ECLI:NL:RBAMS:2002:115

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2002
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
KG 02/706
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.Y.C. Poelmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beslag en betaling onder bankgarantie in kort geding

In deze zaak, die diende voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam, heeft de eiseres, Planetary Investment LLP, een kort geding aangespannen tegen de Stichting en ING Bank N.V. De zaak betreft de opheffing van een conservatoir beslag dat door de Stichting was gelegd op een bankgarantie die door ING aan Planetary was verstrekt. Planetary vorderde dat het beslag zou worden opgeheven en dat ING zou worden veroordeeld tot betaling onder de bankgarantie. De Stichting voerde verweer en stelde dat er geen contractuele relatie bestond tussen haar en Planetary, waardoor zij niet tekort kon schieten in enige verplichting. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaar van de Stichting tegen de aanvulling van eis werd verworpen, en dat de wijziging van eis, die inhield dat ING onmiddellijk betaling onder de bankgarantie moest verrichten, niet werd toegestaan omdat ING niet in het geding was verschenen. De rechter concludeerde dat de Stichting niet kon volhouden dat het beslag niet was vervallen, aangezien de hoofdprocedure niet binnen de gestelde termijn was aanhangig gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van Planetary moest worden toegewezen, en dat de Stichting het beslag moest opheffen en ING moest betalen onder de bankgarantie. De Stichting werd veroordeeld in de proceskosten, terwijl ING niet in de kosten werd veroordeeld omdat zij geen eigen belang had in het geschil. Het vonnis werd uitgesproken op 8 mei 2002.

Uitspraak

P/SK
vonnis 8 mei 2002

RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM

VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS
i n d e z a a k m e t r o l n u m m e r KG 02/706 P v a n:
de rechtspersoon naar het recht van haar vestigingsplaats
PLANETARY INVESTMENT LLP,
gevestigd te Seattle, Verenigde Staten van Amerika,
e i s e r e s bij dagvaarding van 5 april 2002,
verweerster in het incident,
procureur mr. H.M.D. Bentfort van Valkenburg,
t e g e n :
1. de stichting [gedaagde 1] ,
gevestigd te [plaats] ,
g e d a a g d e ,
eiseres in het incident,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
2. de naamloze vennootschap ING BANK N.V.,
gevstigd te Amsterdam,
g e d a a g d e, niet verschenen.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Ter terechtzitting van 29 april 2002 heeft eiseres, verder te noemen Planetary, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Ter terechtzitting heeft Planetary haar eis aangevuld, aldus dat bij vonnis wordt bevolen dat gedaagde sub 2, verder te noemen ING, onmiddellijk de door Planetary verzochte betaling onder de bankgarantie verricht en om gedaagde sub 1, verder te noemen de Stichting, te verbieden tegenover derden te doen voorkomen dat het door de Stichting op 8 februari 2002 gelegde conservatoire beslag onder ING niet vervallen dan wel opgeheven is, onder verbeurte van een dwangsom van € 500.000,=. De Stichting heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening, alsmede bezwaar gemaakt tegen de aanvulling van eis. Voorts heeft de Stichting ex artikel 224 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zekerheidsstelling voor proceskosten door Planetary gevraagd ten bedrage van € 10.000,=. ING is niet verschenen, maar heeft bij brief van 11 april 2002 aan de Voorzieningenrechter wel verzocht om haar buiten een eventuele kostenveroordeling te houden.
Na verder debat hebben partijen stukken overgelegd voor vonniswijzing.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Het bezwaar van de Stichting tegen de aanvulling van eis wordt verworpen, nu de Stichting hierdoor niet in haar verdediging wordt geschaad.
De wijziging van eis inhoudende dat ING onmiddellijk betaling onder de bankgarantie moet verrichten wordt niet toegestaan, nu ING niet in het geding is verschenen.
In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. Tussen Planetary en [bedrijf] is een ‘Partnership Agreement’ met kenmerk BOV/PLS/INN/FRE-3 gesloten, ingaande 2 december 2000, waarin onder meer is bepaald:
“12. Whereas Party B (
[bedrijf]) agrees to invest a total amount of
US $ 9,400,000.00 into Turbo Wing Canada Ltd. in form of reserved funds, deposited at ING
Bank Utrecht, Account name [naam 1] # [account nummer] and Account
# [account nummer] Signatory Mr. [naam 2] .
13. Whereas Party B agrees to enter into this Partnership Agreement with Party A (
Planetary) in
exchange for intellectual properties en other considerations.(…)
1. PARTY A delivers to PARTY B the following:
a) (…)
c) Intellectual properties and other consideration upon payment in the amount of
US $ 9,400,000.00 (…)”.
b. Artikel 13 van de overeenkomst is bij ‘Addendum’, eveneens van 2 december 2000, als volgt aangevuld:
“Whereas Party B agrees to enter into this Partnership Agreement with Party A in exchange for 30%
Ownership of Turbo Wing Canada Ltd. in form of 30% Common Shares.”
Artikel 1 c) is als volgt aangevuld:
“30% of Common Shares of Turbo Wing Canada Ltd. upon payment in the amount of
US $ 9,400,000.00”
c. De Stichting heeft op 2 november 2000 een zogenaamde ‘Appointment’ afgegeven terzake van de overeenkomst met kenmerk BOV/PLS/INN/FRE-3, waarbij de heer W. van de Bovenkamp is benoemd tot ‘Assistent Treasurer cum Portfolio Manager’ ten aanzien van de deposito’s bij ING met nummers [account nummer] en [account nummer] ten bedrage van in totaal US $ 9.426.267,= en is hij gemachtigd om overeenkomsten aan te gaan waarbij over de betreffende rekeningen kon worden beschikt.
d. Op 19 december 2000 heeft ING aan Planetary een bankgarantie verstrekt, met de volgende tekst:
“GUARANTEE NUMBER 2000.012.820/EL
THE UNDERSIGNED, ING BANK N.V., WHICH HAS ITS REGISTERED OFFICE IN AMSTERDAM AND AN BRANCH OFFICE IN UTRECHT, HEREBY PROVIDES A GUARANTEE TO PLANETARY INVESTMENT LLP, 2608 2ND AVENUE 268 SEATTLE WA 98121, USA, HERINAFTER REFERED TO AS THE BENEFICIARY, FOR A SUM NOT EXCEEDING 9,426,267,26 US DOLLARS (…). THE SAME AS SECURITY FOR THE PAYMENT BY [gedaagde 1] , [adres] , THE NETHERLANDS, (…) OF EVERYTHING WHICH THE LATTER OWES OR WILL OWE TO THE BENIFICIARY ON ACCOUNT OF THE PAYMENT-OBLIGATIONS RESULTING FROM TRANSACTION CODE BOV/PLS/INN/FRE-3. THIS GUARANTEE CONSEQUENTLY BINDS THE UNDERSIGNED TO PAY AS ITS OWN DEBT AND IMMEDIATELY ON REQUEST THE SUMS TO BE SPECIFIED (…) AND TO DO SO WITHOUTREQUIRING ANY PROOF OF INDEBTNESS OTHER THAN A MERE WRITTEN STATEMENT OF THE BENIFICIARY TO THE EFFECT THAT [gedaagde 1] HAS FAILED TO PERFORM HIS/HER/ITS ABOVE MENTIONED PAYMENT OBLIGATIONS. THIS GUARANTEE SHALL BE VALID UP TO AND INCLUDING 4TH OF FEBRUARY 2002 (…).”
e. Op 21 januari 2001 is een zogenaamde ‘License Agreement’ gesloten tussen enerzijds [naam 3] en Turbo Wing International Corporation en anderzijds Candle & Eagle Services B.V., waarbij aan de laatste door de eerste een exclusieve licentie is verleend de Turbo Wing Technologies in Nederland te gebruiken ten behoeve van de ontwikkeling van een oppervlakte watertransportsysteem. Overeengekomen is dat hiervoor een bedrag van US $ 9.400.000,= wordt betaald “as provided by the Agreement of December 2, 2000 between [bedrijf] and Planetary Investment LLP (Transaction Code: BOV/PLS/INN/FRE-3). In deze overeenkomst wordt voorts nog eens gesteld dat, zoals is voorzien in de overeenkomst van 2 december 2000, Turbo Wing Canada Ltd. aan Candle & Eagle Services B.V. 30 procent van de aandelen van Turbo Wing Canada Ltd. zal overdragen.
f. Bij brief van 1 februari 2001 heeft [bedrijf] aan Planetary geschreven:
“Hereby with pleasure we return to you the License Agreement for the ‘Turbo Wing Technologies’
duly initialled and signed by us.
Hereby we furthermore confirm, that Planetary Investment LLP herewith has fully complied with its
obligations in regard to the ING Bank Guarantee nr. 2000.012.820/EL in connection to the subject
transaction code BOV/PLS/INN/FRE-3.”
g. Bij brief van 4 februari 2002 aan ING heeft MEK Securities LLC namens Planetary om betaling onder de bankgarantie verzocht.
h. Bij brief van 6 februari van de Stichting aan Planetary is Planetary gesommeerd de claim onder de bankgarantie in te trekken.
i. Op 8 februari 2002 is door de Stichting, na verkregen verlof van de Voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam, onder ING conservatoir derdenbeslag gelegd op de bankgarantie.
j. Op 15 februari 2002 heeft de Stichting Planetary gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam tegen 22 mei 2002 en gevorderd dat voor recht zal worden verklaard dat de Stichting jegens Planetary niet is tekort geschoten terzake van nakoming van enige op de Stichting rustende verbintenis, en voorts dat Planetary onrechtmatig jegens de Stichting heeft gehandeld door de bankgarantie te willen trekken.
Planetary vordert thans -kort gezegd- dat het de Stichting wordt verboden te doen voorkomen dat het beslag niet is vervallen, althans dat de Stichting wordt veroordeeld tot opheffing van het beslag en dat ING wordt veroordeeld om de door Planetary verzochte betaling onder de bankgarantie te verrichten.
Planetary stelt daartoe primair dat terzake van de hoofdvordering de rechtbank te Amsterdam niet bevoegd is, omdat in de overeenkomsten is geregeld dat geschillen voorgelegd zullen worden aan arbiters volgens de regels en het recht van de Staat van Washington in de Verenigde Staten van Amerika. Het beslag is daarom vervallen, nu niet binnen de gestelde termijn de hoofdprocedure bij die arbiters aanhangig is gemaakt.
Voorts stelt Planetary dat terzake van de tegenover de op haar uit de overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen (tot levering van aandelen en technologie), waaraan zij heeft voldaan, de verplichting tot betaling stond, welke betaling kon plaatsvinden op andere wijze vóór 4 februari 2002, of middels de bankgarantie. Aangezien, zo stelt Planetary, op 4 februari 2002 betaling niet op andere wijze had plaatsgevonden heeft zij conform de afspraak de bankgarantie ingeroepen. Door beslag te leggen op de abstracte bankgarantie en aldus de betaling aan Planetary te blokkeren, handelt de Stichting te kwader trouw. Planetary handelt door het inroepen van de bankgarantie niet bedrieglijk of willekeurig. Het abstracte karakter van de bankgarantie brengt mee dat de schuldenaar zich niet op verweermiddelen die worden ontleend aan de onderliggende rechtsverhouding kan beroepen ter voorkoming van uitbetaling. Aan Planetary is bevestigd dat zij geheel aan haar verplichtingen heeft voldaan: de aandelen zijn ter beschikking van Candle & Eagle gesteld en Planetary heeft op 3 december 2000 de verschillende documenten met betrekking tot de in licentie gegeven technologie verzonden. De Stichting heeft voorts op 12 juli 2001 de betalingsinstructies van Planetary ter goedkeuring mee ondertekend. Planetary betwist de stelling van de Stichting dat deze alleen gehouden was om een bankgarantie te stellen. Planetary is ook niet akkoord gegaan met de eenzijdige verlenging van de bankgarantie tot 20 september 2002; tussen partijen is afgesproken dat Planetary uiterlijk op 4 februari 2002 over het bedrag kon beschikken.
Planetary stemt in met een eventuele zekerheidstelling voor de proceskosten, alsmede met het verzoek van ING om buiten een eventuele proceskostenveroordeling te worden gehouden.
De Stichting voert als verweer het volgende aan. Er is na beslaglegging voor de bevoegde rechter gedagvaard, nu de beslaglegging in Nederland bevoegdheid schept en het om een Nederlandse bankgarantie gaat. Dat in die bankgarantie aan een ‘buitenlandse’ overeenkomst wordt gerefereerd doet daar niet aan af, temeer nu de Stichting geen partij is bij die overeenkomst.
Niet de vraag of het inroepen van de bankgarantie door Planetary als kennelijk bedrieglijk of willekeurig gekenschetst moet worden -de Stichting betwist de abstractheid van de bankgarantie-, maar de vraag of de Stichting is tekortgeschoten in een op haar rustende betalingsverplichting is in deze cruciaal. Er bestaat echter, anders dan Planetary doet voorkomen, geen contractuele relatie tussen de Stichting en Planetary, zodat de Stichting ook niet tekort kan schieten in de nakoming van verplichtingen. De zaak is voorts te gecompliceerd om in kort geding te behandelen, gezien de hoeveelheid van betrokkenen. In de overeenkomsten staat bovendien nergens vermeld dat de uiterste betaaldatum aan Planetary 4 februari 2002 was. Verlenging van de bankgarantie tot 20 september 2002 zou, indien de lezing van Planetary over de uiterste betaaldatum juist zou zijn, betekenen dat die uiterste betaaldatum tot 20 september 2002 is verlengd, zodat de vordering nu niet opeisbaar is. De strekking van de bankgarantie, het stellen van zekerheid door de Stichting, laat onverlet dat de Stichting conservatoir derdenbeslag kan leggen op die bankgarantie, omdat immers de zekerheid dan nog steeds bestaat. De strekking van de bankgarantie is niet om Planetary in staat te stellen zich betaling te verschaffen, nu op de Stichting immers geen verplichting jegens Planetary rust. Als het beslag wordt opgeheven zal de Stichting een onaanvaardbaar risico lopen, omdat zij geen verhaalsmogelijkheden op Planetary in Nederland heeft.
Ten aanzien van de hoogte van de gevorderde zekerheidstelling ex artikel 224 Rv refereert de Stichting zich aan het oordeel van de Voorzieningenrechter.
Beoordeling van het geschil.
Tegen ING is verstek verleend.
Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of de Stichting de bodemprocedure na beslaglegging bij de bevoegde rechter, de rechtbank te Amsterdam, aanhangig heeft gemaakt. In de ‘Partnership Agreement’ en in de ‘License Agreement’ zijn de daarbij betrokken partijen, Planetary en [bedrijf] , arbitrage volgens het recht van de Staat van Washington overeengekomen. De Stichting is bij deze overeenkomsten niet rechtstreeks partij. Hoewel de bankgarantie is afgegeven ter zekerheid van de nakoming van deze overeenkomsten, en het kenmerk van die overeenkomsten ook in de bankgarantie staat vermeld, betekent dit niet dat de Stichting aan de keuze van Planetary en [bedrijf] voor arbitrage is gebonden. Nu voorts het beslag in Nederland is gelegd, kan voorshands niet worden geoordeeld dat de Stichting niet binnen de gestelde termijn de bevoegde rechter heeft geadieerd.
De bankgarantie waarop door de Stichting beslag is gelegd betreft, blijkens de bewoordingen hiervan, een abstracte bankgarantie. Expliciet wordt vermeld dat
“(T)his guarantee consequently binds the undersigned (
ING) to pay as its own debt and immediately on request the sums to be specified (…) and
to do so without requiring any proof of intenties other than a mere written statement of the benificiary to the effect that [gedaagde 1] has failed to perform his/her/its above mentioned payment obligations.”Dit heeft tot gevolg dat, nu Planetary ING op 4 februari 2002 heeft laten weten dat niet aan de betalingsverplichtingen is voldaan en om betaling onder de bankgarantie heeft verzocht, ING aan dit verzoek diende te voldoen. Dit heeft ook tot gevolg dat de Stichting, die door middel van de bankgarantie de betalingsverplichtingen van [bedrijf] jegens Planetary heeft gegarandeerd, zich niet op de onderliggende rechtsverhouding kan beroepen. De stelling van de Stichting dat partijen met de bankgarantie iets anders hebben bedoeld of afgesproken dan de betalingsverplichting te garanderen, is een vraag die de onderliggende rechtsverhouding betreft en in dit geding, in verband met de abstractheid van de bankgarantie, niet kan worden beoordeeld. Uit de stelling van de Stichting dat de zaak zo ingewikkeld ligt dat hiervoor een nader onderzoek naar de feiten noodzakelijk is waar het kort geding zich niet voor leent, volgt overigens al dat niet gezegd kan worden dat Planetary kennelijk bedrieglijk of willekeurig dan wel misleidend betaling onder de bankgarantie heeft verzocht.
Nu niet van een uitzondering op de regel dat op een abstracte bankgarantie geen derdenbeslag kan worden gelegd is gebleken, dient de vordering van Planetary te worden toegewezen. Dientengevolge wordt de incidentele vordering van de Stichting ex artikel 224 Rv afgewezen. De Stichting zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. ING zal, hoewel zij als gedaagde sub 2 zal worden veroordeeld om de betaling onder de bankgarantie te verrichten, niet mede in de proceskosten worden veroordeeld, nu zij geen eigen belang heeft bij het geschil en te kennen heeft gegeven zich aan de uitspraak te conformeren.

BESLISSING IN KORT GEDING

De voorzieningenrechter:
Veroordeelt de Stichting om uiterlijk twee dagen na betekening van dit vonnis het op 8 februari 2002 onder ING gelegde beslag op te heffen.
Veroordeelt ING om uiterlijk twee dagen na betekening van het vonnis de door Planetary verzochte betaling onder de bankgarantie te verrichten.
Veroordeelt de Stichting in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van Planetary begroot op € 258,18 aan verschotten, waaronder € 193,= wegens vastrecht, en op € 703,= aan salaris procureur.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Gewezen door mr. M.Y.C. Poelmann, vice-president van de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 mei 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: