Arrondissementsrechtbank te Amsterdam
Sector Bestuursrecht
enkelvoudige kamer
Uitspraak
als bedoeld in artikel 8:55
Algemene wet bestuursrecht
inzake: A, wonende te B, eiseres,
tegen : de Minister van Buitenlandse Zaken, zetelend te 's-Gravenhage, verweerder.
1. AANDUIDING BESTREDEN BESLUIT
Besluit van verweerder van 23 december 1999,
kenmerk DJZ/BR-2605/99-mvb.
2. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van 2 mei 2000 heeft de rechtbank, onder toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gronden van het beroep niet zijn ingediend.
Tegen deze uitspraak is namens eiseres door mr. S.S. Jangali, advocaat te Amsterdam, bij verzetschrift van 10 juni 2000 verzet gedaan. Zij heeft daarbij verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld om over het verzet te worden gehoord.
In dit geding moet de vraag worden beantwoord of de rechtbank bij haar uitspraak van 2 mei 2000 terecht heeft overwogen dat voortzetting van het onderzoek niet nodig was en of zij op grond van die overweging terecht heeft beslist om het onderzoek te sluiten.
Eiseres heeft in verzet aangevoerd dat de gronden van het beroep op 22 maart 2000 per fax aan de rechtbank zijn toegezonden en daarbij een faxjournaal overgelegd, dat vermeldt dat op 22 maart 2000 om 17:21 uur met succes een fax van zes pagina's naar telefoonnummer 0205412745 is verzonden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank stelt vast dat het vermelde telefoonnummer een faxnummer van de sector bestuursrecht van de rechtbank betreft. Blijkens de bij het verzetschrift overgelegde brief van 22 maart 2000 telde deze brief met faxvoorblad zes pagina's.
Uit het faxjournaal van de fax van de rechtbank die is aangesloten op telefoonnummer 020 541 27 45 blijkt dat op 22 maart 2000 na 14:03 uur twee uit zes pagina's bestaande faxen zijn ingekomen, te weten op 17:13 uur en om 17:44 uur. Blijkens de op het faxjournaal vermelde telefoonnummers en afzender is de fax die om 17:44 uur is ingekomen niet afkomstig geweest van eiseres. Van de fax die om 17:13 uur is ingekomen heeft het faxapparaat van de rechtbank geen gegevens van de verzendende fax doorgekregen.
Op grond van de jurisprudentie is bepalend het tijdstip waarop een fax volgens de faxregistratie van de rechtbank is ingekomen. In het onderhavige geval acht de rechtbank het niet onmogelijk dat de op 22 maart 2000 om 17:13 uur bij de rechtbank ingekomen fax van zes pagina's de door eiseres om 17:21 uur verzonden fax is geweest. De rechtbank overweegt hierbij dat de tijdregistraties van de verzendende en het ontvangende faxapparaten niet altijd synchroon lopen en een tijdverschil van minder dan 10 minuten toelaatbaar is. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres het voordeel van de twijfel gegeven dient te worden.
De griffier van de rechtbank heeft eiseres per aangetekende brief van 15 maart 2000 een laatste termijn van één week verleend voor het indienen van de gronden van het beroep. Nu de gronden van het beroep worden geacht op 22 maart 2000 te zijn ingekomen is de rechtbank van oordeel dat eiseres tijdig het verzuim heeft hersteld.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om het verzet gegrond te achten. Nu het verzet gegrond zal worden verklaard gaat de rechtbank voorbij aan het verzoek van eiseres om over het verzet te worden gehoord.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:55, zevende lid, Awb komt de uitspraak van 2 mei 2000 van de rechtbank te vervallen en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
- verklaart het verzet gegrond.
Gewezen door mr. A.H. Kist, rechter, in tegenwoordigheid van M.P. Osinga, griffier, en uitgesproken in het openbaar op: 8 september 2000
door mr. A.H. Kist, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
Coll: M.P.O.
0D: B