ECLI:NL:RBAMS:2002:AF0366
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van sancties op basis van meerinkomen in het kader van studiefinanciering en de evenredigheid daarvan volgens het EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 november 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. S. Mathoerapersad, en de Informatie Beheer Groep, vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Naber. De zaak betreft een vordering van de Informatie Beheer Groep op eiseres wegens te veel genoten bijverdiensten in 1996, die leidde tot een sanctie op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de Informatie Beheer Groep was gebaseerd op artikel 26 van de oude Wet op de studiefinanciering en later herzien op basis van nieuw beleid. Eiseres betwistte de hoogte van de door verweerster aangenomen inkomsten en stelde dat de sanctie in strijd was met het evenredigheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeerde dat het systeem van sancties, dat uitsluitend gebaseerd was op het aantal maanden waarin eiseres de beschikking had over een OV-studentenkaart, geen recht deed aan de ernst en verwijtbaarheid van de overtreding. Dit leidde tot de conclusie dat de sanctie in strijd was met het evenredigheidsbeginsel en dat artikel 3.17, zevende lid, van de Wsf 2000 buiten toepassing moest worden gelaten. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond en vernietigde het besluit van de Informatie Beheer Groep met betrekking tot de OV-boete, terwijl het beroep tegen de vordering van het meerinkomen ongegrond werd verklaard. Eiseres werd in de proceskosten vergoed.