ECLI:NL:RBAMS:2002:AE3355

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13/126039-96
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdenking van overvallen met betrekking tot DNA-technieken en redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 mei 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van overvallen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de verdachte op tegenspraak werd gehoord met een gemachtigde raadsman. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van meerdere terechtzittingen die plaatsvonden in december 2001, januari, februari en mei 2002. De telastelegging was gewijzigd en de rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie beoordeeld, waarbij de raadsman aanvoerde dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de lange duur van de procedure, er geen sprake was van overschrijding van deze termijn, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft vervolgens de waardering van het bewijs uitgevoerd en kwam tot de conclusie dat de telastelegging niet wettig en overtuigend bewezen was. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de beschuldigingen. Tevens werd bepaald dat de benadeelde partijen, waaronder McDonald's restaurant en Geldnet B.V., niet ontvankelijk waren in hun vorderingen, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De rechtbank heeft de vordering tot gevangenneming afgewezen en het vonnis werd uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/126039-96
Datum uitspraak: 29 mei 2002
op tegenspraak (raadsman gemachtigd)
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer "Geldnet", in de strafzaak tegen:
[verdachte]
geboren te Amsterdam op 30 juni 1969,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 en 4 december 2001, 18 januari 2002, 4 februari 2002 en 14 en 15 mei 2002.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting gewijzigd. Van de dagvaarding en de vorderingen wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1, 2 en 3 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
Ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman heeft aangevoerd dat primair het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Subsidiair zal de rechtbank, aldus de raadsman, ten aanzien van de op te leggen straf de overschrijding dienen te compenseren.
De rechtbank overweegt als volgt.
De feiten zoals telastegelegd onder 1. en 2. zijn gepleegd in april 1996. Verdachte is hiervoor op 12 november 1996 aangehouden en in verzekering gesteld. De voorlopige hechtenis van verdachte werd met ingang van 5 februari 1997 opgeheven. Op het moment dat zich nieuwe, voor verdachte belastende, feiten en omstandigheden hebben voorgedaan, zijn door het Openbaar Ministerie pogingen ondernomen verdachte op te sporen en aan te houden, hetgeen tot op heden niet is gelukt. In de tussenliggende periode is door deskundigen onderzoek verricht.
Duur van de redelijke termijn: de redelijkheid is afhankelijk van onder meer de volgende omstandigheden:
A) De ingewikkeldheid van de zaak: in onderhavige zaak is gebruik gemaakt van nieuwe, pas gedurende de loop van het onderzoek beschikbare, DNA-technieken.
B) De invloed van verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop: In casu had het Openbaar Ministerie te maken met ontkennende en zwijgende verdachten.
C) De wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld: uit het dossier blijkt dat het Openbaar Ministerie onderzoekshandelingen heeft verricht zodra daartoe aanknopingspunten waren.
Gelet op onder meer voornoemde bijzondere omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank, hoewel de onderhavige zaak niet binnen 2 jaar na de - eerste - inverzekeringstelling van verdachte met een eindvonnis is afgerond, geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht het onder 1 en 2 telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4. Ten aanzien van de benadeelde partijen
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen McDonald's restaurant, Geldnet B.V, [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] in hun respectieve vordering niet ontvankelijk zijn. De benadeelde partijen kunnen die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Verklaart het onder 1 en 2 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partijen McDonald's restaurant, Geldnet B.V, [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7], niet ontvankelijk in hun respectieve vordering zijn.
Wijst af de vordering tot gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. R. Sipkens en R. de Ruijter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. van der Veer, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 mei 2002.