ECLI:NL:RBAMS:2001:AB2385
Rechtbank Amsterdam
- Cassatie
- mr. J. de Vries
- mr. A. van der Meer
- mr. L. Jansen
- Rechtspraak.nl
Vervalsing van facturen en de ontvankelijkheid van de officier van justitie
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 29 juni 2001, stond de verdachte terecht voor valsheid in geschrift. De verdachte werd beschuldigd van het opmaken van valse facturen voor de verkoop van twee personenauto's, terwijl deze auto's in werkelijkheid niet aan de genoemde koper waren verkocht. De rechtbank onderzocht de ontvankelijkheid van de officier van justitie, waarbij de verdediging aanvoerde dat er onrechtmatigheden waren tijdens het vooronderzoek, waaronder een leugenachtige verklaring van een verbalisant en het te laat beschikbaar stellen van een bandopname aan de verdediging. De rechtbank oordeelde dat er geen ernstige schending van de procesorde had plaatsgevonden en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
De rechtbank beoordeelde vervolgens het bewijs en kwam tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen was wat de verdachte was ten laste gelegd. Echter, de rechtbank achtte wel bewezen dat de verdachte de valse facturen had opgemaakt, en oordeelde dat dit strafbaar was volgens het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van ƒ 1.250,=, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen goederen. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en is het resultaat van een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.