ECLI:NL:RBAMS:2003:AF5196
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- B.J.L.M. van Dijk
- C.M. Degenaar
- A.C. Loman
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak wegens niet bewezenverklaring van telastegelegde feiten
In de strafzaak voor de Rechtbank Amsterdam, met parketnummer 13/009020-02, heeft de rechtbank op 27 februari 2003 uitspraak gedaan na beraadslaging over de terechtzittingen van 11, 12 en 13 februari 2003. De verdachte was aangeklaagd op basis van een dagvaarding die als bijlage aan het vonnis was gehecht. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding niet geldig was en dat de officier van justitie niet ontvankelijk was in de vervolging. Dit betrof onder andere de stelling dat de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 per 1 januari 2002 was vervallen, waardoor de telastelegging geen strafbaar feit meer kon opleveren. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld en verwees naar eerdere beslissingen die op de zittingen waren genomen.
De rechtbank heeft ook het verweer van de verdediging overwogen dat het onderzoek dat leidde tot de telastelegging niet volgens de regels was verlopen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor onregelmatigheden en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat de telastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle telastegelegde feiten, te weten 1, 2, 3, 4, 5 en 6.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, evenals de eisen van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken. De rechtbank heeft de beslissing op de openbare terechtzitting van 27 februari 2003 uitgesproken, waarbij de voorzitter en de rechters betrokken waren.