ECLI:NL:RBAMS:2000:AA9033

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 00/2644 OdC
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Orobio de Castro
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod op acties tegen transport van bestraalde splijtstofelementen

In deze zaak, die op 14 december 2000 door de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, vorderden de eiseressen, N.V. Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland (GKN) en British Nuclear Fuels PLC (BNFL), een verbod op acties van de vereniging World Information Service on Energy Amsterdam (WISE) en enkele bestuursleden, die zich verzetten tegen de transporten van bestraalde splijtstofelementen van de kerncentrale in Dodewaard naar Sellafield in het Verenigd Koninkrijk. De eiseressen stelden dat deze transporten noodzakelijk waren voor de veilige insluiting van de centrale en dat vertraging of verhindering van deze transporten aanzienlijke schade zou toebrengen aan hun bedrijfsvoering. WISE c.s. voerden daarentegen aan dat de transporten onrechtmatig waren vanwege de risico's voor de volksgezondheid en het milieu, en dat hun acties een legitieme vorm van protest waren die beschermd werd door de vrijheid van meningsuiting.

Tijdens de zitting op 30 november 2000 werd de zaak gevoegd met een andere procedure van dezelfde eiseressen tegen WISE. De rechtbank oordeelde dat de vordering van GKN en BNFL niet toewijsbaar was, omdat niet was aangetoond dat de gedaagden onrechtmatig handelden. De rechtbank benadrukte dat WISE het recht had om haar bezwaren tegen kernenergie op een indringende manier onder de aandacht van het publiek te brengen, en dat een belangenafweging noodzakelijk was. De rechtbank weigerde de gevraagde voorzieningen en oordeelde dat de gedaagden niet aansprakelijk waren voor mogelijke vertragingen van de transporten.

De rechtbank concludeerde dat de belangen van GKN en BNFL niet zodanig zwaarwegend waren dat de acties van WISE voorafgaand aan de transporten verboden moesten worden. De eiseressen werden als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de balans tussen het recht op protest en de noodzaak van veilige transporten van nucleair afval.

Uitspraak

OdC/MN
vonnis 14 december 2000
DE PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM, RECHTSPREKENDE IN KORT GEDING in de zaak:
rolnummer KG 00/2644 OdC van:
1. de naamloze vennootschap N.V. GEMEENSCHAPPELIJKE KERNENERGIECENTRALE NEDERLAND, gevestigd te Dodewaard,
2. de vennootschap naar vreemd recht BRITISH NUCLEAR FUELS PLC.,
gevestigd in Cheshire (Verenigd Koninkrijk),
e i s e r e s s e n bij gelijkluidende dagvaardingen van 14, 15 en
16 november 2000,
procureur mr K.Th.M. Stöpetie,
t e g e n :
1. de vereniging VERENIGING WORLD INFORMATION SERVICE ON ENERGY AMSTERDAM, gevestigd te Amsterdam,
2. [gedaagde 2], wonende te [woonplaats]
3. [gedaagde 3], wonende te [woonplaats],
4. [gedaagde 4], wonende te [woonplaats],
g e d a a g d e n ,
procureur mr A.H.J. van den Biesen.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE :
Ter terechtzitting van 30 november 2000 is de behandeling van de zaak gevoegd met de zaak van dezelfde eiseressen tegen WISE (rolnummer KG 00/2689 OdC) wegens hun onderlinge samenhang. Eiseressen, hierna ook GKN en BNFL, hebben gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden, verder ook WISE c.s., hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Na verder debat hebben partijen stukken, waaronder van weerszijden producties en pleitnotities, overgelegd voor vonniswijzing.
GRONDEN VAN DE BESLISSING :
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. GKN exploiteert de kernenergiecentrale in Dodewaard, die op 26 maart 1969 in bedrijf is gesteld.
b. De productie van kernenergie in de centrale is op 26 maart 1997 beëindigd. GKN is op grond van haar in 1998 gewijzigde bedrijfsvergunning verplicht de hoeveelheid bestraalde splijtstofelementen in de centrale zo beperkt mogelijk te houden en de elementen zo spoedig mogelijk af te voeren, maar uiterlijk op 31 december 2001. Daarna zal de centrale in een staat van veilige insluiting worden gebracht.
c. In de jaren zeventig heeft GKN besloten om bestraalde splijtstofelementen te laten opwerken. Het daarin nog aanwezige uranium en plutonium wordt daarbij gescheiden van de overige stoffen, waardoor de elementen opnieuw kunnen worden gebruikt. GKN heeft daartoe in 1978 een overeenkomst gesloten met BNFL. De bestraalde splijtstof wordt van Dodewaard naar Sellafield (Groot Brittannië) vervoerd om in de inrichting van BNFL te worden opgeslagen en opgewerkt. Het radioactieve afval dat daarbij ontstaat wordt teruggezonden naar Nederland. Voor de opslag van het afval is een faciliteit in voorbereiding bij COVRA N.V. te Borssele.
d. In het verleden zijn er 92 transporten geweest van bestraalde splijtstofelementen van Dodewaard naar Sellafield. Voor de afvoer van alle nog in Dodewaard aanwezige bestraalde splijtstof zijn nog circa 19 transporten nodig.
e. In maart 1997 is een transport verhinderd door Greenpeace. Bij vonnis van de fungerend president van deze rechtbank van 27 november 1997 (rolnummer KG 97/2925TG) is Greenpeace in kort geding een verbod opgelegd om acties te voeren die de onbelemmerde doorgang van transporten vertragen of verhinderen. Daarbij is overwogen dat voldoende aannemelijk is geworden dat zelfs een korte vertraging van een transport feitelijk kan leiden tot de verhindering ervan. Omdat de opvattingen over de behandeling van splijtstof sterk kunnen veranderen is het verbod beperkt tot een periode van zes maanden.
f. De transporten zouden in het najaar van 1999 worden hervat. Door diverse omstandigheden zijn zij opgeschort. Zo is een eerder aan BNFL verleende transportvergunning tot tweemaal toe geschorst door de Voorzitter van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
g. WISE is een organisatie die zich met alle mogelijke middelen verzet tegen de toepassing van kernenergie. Zij heeft op 17 november 1999 in een persbericht aangekondigd te zullen proberen de transporten door blokkades daadwerkelijk tegen te houden. Gedaagden 2 tot en met 4 zijn bestuursleden van WISE.
h. In de loop der jaren hebben regering en parlement discussies gevoerd over de voor- en nadelen van opwerking van bestraalde splijtstof. Op 2 december 1999 heeft de Gezondheidsraad advies uitgebracht over de risico's van de transporten. De conclusie daarvan is dat "het transport van bestraalde splijtstofelementen zonder onverantwoorde risico's voor de volksgezondheid kan worden hervat". De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft de Tweede Kamer nog op 26 september 2000 geschreven dat er geen aanleiding is het door de Nederlandse regering gevoerde beleid opnieuw ter discussie te stellen.
i. Op 10 oktober 2000 is een transportvergunning aan BNFL verleend, die met toepassing van artikel 20 lid 5 Wet milieubeheer terstond van kracht is verklaard. Greenpeace heeft tegen deze vergunning een schorsingsverzoek ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het verzoek is op 23 november 2000 behandeld. De uitspraak wordt verwacht vóór het begin van het eerste transport dat op 14 december 2000 is gepland.
j. WISE c.s. hebben op de sommatie van GKN en BNFL niet willen toezeggen zich te zullen onthouden van acties tegen de transporten.
2. GKN en BNFL vorderen WISE c.s. te verbieden, kort gezegd,
acties te organiseren die de transporten van bestraalde splijtstofelementen vertragen en/of verhinderen, of aan zulke acties deel te nemen;
derden op te roepen of aan te moedigen om dat te doen;
een en ander als nader omschreven in het petitum van de dagvaarding.
Zij stellen dat zij uit persberichten hebben moeten vernemen dat WISE c.s. daadwerkelijk blokkades tegen de transporten zullen opwerpen. Deze acties zijn onrechtmatig tegenover GKN en BNFL, die een dringend belang hebben om de verleende vergunning daadwerkelijk te gebruiken. De transporten zijn noodzakelijk voor de veilige insluiting van de centrale en ter uitvoering van de publiekrechtelijke en contractuele verplichtingen van GKN om de splijtstof af te voeren. Vertraging of verhindering van de transporten brengt een aanzienlijke schade toe aan de bedrijfsvoering van GKN en BNFL. Tot het moment van insluiting moet de huidige omvangrijke organisatie in stand worden gehouden om de installaties te onderhouden en de veiligheid te waarborgen. Elk jaar dat deze organisatie langer in stand moet worden gehouden kost GKN naar schatting ƒ 20 miljoen extra. De directe schade van een verhinderd transport bedraagt circa ƒ 250.000,=. GKN maakt zich bovendien ernstige zorgen om de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd en ervaren personeel dat nodig is om een veilige afvoer van splijtstofelementen uit Dodewaard in de komende tijd blijvend te garanderen. Bovendien is voor de transporten slechts één container beschikbaar. De geldigheid van de containererkenning verstrijkt in februari 2002. Voor die tijd moeten zoveel mogelijk transporten hebben plaatsgevonden. De doelbewuste verhindering van de transporten wordt niet gelegitimeerd door de vrijheden als beschermd in de artikelen 7 en 9 Gw. Het gaat hier immers om een actie als dwangmiddel, die buiten de werkingssfeer van de uitingsvrijheid valt.
3. WISE c.s. voeren als verweer het volgende aan.
De nucleaire installatie in Sellafield is vermoedelijk na Tsjernobyl de meest vervuilende en in elk geval de meest omstreden installatie in Europa. Zij veroorzaakt ernstige radioactieve verontreiniging van de Ierse zee. Die verontreiniging strekt zich uit tot de Noorse kust en is ook in de Oostzee aangetroffen. Statistisch gezien zijn er opmerkelijk hoge sterftecijfers ten gevolge van leukemie in de omgeving van de fabriek. Bovendien is de fabriek de afgelopen twee jaar in opspraak geraakt door schandalen wegens falsificatie van veiligheidsrapporten, falende beveiligingsprocedures en algeheel mismanagement. Aan het plutonium dat in Sellafield tot stand komt is geen enkele behoefte. Wereldwijd is de plutoniumberg 150.000 kg, welke berg jaarlijks met 10.000 kg groeit. GKN en BNFL hebben geen belang bij hun vordering omdat nog niet vaststaat of zij op korte termijn daadwerkelijk gebruik kunnen maken van de vergunning. Het is niet uitgesloten dat de Voorzitter de vergunning zal schorsen, zoals al is gebeurd voor eerder verleende vergunningen. Bovendien kan het transport pas plaatsvinden wanneer ook de Belgische, Franse, Ierse en Britse autoriteiten daarvoor vergunningen hebben verleend. Daarvan is nog niets gebleken. WISE c.s. hebben zich voorts beroepen op de vrijheid van meningsuiting en demonstratie zoals die onder meer wordt beschermd door artikel 10 EVRM. De vordering van GKN en BNFL komt neer op een preventieve censuur die in de Nederlandse verhoudingen niet thuis hoort. De Nederlandse samenleving is in de afgelopen jaren geconfronteerd geweest met demonstraties zoals wegblokkades door taxichauffers, boze boeren en transportondernemers. Deze demonstraties worden getolereerd, omdat daarvoor voldoende draagvlak is bij de bevolking. WISE heeft nog nooit een stukje openbare weg in Nederland effectief en totaal kunnen blokkeren. De recente transporten van kernafval van ECN in Petten naar COVRA in Borssele bevestigen dat beeld: veel demonstranten, maar het transport is niet effectief tegengehouden. Bovendien is de vordering veel te breed geformuleerd. De enige manier waarop WISE het gevraagde verbod zou kunnen eerbiedigen is door volledig te zwijgen over de transporten. WISE zou door de enkele oproep "kom op 14 december naar Dodewaard en laat horen wat je van de kernafvaltransporten naar Sellafield vindt" al een dwangsom van ƒ 200.000,= verbeuren.
Beoordeling van het geschil
4. Voorop staat dat de vordering niet toewijsbaar is tegen de gedagvaarde bestuurders van WISE. Gesteld noch gebleken is dat zij als bestuurders van WISE een zodanig laakbaar gedrag vertonen dat dit als onrechtmatig moet worden beschouwd. Daarbij staat voorop dat zij als bestuurders in beginsel vrij zijn de doelstellingen van de stichting te verwezenlijken op de wijze als het hun goeddunkt.
5. Het staat WISE in beginsel vrij om haar bezwaren tegen de toepassing van kernenergie op een indringende manier onder de aandacht van het publiek te brengen door demonstraties en acties. Daarbij komt haar een ruimte toe, die niet onder alle omstandigheden wordt begrensd door rechten en vrijheden van anderen. Voor het oordeel of haar acties onrechtmatig zijn tegenover anderen, die daardoor in hun vrijheid worden belemmerd, moet een belangenafweging worden gemaakt waarbij alle bijzonderheden van het geval worden betrokken.
6. Bij die beoordeling moet in de eerste plaats in aanmerking worden genomen dat het hier gaat om acties die nog moeten plaatsvinden. Dat betekent dat in dit stadium niet kan worden vastgesteld of acties zullen worden gevoerd, hoe deze zullen worden uitgevoerd en welk effect deze op het geplande transport zullen hebben.
7. Denkbaar is dat de acties op het transport enig vertragend effect zullen hebben, maar die vertraging kan haar rechtvaardiging vinden in het door WISE gestelde algemene belang dat zij nastreeft. In de gegeven omstandigheden is een dergelijke - mogelijk - geringe vertraging onvoldoende zwaarwegend om actie op voorhand te verbieden. GKN en BNFL kunnen immers van tevoren met een dergelijke vertraging rekening houden zonder te worden geconfronteerd met een onevenredige schadepost: in het vervolgtransport naar Engeland kan een zekere tijdsruimte worden ingecalculeerd. Bovendien is niets gesteld of gebleken over een concreet gevaar voor de veiligheid van het transport.
8. Ten slotte wordt in de overwegingen betrokken dat de openbare orde rond het transport hoe dan ook zal worden bewaakt door de overheid. Daarbij zullen excessen worden bestreden, waardoor de belangen van GKN en BNFL eerder zullen worden beschermd dan door deze vonnissen die alleen tegen de gedaagden in deze beide procedures zijn gericht.
9. Het voorgaande leidt ertoe dat de voorzieningen worden geweigerd. Dit neemt niet weg dat de afweging anders kan uitvallen bij een eventueel voor een volgend transport uitgelokte procedure. Dat zal in het bijzonder afhankelijk kunnen zijn van het verloop van voorafgaande transporten. Wanneer daarbij immers een (mede) aan WISE toe te rekenen disproportionele vertraging en/of schade ontstaat, zal daaruit kunnen worden afgeleid dat de dreiging van een herhaling daarvan voor volgende transporten zo groot is, dat een maatregel dan wel gerechtvaardigd is.
10. GNK en BNFL worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
B E S L I S S I N G :
1. Weigert de gevraagde voorzieningen.
2. Veroordeelt GNK en BFNL hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van WISE c.s. begroot op ƒ 400,= wegens vastrecht en op ƒ 1.550,= aan salaris procureur.
3. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door de vice-president mr R. Orobio de Castro, fungerend president der Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 14 december 2000 in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: