ECLI:NL:RBAMS:2003:AF3631

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/067275-02
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op bank met meerdere slachtoffers en bedreigingen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 januari 2003 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een bankfiliaal van ABN/AMRO in Kortenhoef op 21 mei 2002. De rechtbank heeft de verdachte beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, afpersing en poging tot doodslag. De verdachte en zijn mededaders hebben de overval met geweld gepleegd, waarbij zij vuurwapens gebruikten en meerdere slachtoffers bedreigden. Tijdens de overval werden de medewerkers en klanten van de bank met vuurwapens bedreigd, en de verdachte heeft ook een auto van een nietsvermoedende vrouw afgedwongen om te kunnen ontsnappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op gewelddadige wijze heeft gehandeld, waarbij aanzienlijke schade is aangericht en de rechtsorde is geschokt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar en heeft daarnaast schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waaronder slachtoffers van de overval en politieagenten die tijdens de achtervolging betrokken waren. De rechtbank heeft ook maatregelen opgelegd ter waarborging van de schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar zijn meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/067275-02
Datum uitspraak: 28 januari 2003
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring [adres]
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 januari 2003 en 14 januari 2003
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting tweemaal gewijzigd. Van de dagvaarding en de vorderingen wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
De wijziging telastelegging houdt mede in dat feit 2 is komen te vervallen. De rechtbank hernummert gelet daarop de overige feiten als hierna aangegeven onder 3.2.
2. Voorvragen
--------------
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 5 primair en 7 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 telastegelegde:
op 21 mei 2002 te Kortenhoef, gemeente Wijdemeren, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geldcassettes, toebehorende aan de ABN/AMRO (bankfiliaal Dodaarslaan 2-A), waarbij verdachte en één van zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf (de beveiligde personeelsafdeling van die bank) hebben verschaft en die geldcassetes onder hun bereik hebben gebracht door een ruit uit die bank te verwijderen en vervolgens door het aldus ontstane gat die bank binnen te stappen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1] en [slachtoffer2][slachtoffer3] en [slachtoffer4] en [slachtoffer5] en [slachtoffer6] en [slachtoffer7] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreigingen met geweld hierin bestonden, dat hij verdachte en/of zijn mededaders een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer1] en die [slachtoffer2] en die [slachtoffer3] en die [slachtoffer4] en die [slachtoffer5] hebben gericht en gericht hebben gehouden en daarbij dreigend de woorden hebben geschreeuwd "liggen allemaal" en "liggen dit is een overval, geld", en vervolgens op die [slachtoffer1] zijn toegelopen en vervolgens een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer1] hebben gericht en gericht hebben gehouden en daarbij dreigend tegen die [slachtoffer1] de woorden hebben geschreeuwd: "maak die kluis open" en "geld of ik schiet je kop eraf" en daarbij een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer1] hebben gezet en hebben gehouden en daarbij dreigend de woorden hebben geroepen: "knal hem neer, schiet zijn kop eraf" en dat hij, verdachte en/of zijn mededaders vervolgens dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer6] en [slachtoffer7] hebben gericht en gericht hebben gehouden en daarbij die [slachtoffer6] en [slachtoffer7] dreigend de woorden hebben toegevoegd: "Wapen weg, wapen weg";
ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
op 21 mei 2002 te 's-Gravenland, gemeente Wijdemeren, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer10] heeft gedwongen tot de afgifte van een personenauto (merkVolkswagen, type Golf Variant, blauw van kleur en gekentekend [nummer]), toebehorende aan [slachtoffer10],
welke geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij verdachte en/of zijn mededader op de rijbaan voor die personenauto zijn gaan staan en een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de voorkant en de voorruit van die personenauto hebben gericht en gericht hebben gehouden en daarbij tegen die [slachtoffer10] de woorden hebben geschreeuwd: "eruit, hier met die auto, schiet op", en vervolgens de deurstijl van die personenauto hebben vastgepakt en hebben vastgehouden en vervolgens die [slachtoffer10] bij de arm hebben vastgepakt en hebben vastgehouden en daarbij een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door een geopend portierraam van die personenauto op die [slachtoffer10] hebben gericht en gericht hebben gehouden
en daarbij nogmaals tegen die [slachtoffer10] hebben geschreeuwd dat zij uit die auto moest komen en vervolgens een portier van die personenauto hebben geopend en vervolgens die [slachtoffer10] wederom bij haar arm hebben vastgepakt en hebben vastgehouden en vervolgens die [slachtoffer10] aan haar arm uit die personenauto hebben getrokken;
ten aanzien van het onder 3 primair telastegelegde:
hij op 21 mei 2002 te 's-Gravenland, gemeente Wijdemeren ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer11] en [slachtoffer12] van het leven te beroven, tezamen met zijn mededader in een auto langs de auto waarin die [slachtoffer11] en die [slachtoffer12] zaten, is gaan rijden, waarna verdachte en zijn mededader met een vuurwapen kogels in de richting van de auto waarin die [slachtoffer11] en die [slachtoffer12] zaten hebben afgevuurd;
ten aanzien van het onder 4 telastegelegde:
op 21 mei 2002 te Vreeland ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [brigadier] (brigadier van regiopolitie Gooi en Vechtstreek) en [agent] (agent van regiopolitie Gooi en Vechtstreek) gedurende en terzake van hun rechtmatige uitoefening van hun bediening, van het leven te beroven, tezamen met zijn mededader in een auto in de richting van die [brigadier] en die [agent] is gereden, waarna verdachte en/of zijn mededader vervolgens met een vuurwapen kogels in de richting van die [brigadier] en die [agent] hebben afgevuurd;
ten aanzien van het onder 5 subsidiair telastegelegde:
op 21 mei 2002 te Vreeland, gemeente Loenen, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer13] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer13] gericht;
ten aanzien van het onder 6 telastegelegde:
op 21 mei 2002 te Vreeland, gemeente Loenen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer14] heeft gedwongen tot de afgifte van een personenauto (merk Volvo, type 850, beige van kleur en gekentekend [nummer]) toebehorende aan [slachtoffer14],
welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte, en/of zijn mededader een personenauto voor die door [slachtoffer14] bestuurde personenauto tot stilstand hebben gebracht en een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer14] hebben gericht en gericht hebben gehouden en vervolgens een portier van die personenauto hebben geopend en vervolgens tegen die [slachtoffer14] dreigend de woorden hebben geroepen: "eruit eruit, ik doe je niets",
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
wijs
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een van de twee personen is die uit de Volvo ( [nummer]) is gestapt nadat deze tot stilstand was gekomen tegen een boom op de Straatweg te Maarsen. Die Volvo was op de Boslaan nabij de Vechtbrug in Vreeland afgeperst door twee mannen die uit een donker blauwe auto waren gestapt. Deze donkerblauwe auto had de Volvo direct daaraan voorafgaand eerst met hoge snelheid ingehaald en was 10 meter voor de Volvo tot stilstand gekomen.
Ter plaatse werd een Volkswagen Golf Variant ( [nummer]) aangetroffen. Deze Variant was kort tevoren in 's-Graveland afgeperst door twee mannen die kwamen aangerend vanuit een tuin aan de Emmalaan, waarin de auto werd aangetroffen waarmee de 4 daders bij de overval op een ABN/AMRO bank in Kortenhoef waren weggevlucht. Vlak na de overval heeft de politie de achtervolging ingezet van deze vluchtauto die uiteindelijk, net als de politieauto in die tuin is beland.
Ten aanzien van de vluchtroute van de afgeperste Variant blijkt nog het volgende.
De Variant is na de afpersing weggereden over het Zuidereind in de richting van de Vreelandseweg. Op de Vreelandseweg vlak na de kruising met het Zuidereind werd een naar links afslaande auto met hoge snelheid links ingehaald door de Variant. Vanuit de Variant is toen geschoten. Nabij de afslag Nederhorst den Berg is de Variant op de Vreelandseweg bij een snelheidscontrole geflitst (133 km per uur). Vanaf de afslag Nederhorst den Berg is de Variant achtervolgd door de politie tot aan de vechtbrug. Nadat de Variant de slagbomen van de geopende vechtbrug had geramd, is de Variant omgedraaid en over de Vreelandseweg teruggereden. Op de kruising met de Boslaan is vanuit de Variant opnieuw geschoten, vervolgens is de Variant wederom de Boslaan ingeslagen. Op de Boslaan werd de Variant aangetroffen. De rechtbank gaat er vanuit dat waar in de diverse verklaringen wordt gesproken over de Volkswagen Golf dan wel een Volkswagen Variant telkens dezelfde Volkswagen Variant wordt bedoeld.
Ten aanzien van de vluchtroute van de afgeperste Volvo blijkt nog het volgende.
De Volvo is na de afpersing weggereden over de Boslaan in de richting van Loenen. Op de Boslaan is de Volvo anderhalve kilometer gevolgd door een getuige. De Volvo reed met hoge snelheid en haalde gevaarlijk andere auto's in. Bij de brug in Loenen aan de Vecht reed de Volvo met hoge snelheid links over de Straatweg in de richting Maarssen. Tussen Nieuwersluis en Maarssen is de Volvo tweemaal enige tijd gevolgd door een politieauto.
De Volvo is tegen een boom op de Straatweg tot stilstand gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van deze feiten gelet, ook op de korte periode waarin het een en ander zich heeft afgespeeld ( 14.35 uur melding van de overval, 14.39 melding verbalisanten van het inzetten achtervolging vluchtauto, 14.43 melding verbalisanten van uit de bocht vliegen en kaping Variant, 14.47 snelheidscontrole, 14.49 melding schietpartij Kruising Boslaan en kaping Volvo, 15.04, melding aanrijding Volvo, 15.15, melding aantreffen Volvo) de betrokkenheid van verdachte bij de hem tenlastegelegde feiten vast staat.
Voorts acht de rechtbank op grond van het bovenstaande het uitgesloten dat er, zoals door de verdediging is aangevoerd, sprake kan zijn van een persoonsverwisseling.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte samen met drie anderen op klaarlichte dag een gewapende overval heeft gepleegd op een bankfiliaal, gelegen in het winkelcentrum in Kortenhoef waar winkelend publiek aanwezig was. Deze overval was geruime tijd tevoren voorbereid onder meer door eerder de glaslatten uit het raam los te maken. Twee van hen zijn met bivakmutsen de bank binnengedrongen en hebben het personeel en de klanten met vuurwapens bedreigd. De directeur van het bankfiliaal kreeg daarbij een pistool op het hoofd gezet terwijl werd geroepen: "knal hem neer, schiet zijn kop eraf". Buiten de bank hield een ander met een masker op met een vuurwapen het publiek op afstand. De verdachte en zijn mededaders zijn vervolgens met medeneming van geldcassettes per auto met zeer hoge snelheid weggevlucht waarbij andere weggebruikers ernstig in gevaar zijn gebracht. Nadat verdachte en zijn mededaders met de auto uit de bocht waren gevlogen heeft ten minste een van hen een van hen achtervolgende politieagenten met een vuurwapen bedreigd. Daarna heeft verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] om zijn vlucht voort te kunnen zetten onder bedreiging van een vuurwapen een auto afgeperst van een niets vermoedende vrouw met haar kind en zijn zij met deze auto met hoge snelheid verder gereden. Onderweg hebben verdachte en [medeverdachte] een levensgevaarlijke situatie gecreëerd door met een automatisch vuurwapen te schieten op een toevallig passerende auto en op politiemensen. Bovendien hebben zij het automatische vuurwapen gericht op een passant. Daarna hebben zij wederom een auto onder bedreiging van een wapen van een inzittende afgeperst. Door de snelheid en de wijze waarop ze met deze laatste auto hun vluchtweg hebben vervolgd, hebben zij andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht, getuige ook de aanrijdingen.
Verdachte en zijn mededaders zijn op nietsontziende gewelddadige wijze te werk gegaan en hebben om uit handen van de politie te blijven met volstrekte veronachtzaming van de belangen van anderen gehandeld, waarbij aanzienlijke schade is aangericht. Het schieten met een automatische vuurwapen op personen op de openbare weg is uiterst laakbaar en het is louter aan het toeval te danken geweest dat de aldaar aanwezige personen geen lichamelijk letsel hebben opgelopen. Te verwachten valt dat de slachtoffers nog gedurende enige tijd de psychische gevolgen zullen ondervinden van hetgeen hen is aangedaan. Door dit soort feiten wordt de rechtsorde geschokt en worden de onveiligheidsgevoelens in de maatschappij op ernstige wijze versterkt. Verdachte heeft ter terechtzitting geen blijk gegeven inzicht te hebben in de laakbaarheid van zijn handelen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch rapport d.d. 15 september 2002, opgemaakt door [psycholoog].
Tenslotte neemt de rechtbank in ogenschouw dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 24 mei 2002, reeds eerder is veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen ter zake van soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden zich wederom schuldig te maken aan dergelijke strafbare feiten.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer6]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer6], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank waardeert de immateriële schade op een bedrag van € 350,- (driehonderdenvijftig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet zo eenvoudig van aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer6] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, waarbij rekening wordt gehouden met de aan medeverdachten opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer7]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer7], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert de immateriële schade op een bedrag van € 350,- (driehonderdenvijftig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet zo eenvoudig van aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer7] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, waarbij rekening wordt gehouden met de aan medeverdachten opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer10]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer10], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1395,05 (dertienhonderdenvijfennegentig euro en vijf eurocent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. . Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
- een bedrag van € 24,-, ter vergoeding van de kosten van de komst van de dierenambulance;
- een bedrag van € 351,05, ter vergoeding van de kosten van het huren van een auto;
- een bedrag van € 420,-, ter vergoeding van de kosten van het rijklaar maken van de Golf Variant;
- een bedrag van € 600,-, ter vergoeding van de geleden immateriële schade.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De vordering van de benadeelde partij is ten aanzien van de bedragen € 400,- (ter vergoeding van immateriële schade) en € 1.000,- (ter vergoeding van gederfde inkomsten) niet zo eenvoudig van aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer10] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, waarbij rekening wordt gehouden met de aan medeverdachten opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partij [brigadier]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [brigadier], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 780,- (zevenhonderdentachtig euro). Het bedrag bestaat uit € 500,- ter vergoeding van de geleden immateriële schade en € 280,- ter vergoeding van de gemaakte reiskosten. De vordering kan dan ook tot zover worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet zo eenvoudig van aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [brigadier] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, waarbij rekening wordt gehouden met de aan medeverdachten opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partij [agent]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [agent], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding.
Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert de immateriële schade op een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De vordering van de benadeelde partij is ten aanzien van het bedrag van € 100,- (ter vergoeding van gederfde inmomsten uit eigen bedrijf) niet zo eenvoudig van aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [agent] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, waarbij rekening wordt gehouden met de aan medeverdachten opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer13]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer13], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert de immateriële schade op een bedrag van € 600,- (zeshonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet zo eenvoudig van aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer13] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, waarbij rekening wordt gehouden met de aan medeverdachten opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 285, 287, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder 5 primair en 7 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4 , 5 subsidiair en 6 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit is begaan door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 2 en 6 bewezenverklaarde:
Medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het 3 primair en 4 bewezenverklaarde:
Medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 5 subsidiair bewezenverklaarde:
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN JAAR.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 sleutelhanger, kleur zilver, merk Weiser, met hanger woningstichting Patrimonium
- 1 blauwe spijkerbroek Replay (I-21)
- een zwart t-shirt maat M (I-22)
- een paar witte sokken (I-23)
- een paar witte sportschoenen, merk Adidas, maat 42 (I-24)
ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer6]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer6], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 350,- (driehonderdenvijftig euro). Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer6] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer6] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer6], te betalen de som van € 87,50 (zevenentachtig euro en vijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer6] voor het overige deel van zijn vordering niet-ontvankelijk is, nu deze niet eenvoudig van aard is.
ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer7]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer7], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 350,- (driehonderdenvijftig euro). Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer7] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer7], te betalen de som van € 87,50 (zevenentachtig euro en vijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer7] voor het overige deel van zijn vordering niet-ontvankelijk is, nu deze niet eenvoudig van aard is.
ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer10]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer10], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 1.395,05 (dertienhonderdenvijfennegentig euro en vijf eurocent).Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer10] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer10], te betalen de som van € 697,52 (zeshonderdnegenzeventig euro en tweeënvijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
ten aanzien van de benadeelde partij [brigadier]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [brigadier], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 780,- (zevenhonderentachtig euro), ter vergoeding van geleden immateriële schade à € 500,- en ter vergoeding van de gemaakte reiskosten à € 280,-. Veroordeelt verdachte aan [brigadier] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [brigadier], te betalen de som van € 390,- (driehonderdnegentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
ten aanzien van de benadeelde partij [agent]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [agent], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro), ter vergoeding van geleden immateriële schade.
Veroordeelt verdachte aan [agent] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[agent], te betalen de som van € 250,- (tweehonderdenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer13]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer13], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 600,- (zeshonderd euro), ter vergoeding van de geleden immmateriële schade. Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer13] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer13], te betalen de som van € 300,- (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A.M. van Oosten, voorzitter,
mrs. M.J.E. Geradts en J.M. van Hall, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 januari 2003.