Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 14 mei 2002 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 01.107 KvG van:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
niet verschenen,
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
in persoon verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als klager en de deurwaarder.
Bij brief van 23 april 2001 heeft klager een klacht tegen de deurwaarder ingediend bij de Koninklijke Vereniging voor Deurwaarders (KVG).
Bij brief van 2 mei 2001 heeft de KVG klager in verband met de aanstaande inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet verwezen naar het hoofd van dienst van de deurwaarder, de president van de arrondissementsrechtbank te [ ].
Bij brief met bijlagen van 11 mei 2001 heeft klager de klacht ingediend bij de president voornoemd.
Bij brief van 18 mei 2001 heeft de deurwaarder een reactie gegeven op de tegen hem ingediende klacht.
Bij brief van 25 juni 2001 heeft klager hierop gereageerd.
Bij brief van 17 oktober 2001 heeft de deurwaarder gereageerd op de brief van klager d.d. 25 juni 2001.
Bij brief van 8 november 2001 heeft de president van de arrondissementsrechtbank te [ ] de zaak ter verdere afhandeling in handen gesteld van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 26 maart 2002.
Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 14 mei 2002.
Gronden van de beslissing
a) Klager is sedert 19 juni 2000 huurder van een woning aan de [ ] te [ ], welke woning eerst op 12 augustus 2001 officieel door hem is betrokken. Hierna heeft klager zich schriftelijk bij de gemeente [ ] aangemeld ter inschrijving op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA).
b) Ter uitvoering van vier executoriale titels heeft de deurwaarder op 15 augustus 2000 getracht executoriaal beslag te leggen ten laste van [ ] op het adres [ ] te [ ]. Voorafgaande aan de beslaglegging heeft de deurwaarder op 14 augustus 2000 informatie uit de GBA gegevens van de gemeente [ ] aangevraagd. Blijkens een als productie 1 bij de conclusie van antwoord in de procedure voor de kantonrechter ingebracht uittreksel uit de GBA stond per 14 augustus 2000 op het adres [ ] te [ ] ingeschreven [ ].
c) Nadat op 15 augustus 2000 niemand thuis werd aangetroffen, is de kandidaat-deurwaarder 's-middags teruggekeerd in het bijzijn van een slotenmaker en een hulpofficier van justitie en is het slot van voormelde woning geforceerd. Na afloop heeft de deurwaarder een bericht achtergelaten met de navolgende handgeschreven tekst: "15-8-2000. Heden zijn wij bij u binnengetreden (…..). Het slot is geforceerd sleutels zijn te verkrijgen bij onderstaande deurwaarder onder overlegging van een legitimatiebewijs."
d) Nadat een poging de zaak in der minne te schikken was mislukt, heeft klager de deurwaarder bij dagvaarding van 21 september 2000 gedagvaard te verschijnen voor de kantonrechter te [ ] en gevorderd om de deurwaarder te veroordelen tot betaling van een bedrag van ƒ 3763,90 wegens door hem geleden (immateriële) schade.
e) Na te hebben overwogen dat vaststaat dat de deurwaarder de woning op 15 augustus 2000 onrechtmatig is binnengetreden, heeft de kantonrechter te [ ] de deurwaarder bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 2 april 2001 veroordeeld aan klager een bedrag van ƒ 951,50 te betalen en is de deurwaarder in de proceskosten veroordeeld ad ƒ 472,33.
f) In een als productie 2 bij de conclusie van antwoord in de procedure voor de kantonrechter ingebracht proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [ ], inspecteur van politie, district [ ], politie [ ], op 3 oktober 2000, verklaart voormelde inspecteur onder meer: "Op dinsdag 15 augustus 2000, omstreeks 14.30 uur werd mij door [ ], toegevoegd kandidaat deurwaarder van het deurwaarderskantoor [ ] uit [ ], telefonisch om assistentie verzocht op het adres [ ], gemeente [ ]. Bij aankomst ter plaatse trof ik genoemde [ ] aan met in haar aanwezigheid een slotenmaker, genaamd [ ]. Nadat wij gezamenlijk het gemeenschappelijk trappenhuis hadden betreden, werd op duidelijke wijze meerdere malen gebeld en geklopt op de toegangsdeur van perceel 67, door [ ] voornoemd. Op mijn vraag of de ge-executeerde op dit adres woonachtig was, verklaarde mevrouw [ ] dat zij de vorige dag, 14 augustus 2000, de bevolkingsadministratie van de gemeente [ ] had geraadpleegd en dat de ge-executeerde [ ] nog steeds op dit adres stond ingeschreven. Vervolgens heb ik, verbalisant, toestemming verleend het slot te forceren. De daar aanwezige slotenmaker, heeft vervolgens met behulp van een boormachine het slot van voornoemd perceel geforceerd. Voordat dit echter was voltooid, kwamen een buurvrouw en een buurman van dat trappenhuis, hun voordeur uit. Uit het gesprek dat daarop volgde werd duidelijk dat de ge-executeerde niet meer op dat adres verbleef, maar een andere man genaamd [ ]. Op dat moment was het slot volgens de slotenmaker al onherstelbaar vernield, waarop besloten werd deze handeling te voltooien en een nieuw slot te plaatsen."
g) In een als productie 2 bij de conclusie van antwoord in de procedure voor de kantonrechter overgelegde verklaring staat onder meer het volgende vermeld: "Hierbij verklaar ik, [ ], wonende te [ ], in dienst van Slotenspecialist te [ ], op dinsdag 15 augustus 2000 het slot van de voordeur van de [ ] te [ ] te hebben geopend. Ik kreeg opdracht om het slot open te boren, en begon daar gelijk aan. De buurman maakte pas duidelijk, dat de desbetreffende man daar een aantal weken niet meer woonde, toen ik al bezig was het slot (cilinder) open te boren. Ik moest doorgaan met het openboren van het slot (cilinder), omdat de bewoner met zijn sleutel de deur niet meer zou kunnen openen. Daarom ben ik doorgegaan en heb gelijk de cilinder vervangen, we zijn alleen in de hal geweest, en hebben gelijk afgesloten."
Klager klaagt over het feit dat toen hij op dinsdag 15 augustus 2000 om 17.15 uur bij zijn woning arriveerde, het slot van de voordeur vervangen bleek te zijn en zijn woning te zijn betreden. Het één en ander werd toegelicht door een door de deurwaarder achtergelaten envelop met een daarop handmatig aangebrachte tekst.
Op de envelop stond aangegeven dat de sleutel kon worden opgehaald bij kantoor [ ]. Toen hij aldaar arriveerde was het kantoor gesloten. Na telefonisch contact met een medewerker werd hij heengezonden met de mededeling dat hij morgen de eerste zou zijn, waardoor hij genoodzaakt werd de nacht bij derden door te brengen. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder voorts dat ondanks het feit dat de toegevoegd kandidaat-deurwaarder door omstanders werd gewaarschuwd dat [ ] daar niet meer woonde, het slot van de woning werd geforceerd. Verder zijn geen schadebeperkende maatregelen genomen.
Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende zorgvuldig is geweest in zijn onderzoek naar wie de bewoner van de woning was Hij had kunnen informeren bij de woningbouwvereniging, had kunnen reageren op de door klager teruggestuurde enveloppen die voor [ ] waren bestemd en de bewoners van het pand kunnen aanschrijven. De gerechtsdeurwaarders heeft volstaan met een onderzoek via de GBA en aldus slechts een klein deel van zijn informatiebronnen gebruikt. De gerechtsdeurwaarder is derhalve toerekenbaar tekort geschoten in de uitvoering van zijn ambt.
3. Ontvankelijkheid van de klacht
3.1. Het betreft hier gedragingen van de gerechtsdeurwaarder welke zich grotendeels hebben voorgedaan vóór de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet op 15 juli 2001. Deze wet voorziet in (zware) tuchtrechtelijke sancties en is in zoverre qua werking te vergelijken met strafbepalingen. Nu geen enkele gedraging met terugwerkende kracht strafbaar kan worden gesteld, kunnen gedragingen die dateren van vóór de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet niet binnen het bereik van het in deze wet geregelde tuchtrecht vallen. In zoverre is klager niet ontvanklelijk in zijn klachten.
4. Beoordeling ten overvloede
4.1. Kern van de klacht is dat de deurwaarder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar wie de woning bewoonde ten tijde van de beslaglegging en dat, ondanks de waarschuwing van de buren dat de debiteur daar niet meer woonde, de deurwaarder is doorgegaan met het forceren van het slot.
4.2. De kantonrechter heeft het binnentreden van de woning door de deurwaarder onrechtmatig geacht. Dit betekent echter nog niet automatisch dat de deurwaarder daarmee ook klachtwaardig heeft gehandeld. Bij de beoordeling van de klacht gaat het erom of de deurwaarder heeft gehandeld zoals het een goed deurwaarder betaamt en of hij in strijd heeft gehandeld met enige tuchtrechtelijke norm.
4.3. Toetsing aan voormeld criterium levert het volgende op. De bij de beslaglegging aanwezige hulpofficier heeft blijkens het door hem op 3 oktober 2000 opgemaakte proces-verbaal van bevindingen samengevat onder meer verklaard dat nadat de aldaar aanwezige slotenmaker een aanvang heeft gemaakt met het forceren van het slot, maar voordat dit was voltooid, een buurvrouw en een buurman de aanwezigen opmerkzaam maakten op het feit dat de geëxecuteerde niet meer op dat adres verbleef. Op dat moment was het slot, volgens de slotenmaker echter al onherstelbaar vernield, waarop besloten werd deze handeling te voltooien en een nieuw slot te plaatsen.
De bij de beslaglegging aanwezige slotenmaker heeft daaromtrent op 2 oktober 2000 een gelijkluidende verklaring afgelegd met dien verstande dat deze heeft verklaard dat hij moest doorgaan met het openboren van het slot (cilinder) omdat de bewoner met zijn sleutel de deur niet meer zou kunnen openen. Hieruit volgt dat twijfel of dit nog wel het juiste adres van de geëxecuteerde was bij de deurwaarder eerst ontstond toen het al te laat was.
4.4. Anders dan klager stelt is de Kamer van oordeel dat voor het inwinnen van informatie bij de Woningbouwvereniging geen aanleiding bestond, nu blijkens door de deurwaarder bij het GBA ingewonnen inlichtingen de geëxecuteerde op 14 augustus 2000 nog op het adres [ ] te [ ] ingeschreven stond. Dat de gemeente het verzoek van klager tot inschrijving op dit adres eerst op 16 augustus 2000 heeft verwerkt kan de deurwaarder niet worden aangerekend.
4.5. Klager kan evenmin worden gevolgd in zijn stelling dat de deurwaarder, op grond van de door hem retourgezonden door de deurwaarder aan de geëxecuteerde verzonden brieven, de buren had dienen aan te schrijven.
4.6.Ten aanzien van klagers klacht dat hij genoodzaakt was de nacht bij derden door te brengen omdat hij de sleutel niet meer kon verkrijgen geldt het volgende. Ook al zou worden aangenomen dat de medewerker van de deurwaarder de door klager gewraakte uitlating zou hebben gedaan, dan nog had dat niet kunnen leiden tot gegrondverklaring van de klacht. Het gaat hier immers om een mededeling van een medewerker van zijn kantoor waarvoor de deurwaarder behoudens bijzondere omstandigheden waarvan hier niet is gebleken, niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden omdat de aard van het tuchtrecht zich daartegen verzet. Overigens is de Kamer van Oordeel dat in de gegeven omstandigheden de deurwaarder er beter aan gedaan had op kantoor te wachten totdat klager zich had gemeld of een andere regeling te treffen waardoor klager ook na sluitingstijd nog de sleutel had kunnen bemachtigen.
4.7. Op grond van het voorgaande is de Kamer van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de deurwaarder niet heeft gehandeld als een goed deurwaarder betaamt danwel dat de deurwaarder in strijd heeft gehandeld met enige tuchtrechtelijke norm.
4.8. Daarbij laat de Kamer in het midden of de handelingen van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder aan de thans aangeklaagde deurwaarder tuchtrechtelijk kunnen en moeten worden aangerekend.
4.9. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus gegeven door mr. J.W.S. Holtrop, plaatsvervangend-voorzitter, mr. W.A.H. Melissen en D. Rijswijk (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 28 mei 2002 in tegenwoordigheid van de secretaris, F.C.H. Krieger.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.