ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM
Parketnummer: 13/077020-01
Datum uitspraak (vervroegd): 31 augustus 2001
van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam, meervoudige kamer BOKKUM, in de strafzaak tegen
geboren te H.gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 augustus, 28 augustus en 30 augustus 2001.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
3. Waardering van het bewijs.
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder feit 1 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van medeverdachte D.(parketnummer 13/077007-01)- dat hij de telastegelegde twintig liter PMK van verdachte heeft afgenomen - nog niet voortvloeit dat verdachte deze bij D.(parketnummer 13/077007-01) aangetroffen PMK voorhanden heeft gehad.
Immers niet is gebleken dat deze PMK zich op enig moment in de machtssfeer van verdachte heeft bevonden. Dit geldt eens te meer voor de telastegelegde BMK.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 telastegelegde heeft begaan zoals is aangegeven op de aan dit vonnis als bijlage 3 gehechte - gestreepte - kopie van de telastelegging. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt maatschappelijk niet te verantwoorden risico’s met zich mee. De maatschappij dient hiertegen beschermd te worden gezien het gevaarzettende karakter daarvan. Voor verdachte geldt des te meer dat hij bekend moet zijn
met deze risico’s nu hij – alhoewel geruime tijd geleden – reeds eerder is veroordeeld voor een levensdelict, waarbij een vuurwapen was betrokken.
Onttrekking aan het verkeer.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een vuurwapen en munitie, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van het onder feit 2 bewezen geachte en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften.
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, L. daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en R. de Ruijter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. van der Veer, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 augustus 2001.