ECLI:NL:RBAMS:2001:AE1893
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verzekeringspositie van Poolse werknemers in Nederland en de toepassing van het gelijkheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 december 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen A S.A., een in Polen gevestigde luchtvaartmaatschappij, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.S. Ferouge, betwistte de aanmerkingen van de betrokken werknemers als zijnde Nederlands verzekerd. Eiseres voerde aan dat andere buitenlandse luchtvaartmaatschappijen vrijstelling van de Nederlandse verzekeringsplicht hadden gekregen, en dat verweerder het gelijkheidsbeginsel had geschonden door haar anders te behandelen. Subsidiair stelde eiseres dat verweerder het matigingsbeleid ARA-PBZ had moeten toepassen en dat de premie ten onrechte was vastgesteld op basis van een te hoog loon.
De rechtbank oordeelde dat de correctienota van 8 december 1995 als besluit in primo moet worden aangemerkt. Eiseres had pas op 28 maart 1996 bezwaar gemaakt, na het verstrijken van de bezwaartermijn. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, aangezien eiseres zelf verantwoordelijk was voor het zoeken naar hulp bij het begrijpen van de correspondentie. Hierdoor verklaarde de rechtbank het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk.
Wat betreft de inhoudelijke beoordeling oordeelde de rechtbank dat verweerder de verzekeringspositie van de werknemers terecht had beoordeeld aan de hand van de Nederlandse wetgeving. De rechtbank concludeerde dat de werknemers in Nederland werkten en dat er geen internationale overeenkomst was die een andere wetgeving zou vereisen. De rechtbank verwierp ook de argumenten van eiseres over de brutering van de uitbetaalde bedragen en de toepassing van de 35%-regeling, omdat eiseres niet tijdig een aanvraag had ingediend. De rechtbank concludeerde dat verweerder in strijd met het verbod van willekeur had gehandeld door het matigingsbeleid niet toe te passen, en verklaarde het beroep van eiseres gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.