ECLI:NL:RBAMS:2003:AF9296

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/008001-02
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van niet bewezen en bewezen feiten in een oplichtingszaak met witwassen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 28 mei 2003, is de verdachte aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder oplichting en deelname aan een organisatie die tot doel heeft misdrijven te plegen. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 en 16 mei 2003 de telastelegging beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht voor het eerste telastegelegde feit, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de verdachte wel schuldig aan de feiten die onder de tweede en derde telastelegging vallen, namelijk het medeplegen van oplichting en deelname aan een criminele organisatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op geraffineerde wijze slachtoffers heeft bewogen tot de afgifte van aanzienlijke geldbedragen door middel van valse voorwendselen en documenten. De organisatie waarin de verdachte participeerde, was professioneel opgezet en heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting, valsheid in geschrifte en witwassen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging.

De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 301 dagen, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. Daarnaast zijn de inbeslaggenomen goederen verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de beslissing genomen in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/008001-02
Datum uitspraak: 28 mei 2003
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, achtste meervoudige kamer A, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [Huis van Bewaring]
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 mei en 16 mei 2003.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting nader is omschreven. Van de dagvaarding en de vordering nadere omschrijving zijn kopieën als bijlage 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De nader omschreven telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
--------------
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
hij in de periode van 1 januari 2002 tot en met 19 juni 2002, te Amsterdam en te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer) tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag ter waarde van 8.675 US dollar, hebbende verdachte en verdachtes mededaders met vorenomschreven oogmerk
-zakelijk weergegeven- valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- onder de naam [betrokkene 1] aan die [slachtoffer 1] telefonisch verzocht of die [slachtoffer 1] samen met drie andere bedrijven bereid was op te treden als 'contractor' en tijdelijk een bankrekening ter beschikking wilde stellen voor de ontvangst van een overboeking van een bedrag van 38,6 miljoen dollar uit Nigeria en
- ter bevestiging daarvan en ter ondertekening 'contract agreements' tussen die [slachtoffer 1] en de 'National Electric Power Authority (NEPA)' aan die [slachtoffer 1] doen toekomen en
- vervolgens een document met het opschrift 'Central Bank of Nigeria' en 'The presidential Panel' waaruit moest blijken dat voormeld bedrag was "vrijgegeven" en dat de overboeking naar de bankrekening van die [slachtoffer 1] via de Chase Manhattan Bank was goedgekeurd en dat opdracht was gegeven dat bedrag over te boeken via de Chase Manhattan Bank aan die [slachtoffer 1] doen toekomen en
- een fax met het opschrift Central bank of Nigeria aan die [slachtoffer 1] gestuurd waarin stond vermeld dat die [slachtoffer 1] voor verdere details en de afronding van de overboeking contact moest opnemen met een zekere [betrokkene 2] met een Nederlands telefoonnummer en
- telefonisch onder de naam [betrokkene 2] die [slachtoffer 1] voor de afronding van de transactie uitgenodigd naar Nederland te komen en meegedeeld dat voor de bemiddeling van die [betrokkene 2] bij de afronding van de transactie een 'charge fee' betaald moest worden en
die [slachtoffer 1] op Schiphol ontmoet en begeleid naar Amsterdam en zich tegenover die [slachtoffer 1] gelegitimeerd als [betrokkene 2] en vervolgens die [slachtoffer 1] begeleid naar een kantoorpand van die [betrokkene 2] in Amsterdam en die [slachtoffer 1] in dat kantoorpand in contact gebracht met de 'baas van [betrokkene 2]' en die [slachtoffer 1] een kwitantie met het opschrift 'Foreign payment office Fund receipt order' ten bedrage van US dollar 8.675 (en euro 8.675) verstrekt,
waardoor die Abdulraham werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
ten aanzien van het onder 3 telastegelegde:
in de periode van 14 december 2001 tot en met 19 juni 2002 te Amsterdam, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en uit [medeverdachte 7] en uit
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] dan wel [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
a. met het oogmerk om zich of een ander wederrechtlijk te bevoordelen door het
aannemen van valse namen en van valse hoedanigheden en door listige kunstgrepen en door
een samenweefsel van verdichtsels, bewegen van personen en bedrijven en instellingen tot
de afgifte van geldbedragen en
b. geschriften welke bestemd zijn om tot het bewijs van enig feit te dienen,
valselijk opmaken en vervalsen met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebuiken of
door anderen te doen gebruiken, en het opzettelijk gebruik maken van voornoemde valse of
vervalste geschriften als ware deze echt en onvervalst, ter ondersteuning van
voornoemde oplichtingen en
c. een gewoonte maken van het plegen van witwassen;
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing voor het overige dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die zich op grote schaal heeft schuldig gemaakt aan oplichting, valsheid in geschrifte en het witwassen van geldbedragen. De organisatie was zeer professioneel opgezet. Verdachte heeft hand en spandiensten verricht.
Verdachte heeft zich daarnaast samen met anderen schuldig gemaakt aan een oplichting waarbij het slachtoffer via e-mail een percentage van een miljoenenbedrag in het vooruitzicht werd gesteld. De rechtbank rekent het verdachte en zijn mededaders ernstig aan dat zij op geraffineerde en gewetenloze wijze hun slachtoffers hebben bewogen tot de afgifte van soms aanzienlijke geldbedragen. Door aldus te handelen hebben zij hun slachtoffers, financiële schade en leed toegebracht.
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen nrs 1 t/m 2, zoals genummerd en nader omschreven op de aan dit vonnis als bijlage III gehechte kopie van de lijst van inbeslaggenomen goederen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 140 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder 1 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2. is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het 2 bewezenverklaarde:
Medeplegen van oplichting.
ten aanzien van het 3 bewezenverklaarde:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 301 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd nrs. 1 t/m 2, zoals genummerd en nader omschreven op de aan dit vonnis als bijlage II gehechte kopie van de lijst van inbeslaggenomen goederen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A.M. van Oosten, voorzitter,
mrs. J. Knol en J.M. van Hall, rechters,
in tegenwoordigheid van H.L. van Loon, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2003.