ECLI:NL:RBAMS:2003:AF6469

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2.2373
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van verstek in belastingzaak tegen gedaagde woonachtig in Groot-Brittannië

Op 5 februari 2003 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen de Ontvanger van de Belastingdienst en een gedaagde die woonachtig is in Doncaster, Groot-Brittannië. De zaak is gestart met een dagvaarding op 2 september 2002, waarbij de Ontvanger de gedaagde heeft opgeroepen om te verschijnen voor de rechtbank op 16 oktober 2002. De gedaagde is echter niet verschenen, en de Ontvanger heeft bewijsstukken overgelegd om aan te tonen dat de gedaagde op de hoogte was van de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding niet rechtsgeldig was betekend, omdat de bepalingen van de Betekeningsverordening niet in acht zijn genomen. Dit leidde tot de conclusie dat de gedaagde niet op de juiste wijze was opgeroepen, waardoor de rechtbank niet kon ingaan op het verzoek van de Ontvanger om verstek te verlenen. De rechtbank heeft de Ontvanger de gelegenheid gegeven om de gedaagde opnieuw op te roepen en heeft de zaak verwezen naar de parkeerrol voor een nieuwe oproep op 6 oktober 2004. De beslissing om het gevraagde verstek te weigeren is een eindvonnis, waartegen hoger beroep openstaat.

Uitspraak

H 02.2373
5 februari 2003
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
TWEEDE ENKELVOUDIGE CIVIELE KAMER
ROLBESLISSING
i n d e z a a k v a n :
de ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST ONDERNEMINGEN AMSTERDAM-2, kantoorhoudende te Amsterdam,
eiser bij dagvaarding van 2 september 2002,
procureur mr T. Huisman-van Gemonden,
tegen
[gedaagde], wonende te Doncaster, Groot-Brittannië,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna de Ontvanger en [gedaagde] genoemd.
1. Bij dagvaarding van 2 september 2002 heeft de Ontvanger [gedaagde] gedagvaard om ter te-recht-zit-ting van deze rechtbank en kamer van 16 oktober 2002 niet in persoon, maar ver-tegenwoor-digd door een procureur te verschijnen teneinde tegen zich te horen eisen en concluderen dat hij wordt veroordeeld tot hetgeen in het petitum van de dagvaarding is omschreven.
2. [gedaagde] is niet verschenen. De Ontvanger heeft bij akte bewijsstukken overgelegd. De zaak is aangehou-den voor inlichtingen verstek.
3. De Ontvanger heeft vervolgens een akte houdende inlichtingen verstek genomen. Daarbij zijn bewijs-stukken overgelegd omtrent de aangetekende en de gewone verzending van een afschrift van de dagvaarding. Verder heeft de Ontvanger, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. [gedaagde] is op de hoogte van de procedure. De Ont-vanger heeft hem op zijn adres in Groot-Brittannië een beschikking houdende ken-nisge-ving van aansprakelijkstelling verzonden. Deze beschikking heeft [gedaagde] bereikt, gezien zijn schriftelijke reacties daarop. Uit deze reacties blijkt bovendien dat het door de Ont-van-ger gebezigde adres juist is en dat [gedaagde] de Nederlandse taal beheerst. Vervolgens heeft de Ontvanger de inleidende dagvaarding uitgebracht. Omdat de vordering is gegrond op de Invorderingswet 1990 en de heffing en inning van belasting(schulden) rechtstreeks voortvloeien uit Nederlands publiekrecht, is noch de Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000. Pb L 160/37, inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handels-zaken (Betekeningsverordening), noch het Verdrag inzake de betekening en de kennisge-ving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken 1965 van toepassing. Daarom is de dagvaarding uitgebracht door de bij uit-sluiting bevoegde belastingdeurwaarder en heeft betekening plaatsgevonden op de voet van artikel 55 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie en is een tweede afschrift per aangetekende post aan [gedaagde] gezonden. Verder heeft de Ontvanger nog een afschrift per gewone post aan Sto-koe gezonden. De dagvaarding moet [gedaagde] hebben bereikt, omdat geen van de poststuk-ken onbestelbaar retour is gekomen. Op voornoemde gronden vraagt de Ontvanger ver-stek.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Nu de dagvaarding is uitgebracht na 31 december 2001, is in dit geval het sedert 1 januari 2002 geldende Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.
6. Blijkens de overgelegde stukken is de dagvaarding op 2 september 2002 door de belas-ting--deurwaarder betekend aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie, waarna verzending per post heeft plaatsgevonden. Deze betekening op de voet van het bepaalde in artikel 55 Rv is, omdat van gedaagde een adres in Groot-Brittan-nië bekend is en in Groot-Brittannië de Betekeningsverordening van toepassing is, niet rechtsgeldig ge-schied indien de weg van de Betekeningsver-orde-ning had moeten worden gevolgd. Om-trent het betoog van de Ontvanger dat laatstgenoemde weg terecht niet is gevolgd, wordt het volgende overwogen.
7. Blijkens de dagvaarding heeft de Ontvanger [gedaagde] bij beschikking op de voet van het be-paalde in artikel 49 Invorderingswet 1990 hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de vol-doening van een naheffingsaanslag omzetbelasting, die is opgelegd aan de besloten ven-nootschap met beperkte aansprakelijkheid Van Roc B.V., gevestigd te Amsterdam.
8. Volgens artikel 52 Invorderingswet 1990 is het bedrag, vermeld in de beschikking hou-den-de aansprakelijkstelling, invorderbaar met overeenkomstige toepassing van, voor zo-ver hier van belang, artikel 13 Invorderingswet 1990. Blijkens artikel 13 Invorderingswet 1990 geschiedt de betekening van exploiten overeenkomstig de desbetreffende voorschrif-ten van Rv. Dit brengt, nog daargelaten dat de Betekeningsverordening ook zonder de be-pa-lingen van Rv als communautair recht rechtstreeks toepasselijk is in de Nederlandse rechtsorde, mee dat artikel 56 Rv van toepassing is. Volgens laatstgenoemd artikel moet de dagvaarding in dit geval, nu gedaagde in Groot-Brittannië woonplaats heeft en in deze staat de Betekeningsverordening van toepassing is, worden betekend overeenkomstig de bepalingen van de Betekeningsverordening.
9. Ook indien de Ontvanger beoogt aan te voeren dat artikel 13 Invorderingswet 1990 hier toepassing mist en de Ontvanger daarin zou worden gevolgd, is artikel 56 Rv van toepas-sing, aangezien de procedure is ingeleid met een dagvaarding, waarin bij de civiele rechter een betalingsveroordeling wordt gevorderd, en dagvaarding geschiedt bij exploit. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 78 lid 1 Rv jo de artikelen 111 lid 1 Rv en 56 Rv.
10. Het andersluidende betoog van de Ontvanger treft op voornoemde gronden geen doel. Nu de dagvaarding niet is betekend met inachtneming van de bepalingen van de Betekenings-ver--or-dening, kan geen verstek worden verleend.
11. Aan de Ontvanger zal gelegenheid worden gegeven [gedaagde] opnieuw op te roepen. De zaak zal thans worden verwezen naar de parkeerrol van 6 oktober 2004.
12. Omdat de beslissing tot weigering van het gevraagde verstek een eindvonnis is, staat hoger beroep daarvan open.
BESLISSING:
De rechtbank:
- weigert het gevraagde verstek;
- verwijst de zaak naar de parkeerrol van 6 oktober 2004 voor nieuwe oproep gedaagde;
Aldus gewezen door mr G. de Groot, rechter en lid van voormelde enkelvoudige kamer, en uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.