ECLI:NL:RBAMS:2001:AD5249

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01.480H
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de vereniging Leefbaar Nederland op verzoek van een lid

In deze zaak verzoekt [verzoeker] de ontbinding van de vereniging Politieke Vereniging 'Leefbaar Nederland', gevestigd te Hilversum, op grond van artikel 2:21 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank Amsterdam heeft op 6 november 2001 uitspraak gedaan in deze procedure, waarin [verzoeker] stelt dat de vereniging in ernstige mate handelt in strijd met haar statuten. De feiten van de zaak zijn als volgt: [verzoeker] heeft zich in januari 2001 aangemeld als lid van Leefbaar Nederland, maar werd op 6 april 2001 door de vereniging geweigerd als lid. Na een brief van 1 juni 2001 waarin de vereniging de opzegging van het lidmaatschap introk, werd [verzoeker] op 7 juni 2001 geschorst. [verzoeker] stelt dat deze schorsing en de gang van zaken rondom zijn lidmaatschap in strijd zijn met de statuten van de vereniging.

De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende processtukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift van Leefbaar Nederland. De rechtbank concludeert dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat hij niet kan aantonen dat hij een in rechte te respecteren belang heeft bij de ontbinding van de vereniging. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden die door [verzoeker] zijn aangevoerd, niet van dien aard zijn dat de ontbinding van Leefbaar Nederland gerechtvaardigd is. De rechtbank wijst erop dat een ontbinding niet kan worden gerechtvaardigd door enkel een privébelang; er moet sprake zijn van een openbaar belang dat de ontbinding noodzakelijk maakt.

De rechtbank verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek en veroordeelt hem in de kosten van de procedure. De uitspraak is gedaan door de tweede meervoudige civiele kamer van de rechtbank Amsterdam, met de rechters M.M. Beins, E.D. Bonga-Sigmond en C.C.W. Lange.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE CIVIELE KAMER
BESCHIKKING
i n d e z a a k v a n:
Verzoeker, wonende te H.,
procureur mr. J.A. Vreeswijk,
t e g e n:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
POLITIEKE VERENIGING 'LEEFBAAR NEDERLAND
gevestigd te Hilversum,
v e r w e e r s t e r,
procureur mr. G.J.T.M. van den Bergh.
Partijen worden hierna [verzoeker] en Leefbaar Nederland genoemd.
Het verzoekschrift strekt tot ontbinding van de vereniging op de voet van artikel 2:21 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek.
Aan deze beschikking wordt een exemplaar van de statuten van Leefbaar Nederland gehecht in verband met verwijzing naar diverse artikelen van de statuten in onderhavige beschikking.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
- verzoekschrift, met bewijsstuk, ingediend ter griffie op 12 juni 2001,
- verweerschrift met bewijsstukken, ingediend ter griffie op 6 september 2001,
- proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het verzoek, gehouden op 11 september 2001, waarvoor waren opgeroepen: [verzoeker], Leefbaar Nederland en de
officier van justitie en de overige in dat proces verbaal genoemde stukken.
De beschikking is nader bepaald op heden. Partijen zijn op de hoogte gesteld van de nadere uitspraakdatum.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Vaststaande feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten
a. Op 25 maart 1999 is de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Politieke Vereniging "Leefbaar Nederland", gevestigd te Hilversum, opgericht ten overstaan van notaris mr. D. Stolp te Hilversum.
b. [verzoeker] heeft zich omstreeks januari 2001 aangemeld als lid van Leefbaar Nederland.
c. Bij brief van 6 april 2001 heeft Leefbaar Nederland aan [verzoeker] onder meer bericht:
"Bovenstaande feiten hebben het bestuur doen besluiten met verwijzing naar art. 4 lid 2 en artikel 6 lid 2 a van onze statuten het door u overgemaakte geld terug te sturen en u niet als lid/donateur te accepteren, hetgeen tevens betekent dat u ook geen deel zult kunnen uitmaken van ons oprichtingscongres (algemene ledenvergadering) op 10 juni a.s."
d. Bij brief van 1 juni 2001 heeft Leefbaar Nederland aan [verzoeker] onder meer bericht dat zij besloten heeft de opzegging van het lidmaatschap van [verzoeker] in te trekken.
e.Bij brief van 7 juni 2001 heeft Leefbaar Nederland aan [verzoeker] onder meer bericht dat het bestuur op grond van artikel 6 van de statuten besloten heeft hem met onmiddellijke ingang als lid te schorsen, aangezien :
"Uw politieke handelswijze in het verleden en uw voorgenomen optreden op ons oprichtingscongres (Algemene Ledevergadering) de vereniging op onredelijke wijze benadeelt" .
f. Op 10 juni 2001 heeft het oprichtingscongres (Algemene Ledenvergadering) van Leefbaar Nederland plaatsgevonden.
2. Het verzoek
2.1. [verzoeker] verzoekt ontbinding van de vereniging aangezien Leefbaar Nederland in ernstige mate handelt in strijd met haar statuten. Hij verzoekt voorts om Leefbaar Nederland in de kosten van het geding te veroordelen. Het verzoek wordt mede ingegeven met het oog op de openbare orde en het algemeen belang.Ter onderbouwing van het verzoek voert hij voert het volgende aan:
2.2. Sinds 16 januari 2001 is [verzoeker] lid van Leefbaar Nederland. Bij besluit van 6 april 2001 heeft Leefbaar Nederland in strijd met de bepalingen in haar statuten omtrent beëindiging van het lidmaatschap getracht hem als lid te royeren op grond van vermeende extreem rechtse sympathieën. [verzoeker] is echter nimmer lid geweest van enige extreem rechtse organisatie en heeft hiervoor ook geen enkele sympathie. Nadat [verzoeker] tegen het royementsbesluit in beroep was gegaan bij de algemene ledenvergadering, heeft het bestuur van Leefbaar Nederland het besluit weer ingetrokken en hem vervolgens zonder enige grond op 7 juni 2001 als lid geschorst. Ook hiertegen is [verzoeker] in beroep gegaan bij de algemene ledenvergadering. Ter vergadering op 10 juni 2001 heeft het bestuur geweigerd om het beroep te behandelen, de raadsman van verzoeker van [verzoeker] het recht ontzegd om het beroep toe te lichten en [verzoeker] evenmin in de gelegenheid gesteld om het woord te voeren. Ook hierdoor heeft de vereniging gehandeld in strijd met haar statuten (art. 13 lid 1). Voorts zijn er geen notulen van de vergadering van 10 juni 2001 opgemaakt. Tenslotte voert [verzoeker] aan dat Leefbaar Nederland in het jaar 2000 geen statutair voorgeschreven Algemene Ledenvergadering heeft gehouden en niet de statutair voorgeschreven jaarstukken en bijgaande accountantsverklaring heeft overgelegd.
2.3. Tenslotte voert [verzoeker] aan dat hij zich door Leefbaar Nederland in het openbaar geschoffeerd en beledigd voelt en dus belanghebbende is bij ontbinding van de vereniging. Zo zijn zowel [verzoeker] als zijn raadsman onder bedreiging met geweld op 10 juni 2001 de zaal en het gebouw uitgezet.
Het is bovendien niet alleeen [verzoeker] die zich beklaagt over het wangedrag van Leefbaar Nederland, ook andere leden beklagen zich over het autoritaire en ondemocratische optreden van het bestuur. Leefbaar Nederland raakt hiermede het algemeen belang.
3. Het verweer
3.1 Leefbaar Nederland verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en is van mening dat [verzoeker] in zijn verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard althans zijn verzoek dient te worden afgewezen met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van het geding.
3.2 Het verzoek tot ontbinding wordt door feiten noch wettelijke grondslagen gedragen.
De besluitvorming van Leefbaar Nederland ten opzichte van [verzoeker] is reglementair in overeenstemming met de statuten en na zorgvuldige afweging genomen.
De statutaire voorschriften met betrekking tot weigering van een lid zijn gevolgd. [verzoeker] is in beginsel vanaf het moment dat hij zich als lid heeft aangemeld tot en met het oprichtingscongres van 10 juni 2001 door Leefbaar Nederland aangemerkt als kandidaat-lid. In haar besluit van 6 april 2001 heeft Leefbaar Nederland echter aan [verzoeker] te kennen gegeven het door hem overgemaakte geld terug te sturen en hem niet als lid/donateur te accepteren. Van royement -zoals door [verzoeker] gesteld - is derhalve geen sprake.
Dit besluit van 6 april 2001 is door Leefbaar Nederland - om haar moverende redenen - bij brief van 1 juni 2001 weer ingetrokken.
Bij brief van 7 juni 2001 bericht Leefbaar Nederland [verzoeker] dat het bestuur heeft besloten hem met onmiddellijke ingang als lid te schorsen alsemde dat een eventueel beroep hiertegen behandeld kon worden tijdens het oprichtingscongres (Algemene Ledenvergadering) op 10 juni 2001.
Tijdens het oprichtingscongres van 10 juni 2001 is het beroep van [verzoeker] behandeld. [verzoeker] is conform de statuten de gelegenheid geboden zelf het woord te voeren. Naar de mening van Leefbaar Nederland heeft [verzoeker] zich toen niet behoorlijk gedragen.
3.3 Evenmin kunnen de aanvullende grondslagen van het verzoek tot ontbinding van Leefbaar Nederland rechtvaardigen. Leefbaar Nedeland erkent dat in het jaar 2000 geen algemene ledenvergadering is gehouden, hetgeen wordt verklaard door het feit dat het oprichtingscongres pas in juni 2001 plaatsvond en Leefbaar Nederland pas nadien daadwerkelijk actief is geworden. Dat is ook de reden dat er over het jaar 2000 geen jaarstukken en accountantsverklaringen geproduceerd zijn. De notulen van het oprichtingscongres van 10 juni 2001 zullen in ieder geval voor de Algemene Ledenvergadering beschikbaar zijn.
3.4. Tenslotte voert Leefbaar Nederland aan dat [verzoeker] geen belanghebbende is in de zin van artikel 2:21 lid 4 BW.
Een eigen- of privébelang kan een verzoek tot ontbinding van een vereniging niet dragen. Steeds blijft vereist dat het openbaar belang ontbinding nodig maakt.
[verzoeker] heeft niet op enige wijze aannemelijk gemaakt dat er sprake is van omstandigheden die de openbare orde respectievelijk het algemeen belang raken en de ontbinding zouden rechtvaardigen.
4. Het standpunt van de officier van justitie
4.1. De officier van justitie concludeert primair tot niet-ontvankelijk verklaring van verzoeker aangezien hij [verzoeker] geen belanghebbende acht in de zin van artikel 2:21 lid 4 BW. Wellicht heeft [verzoeker] wel een inhoudelijk belang doch dat kan slechts een beperkt particulier belang zijn. Dat is onvoldoende om hem aan te merken als belanghebbende in de zin van genoemde wetsbepaling.
4.2. Subsidiair acht de officier van justitie het verzoek ongegrond en concludeert hij tot afwijzing van het verzoek. De aangevoerde feiten kunnen het verzoek niet dragen. Van grove schending van de statuten is geen sprake. Wellicht is een en ander niet geheel volgens wettelijke bepalingen verlopen maar er is onvoldoende grond om tot ontbinding van de vereniging over te gaan.
5. De beoordeling
5.1. De rechtbank zal allereerst beoordelen of [verzoeker] in zijn verzoek op de voet van artikel 2:21 lid 4 BW ontvankelijk is.
Artikel 2:21 lid 3 luidt:
"De rechtbank kan een rechtspersoon ontbinden, indien deze in ernstige mate in strijd met zijn statuten handelt".
lid 4 van dat artikel luidt vervolgens:
"De ontbinding wordt uitgesproken op verzoek van een belanghebbende of op vordering van de officier van justitie".
5.2. Wie als belanghebbende in de zin van lid 4 kan worden aangemerkt om een zodanig verzoek te doen, is ter beoordeling van de rechter. Er zal dan steeds sprake moeten zijn van een redelijk belang bij ontbinding en zo'n belang zal een verzoekende partij slechts hebben indien hij bij niet-ontbinding in een eigen belang is of dreigt te worden geschaad.
5.3. Uit geen van de door [verzoeker] aangevoerde omstandigheden blijkt echter een in rechte te respecteren belang waarin hij wordt geschaad of dreigt te worden geschaad indien Leefbaar Nederland niet wordt ontbonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verzoeker] niet ontvankelijk is in zijn verzoek.
5.4. Overigens blijkt uit de wetsgeschiedenis dat een ontbinding niet wordt gerechtvaardigd door het enkele feit dat hierbij enkel een privébelang betrokken is. Steeds blijft vereist dat het openbaar belang ontbinding nodig maakt. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de omstandigheden, dat in 2000 geen Algemene Ledenvergadering is gehouden en geen jaarstukken of accountantsverklaring zijn gedeponeerd, gezien in het licht van het nog korte bestaan van Leefbaar Nederland, geen tekortkomingen van zo ernstige aard zijn dat de vereniging dient te worden ontbonden.
5.5. Als in het ongelijk gestelde partij zal [verzoeker] in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
BESLISSING
De rechtbank:
- Verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
-Veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding tot op heden begroot op f. 2120,-- tweeduizendeenhonderdtwintig gulden).
Aldus gegeven door mrs. M.M. Beins, E.D. Bonga-Sigmond en C.C.W. Lange, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 november 2001, in tegenwoordigheid van de griffier.