ECLI:NL:RBAMS:2002:AF5348
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- F.C.H. Krieger
- J.W.S. Holtrop
- A.H. Schotman
- W.A.H. Melissen
- D. Rijswijk
- J.P.J.J. Timmermans
- Rechtspraak.nl
Tuchtrechtelijke klacht tegen gerechtsdeurwaarder met betrekking tot uitvoering vonnis
In deze zaak gaat het om een tuchtrechtelijke klacht die is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder door een klager. De klacht betreft de uitvoering van een verstekvonnis dat op 27 april 2000 door de kantonrechter is uitgesproken, waarbij de gerechtsdeurwaarder werd verzocht om het vonnis ten uitvoer te leggen. De klager heeft de gerechtsdeurwaarder op 7 mei 2000 opdracht gegeven om het vonnis 'ten gelden te maken'. Echter, de klager heeft later geklaagd dat hij niet op de hoogte was van de werkzaamheden die de gerechtsdeurwaarder had verricht om zijn vordering te verhalen. Hij heeft ook geklaagd over het niet retourneren van het originele vonnis door de gerechtsdeurwaarder.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders heeft de klacht beoordeeld en vastgesteld dat de gedragingen van de gerechtsdeurwaarder grotendeels hebben plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet op 15 juli 2001. Dit betekent dat deze gedragingen niet onder het tuchtrecht van de nieuwe wet vallen. De Kamer heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten die betrekking hebben op feiten en gedragingen vóór deze datum. Voor de klachten die na deze datum zijn ingediend, heeft de Kamer vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor mededelingen gedaan door medewerkers van zijn kantoor.
De beslissing van de Kamer is op 12 maart 2002 uitgesproken, waarbij de klachten van de klager voor het overige ongegrond zijn verklaard. De klager heeft de mogelijkheid om binnen dertig dagen hoger beroep in te stellen bij het Gerechtshof te Amsterdam. De uitspraak van het Gerechtshof op 7 november 2002 bevestigde dat klachten tegen medewerkers van het kantoor niet rechtstreeks kunnen worden ingediend, maar moeten worden gericht tegen de gerechtsdeurwaarder die verantwoordelijk is voor de medewerkers.