ECLI:NL:RBAMS:2002:AE5843

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/020011-02
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door kluismedewerker van De Nederlandsche Bank N.V.

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 12 juli 2002, stond de verdachte terecht voor verduistering van een aanzienlijk geldbedrag dat toebehoorde aan De Nederlandsche Bank N.V. De rechtbank heeft op 28 juni 2002 de zaak behandeld en de verdachte is beschuldigd van het opzettelijk zich toe-eigenen van 500.000 Nederlandse gulden, die hij als kluismedewerker onder zich had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de telastelegging op enkele punten moest worden verbeterd, maar dat de verdachte hierdoor niet in zijn verdediging is geschaad.

De rechtbank oordeelde dat het primair telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, het subsidiair telastegelegde werd wel bewezen geacht. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, als voldoende bewijs beschouwd voor de bewezenverklaring van de verduistering.

De rechtbank heeft de strafbaarheid van het feit vastgesteld en geconcludeerd dat er geen rechtvaardigingsgronden aanwezig waren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, De Nederlandsche Bank N.V., toegewezen tot een bedrag van € 226.890,10, als gevolg van de schade die de bank had geleden door de verduistering. De rechtbank heeft ook de kosten van de benadeelde partij toegewezen, die tot op heden op nihil zijn begroot.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/020011-02
Datum uitspraak: 12 juli 2002
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, 9e meervoudige kamer A, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te Paramaribo (Suriname) op 14 november 1969,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [adres]
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2002.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank leest telkens het in de telastelegging vermelde "De Nederlandse Bank" als "De Nederlandsche Bank N.V.", aangezien hier sprake is van een kennelijke omissie. Door de verbetering van deze omissie wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.
2. Voorvragen
--------------
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder subsidiair telastegelegde:
in de periode van 23 december 1999 tot en met 22 februari 2000 te Amsterdam opzettelijk NFL 500.000,= (500 bankbiljetten van NFL 1.000,=), die toebehoorden aan De Nederlandsche Bank N.V. en welke goederen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van kluismedewerker bij De Nederlandsche Bank N.V. onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft als kluismedewerker van de Nederlandsche Bank N.V. een aanzienlijk geldbedrag verduisterd. Ondanks het feit dat De Nederlandsche Bank N.V. haar medewerkers voortdurend en intensief controleert door middel van camera's, is verdachte er toch in geslaagd zich ongemerkt bankbiljetten toe te eigenen. Een bedrijf als De Nederlandsche Bank N.V. moet kunnen vertrouwen op de integriteit van haar medewerkers. Verdachte heeft door zijn handelen De Nederlandsche Bank N.V. voor een aanzienlijk bedrag benadeeld en daarmee bewust het vertrouwen van voornoemd bedrijf geschaad. Tevens heeft verdachte door zijn handelen veel onrust veroorzaakt op de werkvloer en heeft hij het vertrouwen van zijn directe collega's ernstig beschaamd.
Tot slot ziet de rechtbank in de omstandigheid dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 4 januari 2002, niet eerder is veroordeeld, aanleiding om een deel van na te noemen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij De Nederlandsche Bank N.V., van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 226.890,10 (tweehonderd zesentwintigduizend achthonderd negentig euro en 10 eurocenten). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het primair telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder subsidiaire bewezenverklaarde:
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 JAREN.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 1 JAAR van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 JAREN vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij De Nederlandsche Bank N.V., gevestigd op het adres Westeinde 1, 1017 ZN Amsterdam toe en veroordeelt verdachte te betalen € 226.890,10 (tweehonderd zesentwintigduizend achthonderd negentig euro en 10 eurocenten) aan de benadeelde partij.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. U.W. baron Bentinck, voorzitter,
mrs. M.A. Broekhuis en S. van Eunen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Rada, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juli 2002.