ECLI:NL:RBAMS:2001:AD7985
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.J. van Schaardenburg-Louwe Kooijmans
- Th.H. Lind
- A.V.T. de Bie
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in strafzaak na niet bewezenverklaring van telastelegging
Op 21 december 2001 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op 1 december 1959 te Z. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de terechtzittingen die plaatsvonden op 17, 18, 19, 23 en 24 april 2001, alsook op 4 en 30 oktober 2001 en 3, 4, 6, 14 en 18 december 2001. De verdachte was geconfronteerd met een aantal telasteleggingen, zoals vermeld in de dagvaarding, waarvan een kopie aan het vonnis was gehecht. Tijdens de zitting op 18 april 2001 heeft de rechtbank echter een deel van de telasteleggingen, specifiek die onder 1, 3 en 4, partieel nietig verklaard. Dit betrof de beschuldiging dat de verdachte het desbetreffende goed 'anders dan door misdrijf onder zich had'.
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de dagvaarding nietig was en dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk zou moeten worden verklaard. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte geen belang meer had bij deze verweren, waardoor deze buiten beschouwing zijn gelaten. Na zorgvuldige waardering van het bewijs heeft de rechtbank geconcludeerd dat de telasteleggingen onder 1, 2, 3 primair, 3 subsidiair, 4 en 5 niet wettig en overtuigend bewezen waren.
De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende feiten en omstandigheden waren om een redelijk vermoeden van schuld te onderbouwen, zoals vereist door artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2001 door de voorzitter en de rechters, in aanwezigheid van de griffier.