SR/AV
vonnis 10 april 2003
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS
i n d e z a a k m e t r o l n u m m e r KG 03/531 SR v a n :
de besloten vennootschap [eiseres],
gevestigd te Maastricht,
e i s e r e s in conventie bij dagvaarding van 20 maart 2003,
v e r w e e r s t e r in reconventie,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
advocaat mr. G.A.M.F. Spera te Heerlen.
de besloten vennootschap HEINEKEN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
g e d a a g d e in conventie,
e i s e r e s in reconventie,
procureur mr. A. Volders,
advocaat mr. J.A.M.G. Vogels te Maastricht.
Ter terechtzitting van 1 april 2003 heeft eiseres in conventie, verweerster in reconventie, ver-der te noemen [eiseres], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verder te noemen Hei-neken, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening, en vervolgens in reconventie gevorderd als na te melden. [eiseres] heeft de vordering in recon-ventie bestreden. Na verder debat hebben partijen stukken overgelegd voor vonniswijzing.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
In conventie en in reconventie:
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. Op 11 november 1981 is het pand [adres], hierna te noemen het pand, belast met een hypothecaire geldlening, in hoofdsom ƒ 500.000,- ten behoeve van de Coöperatieve Rabobank Maastricht B.A. (hierna te noemen de Rabobank). Op 13 no-vember 1981 is deze hypothecaire geldlening ingeschreven in de openbare registers.
b. Op 30 november 1999 is door Heineken conservatoir beslag gelegd op het pand en is het proces-verbaal van inbeslagneming in de openbare registers ingeschreven.
c. Op 11 juni 2001 is door een zekere [heer H.] executoriaal beslag gelegd op het pand.
d. Op 12 juni 2002 is door [eiseres] ten behoeve van de [betrokkene] een hypotheek op het pand gevestigd.
e. In het vonnis van 5 februari 2003 van de recht-bank Maastricht, gewezen onder rolnummer 53785 / HA ZA 00-19, hierna het vonnis van de rechtbank Maastricht, is onder meer overwogen:
" (…) is in rechte komen vast te staan dat [eiseres] en Heineken reeds in 1991 een rechtens afdwingbare overeenkomst hebben gesloten met betrekking tot het eerste recht van koop van het pand [adres] (…)
De rechtbank is (…) van oordeel dat het tussen Heineken en [eiseres] overeengekomen eerste recht van koop inhoudt, dat, indien [eiseres] op enig moment na 5 november 1991 het pand (…) zou willen vervreemden, zij dit pand eerst aan Heineken te koop diende aan te bieden. (…)
Bij notariële akte van economische eigendomsoverdracht van 20 augustus 1993 heeft [eiseres] het pand (…) verkocht aan [betrokkene] in privé. De koopsom bedroeg blijkens die akte f 660.000,-. Alvorens met [betrokkene] in privé in zee te gaan, had [eiseres] op grond van het voorkeursrecht het pand aan Heineken moeten aanbieden. Naar vaststaat heeft zij zulks niet gedaan. (…)
De rechtbank is van oordeel dat, nu [eiseres] heeft gesteld dat zij (weer) de juridische eigendom van het pand (…) heeft, de nakoming van de in 1993 ontstane verplichting tot het aan Heineken te koop aanbieden van het pand nog immer mogelijk is. (…)
De rechtbank (…) veroordeelt [eiseres] om (…) het pand (…) binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis voor een bedrag van € 299.494,94
(f 660.000,--) aan Heineken te koop aan te bieden en vervolgens, wanneer Heineken voor deze prijs wil kopen (…) het pand aan haar te leveren, met bepaling dat voor zover [eiseres] in gebreke blijft deze verplichtingen volledig na te komen, [eiseres] ten gunste van Heineken per dag een dwangsom van
€ 1000,-- zal verbeuren, tot een maximum van € 225.000,-- (…)".
f. Heineken wil het pand kopen voor een bedrag van € 299.494,94 (f 660.000,-).
g. [eiseres] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht.
In conventie voorts:
2.1. [eiseres] vordert - kort gezegd - primair om vernietiging van het vonnis van de recht-bank Maastricht, voor zover dat von-nis verplicht tot betaling van dwangsommen voor het geval [eiseres] het pand niet aan Heineken verkoopt en subsidiair om vernietiging van dat vonnis, voor zover dat vonnis verplicht tot betaling van dwangsommen voor het geval [eiseres], na verkoop en over-eenstemming over de verkoopcondities, het pand niet aan Heineken levert. Meer subsidi-air vordert [eiseres] om vermindering of opschorting van dat vonnis, voor zover dat vonnis verplicht tot betaling van dwangsommen voor de ge-vallen als hier-voor omschreven onder het primair en het subsidiair gevorderde.
2.2. [eiseres] stelt daartoe - kort gezegd - dat zij in de onmogelijkheid verkeert het pand te verkopen respectievelijk te leveren. Die onmogelijkheid is gebaseerd op het feit dat het pand is bezwaard met hypotheken en beslagen. Zonder toestemming van de hypotheek-verstrekkers kan [eiseres] het pand niet vervreemden of leveren. Mocht [eiseres] het pand toch verkopen dan zal de vordering die de heer [betrokkene] heeft op [eiseres] terstond opeisbaar worden. Dit en het feit dat door de verkoop van het pand de huurovereenkomst met Heine-ken teniet zal gaan door vermenging, zal tot gevolg hebben dat insolventie van [eiseres] dreigt. [eiseres] wil wel aan Heineken verkopen, maar wil in verband met het dan dreigend faillissement een hoger bedrag voor het pand ontvangen dan door de recht-bank Maastricht is vastgesteld. Daar komt bij dat reeds verbeurde dwangsommen niet in het passief van een faillissement worden toegelaten. Om de hiervoor vermelde redenen dienen de dwangsommen te worden ver-nietigd, dan wel te worden opgeheven, opgeschort of verminderd.
2.3. Heineken heeft hiertegen - kort weergegeven en voor zover van belang - het vol-gende aangevoerd. Gelet op het feit dat het beslag van Heineken op 30 november 1999 is inge-schreven, heeft Heineken niets te maken met de na die datum gevestigde hypotheken en beslagen. Een en ander blijkt uit de artikelen 734 juncto 505 van het Wetboek van Bur-gerlijke Rechtsvordering (Rv). Notaris Steegmans te Maastricht heeft een concept akte van levering van het pand gemaakt. Als basis voor die akte is gebruikt de akte waarbij het pand op 20 augustus 1993 door [eiseres] aan de heer [betrokkene] werd geleverd. [eiseres] kan dus geen bezwaar hebben tegen levering conform de thans voorliggende concept akte. Behalve de onwillige opstelling van [eiseres] staat er niets meer aan verkoop en levering van het pand door [eiseres] aan Heineken in de weg.
3.1. Heineken vordert in reconventie - kort gezegd - [eiseres] te bevelen om binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis mee te werken aan het notariële transport van het pand conform de aan het in dezen te wijzen vonnis te hechten concept akte van levering van notaris Steegmans te Maastricht, bij gebreke waarvan het te wijzen vonnis zal gelden als akte van levering en overdracht als bedoeld in artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.2. Heineken verwijst daartoe naar hetgeen zij in conventie heeft aange-voerd en voegt daar-aan toe dat zij het recht heeft niet meer afhankelijk te zijn van het ge-drag van [eiseres]. Heineken wil niet de uitkomst van de appèlprocedure bij het Hof Den Bosch afwachten, omdat [eiseres] ondertussen failliet zou kunnen gaan.
3.3. [eiseres] heeft het gevorderde gemotiveerd betwist onder verwijzing naar het door hem in conventie gestelde.
BEOORDELING VAN HET GESCHIL IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE
4. Uitgangspunt in deze procedure is dat artikel 611d Rv met zich brengt dat de bevoegd-heid tot opheffing van een dwangsom op grond van de onmogelijkheid voor de veroor-deelde om aan de hoofd-veroordeling te voldoen, exclusief is. Deze exclusieve bevoegd-heid staat eraan in de weg dat thans, in een executiegeschil bij een andere rechter dan die de dwangsom heeft opge-legd, de voorzieningenrechter zou kunnen beslissen dat de dwangsommen wegens over-macht niet verbeurd zijn of dat deze dwangsommen vermin-derd zouden moeten worden. Met artikel 611d Rv is niet in strijd dat de voorzieningen-rechter de tenuitvoerlegging op-schort van dwangsommen die door een andere rechter zijn opgelegd, want in de bodem-procedure kan alsnog worden beslist dat de dwangsommen zijn verbeurd. Voor zover de vordering in conventie doelt op vernietiging of verminde-ring van het vonnis van de recht-bank Maastricht voor zover dat vonnis betreft de (ver-plichting tot betaling van) dwangsommen, zal de voorzieningenrechter zich niet bevoegd verklaren.
5. Dwangsommen kunnen opgeschort worden in de gevallen voorzien bij artikel 611d Rv, te weten in geval van blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de veroordeelde (hier [eiseres]) om aan de hoofdveroordeling (hier de veroordeling door de rechtbank Maastricht) te voldoen. Voor wat betreft de door [eiseres] opgeworpen on-mogelijkheid om het pand aan Heineken te verkopen en te leveren, geldt het volgende. Dat al voor 1993 door de Rabobank een hypotheekrecht voor een bedrag van ƒ 500.000,- op het pand gevestigd is, staat aan de verkoop en levering niet in de weg. Wel zal bij een eventuele koop van het pand door Heineken dat hypotheekrecht van de Rabobank door Heineken geëerbiedigd moeten worden. [eiseres] kan uit de opbrengst van de ver-koop van het pand (ƒ 660.000,-) de hypotheekverplichtingen aan de Rabobank voldoen. In 1999 heeft Heineken beslag gelegd op het pand. Na de inschrijving van het proces-verbaal van inbeslagneming is op het pand een hypotheek gevestigd en is op het pand be-slag gelegd. Op grond van artikel 505, tweede lid, Rv kunnen - anders dan [eiseres] meent - die hypotheek en dat beslag niet tegen Heineken worden ingeroepen. Het ligt op de weg van [eiseres] om zodanige maatregelen te treffen dat zowel het hypotheekrecht van de [betrokkene], als het beslag van de [heer H.] niet meer aan een verkoop en levering van het pand aan Heineken in de weg staan. Om [eiseres] daartoe te brengen, zijn door de rechtbank Maastricht de dwangsommen mede opgelegd. Zowel het hypo-theekrecht van de [betrokkene] als het beslag van de [heer H.] komen voor risico van [eiseres] en zijn geen omstandigheden die blijvende of tijdelijke, gehele of gedeel-telijke onmogelijkheid als bedoeld in artikel 611d Rv voor [eiseres] opleveren.
6. Op grond van het voorgaande dient [eiseres] zich in te spannen om het pand vrij van rechten en besla-gen, uitgezonderd het hypotheekrecht dat al bestond op het moment van beslaglegging door Heineken, te leveren aan Heineken. De rechtbank Maastricht heeft [eiseres] daartoe op straffe van dwangsommen veroordeeld. Zolang [eiseres] niet aan die veroordeling voldoet, zal zij die dwangsommen verbeuren en er is thans dan ook geen reden om deze op te schorten. De vordering in conventie zal worden afgewezen.
7. Omdat er hypotheken en beslagen liggen op het pand, kan het pand thans feitelijk (nog) niet vrij van rechten geleverd worden. [eiseres] moet eerst de onder 5. genoemde stap-pen ondernemen, alvorens tot levering kan worden overgegaan. Om die reden zal de vor-dering in reconventie dan ook thans worden af-gewezen.
BESLISSING IN KORT GEDING
1. Verklaart zich niet bevoegd ten aanzien van het primair en subsidiair gevorderde, alsook ten aanzien van het meer subsidiair gevorderde voor zover dat ziet op vermindering van dwangsommen.
2. Weigert de resterende gevraagde voorziening.
3. Veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van Heineken begroot op:
- € 205,= wegens vastrecht en
- € 703,= aan salaris procureur.
3. Weigert de gevraagde voorziening.
4. Veroordeelt Heineken in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiseres] begroot op nihil.
In conventie en in reconventie:
5. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, vice-president van de rechtbank te Amsterdam, en uitge-sproken ter openbare terechtzitting van donderdag 10 april 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.