenals tegen het voornemen van [betrokkene 1] om bij de medewerkers van NOVA te peilen of [verweerder] draagvlak had. Die peiling was immers niet objectief. Het protest van [verweerder] heeft echter geen effect gehad.
Het is onbegrijpelijk dat [verweerder], en niet de twee andere hoofdrolspelers in het vernieuwingsproces, [betrokkene 1] als programmaleider en [betrokkene 6] als adjunct-hoofdredacteur, het veld moet ruimen. Primair beroept [verweerder] zich er dan ook op dat het ontbindingsverzoek moet worden afgewezen, omdat er geen redenen zijn waarom hij zijn functie als hoofdredacteur niet zou kunnen blijven vervullen.
Subsidiair verwijst [verweerder] naar artikel 18 van de toepasselijke CAO, krachtens welk artikel de NPS is gehouden om aan [verweerder] een aanbod te doen voor een andere passende functie. Ten onrechte heeft zij dit niet gedaan, zodat ook daarom het ontbindingsverzoek moet worden afgewezen, aldus [verweerder].
Tot slot wijst hij erop dat de gevolgen van beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor hem zeer ernstig zijn, wegens de schade die dit aan zijn reputatie geeft, na een vijftienjarige glanzende carrière bij de commerciële omroep.
[verweerder] concludeert tot afwijzing van het ontbindingverzoek, met veroordeling van de NPS in de proceskosten.
4. Uit het over en weer gestelde en de overgelegde stukken blijkt dat de directie van de NPS, haar programmaleiding, de adjunct-hoofdredacteur alsmede de redactie van NOVA geen vertrouwen meer hebben in het functioneren van [verweerder] als hoofdredacteur van NOVA. Dit betekent, hoezeer [verweerder] zich daar ook tegen verzet, dat de conclusie niet anders kan luiden dan dat [verweerder] zijn positie niet kan behouden.
Het feit dat partijen hierover diepgaand van mening verschillen brengt voorts mee dat naar verwachting de goede verstandhouding, noodzakelijk voor een verdere samenwerking tussen partijen, blijvend is komen te ontbreken. Van de NPS kan dan ook niet worden verlangd dat zij [verweerder] een andere passende functie (indien voorhanden) aanbiedt.
Het beroep dat [verweerder] in dit verband doet op artikel 18 van de CAO slaagt niet, aangezien deze bepaling toepassing mist in een situatie als de onderhavige, waarin kort na indiensttreding de omroep meent dat de betrokken werknemer niet aan de verwachtingen voldoet. Artikel 18 van de CAO heeft blijkens de redactie van het eerste lid betrekking op werknemers die gedurende langere tijd een bepaalde functie vervullen en daar buiten hun schuld de geschiktheid voor verliezen, bijvoorbeeld doordat men de vaardigheden mist om de ontwikkelingen in het vakgebied het hoofd te bieden.
De arbeidsovereenkomst wordt daarom ontbonden.
5. Op gronden van billijkheid komt aan [verweerder] ten laste van de NPS een vergoeding toe. De kantonrechter ziet geen reden om een andere vergoeding toe te kennen dan partijen op voorhand in het arbeidscontract hebben vastgelegd wegens een mogelijk afbreukrisico.
Partijen moeten toen immers voor ogen hebben gehad dat zich de situatie zou kunnen voordoen, waarin [verweerder] zich thans juist bevindt.
Het feit dat [verweerder] het volstrekt oneens is met de NPS over de vraag of hij als hoofdredacteur aan de verwachtingen heeft voldaan, doet daar niet aan af.
Enerzijds is het zijn goed recht om dan verweer te voeren, zoals hij heeft gedaan, ook al brengt dat kosten mee voor de NPS, zodat er geen reden is om hem een lagere vergoeding toe te kennen.
Anderzijds betekent het feit dat zowel de programmaleiding van de NPS als de redactie van NOVA het vertrouwen in [verweerder] hebben opgezegd, dat [verweerder] er hoe dan ook niet in is geslaagd om het vernieuwingsproces op zodanige wijze vorm te geven dat dit bij de medewerkers van NOVA voldoende draagvlak had. Het verweer van [verweerder], dat dit draagvlak er wel degelijk was, is ongegrond, gezien de door de NPS overgelegde verklaringen van [betrokkene 7] (eindredacteur), [betrokkene 3] en [betrokkene 6] alsmede van de redactieraad d.d. 14 mei 2003. In onderling verband en samenhang bezien zijn deze verklaringen voldoende overtuigend. Het standpunt van de NPS, dat de mening van deze personen voor haar doorslaggevend is bij de vraag of [verweerder] aan de verwachtingen voldoet, is niet onbegrijpelijk.
Het feit dat [verweerder] eind maart nog een salarisverhoging heeft gekregen, doet aan het voorgaande niet af. Gebleken is immers dat dit een trendmatige verhoging was, die aan alle medewerkers van de NPS is toegekend zonder beoordeling.
6. Nu aan [verweerder] een vergoeding wordt toegekend van (afgerond) € 69.000,- bruto moet aan de NPS de gelegenheid worden geboden haar verzoek in te trekken.
7. Er zijn termen de proceskosten te compenseren, behoudens in het geval dat de NPS het verzoek intrekt, in welk geval zij in de kosten aan de zijde van [verweerder] wordt verwezen.
BESLISSING
De kantonrechter:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juli 2003;
- kent aan [verweerder] een vergoeding toe ten laste van de NPS ter hoogte van € 69.000,- bruto, een en ander strekkende tot aanvulling van door hem te ontvangen uitkeringen dan wel elders verdiend loon;
- veroordeelt de NPS tot betaling van deze vergoeding en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat hetgeen hiervoor is beslist rechtskracht ontbeert, indien het verzoek door de NPS uiterlijk op 20 juni 2003 wordt ingetrokken;
- bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen, behoudens in het geval de NPS het verzoek zal intrekken, in welk geval zij wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van deze procedure aan de zijde van [verweerder], die tot op heden worden begroot op € 570,- voor salaris van zijn gemachtigde;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. M. van Hees, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2003 in aanwezigheid van de griffier.