G/MN
vonnis 28 juli 2000
DE PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM, RECHTSPREKENDE IN KORT GEDING in de zaak:
rolnummer KG 00/1586G van:
1. [eiseres],
2. [eiser], beiden wonende te [woonplaats],
e i s e r s bij gelijkluidende dagvaardingen van 13 juni 2000,
procureur mr A. Volders,
advocaat mr W.E. Pors te 's-Gravenhage,
t e g e n :
1. DE GEMEENTE AMSTERDAM, Stadsdeel Zuideramstel, gevestigd te Amsterdam,
2. DE STAAT DER NEDERLANDEN (Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen), gevestigd te 's-Gravenhage,
g e d a a g d e n ,
sub 1 procureur mr B.R. ter Haar,
sub 2 mr L.P. Broekveldt,
sub 2 advocaat mr H.A. Groen te 's-Gravenhage.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE :
Ter terechtzitting van 17 juli 2000 hebben [eiseres] en [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De gemeente en de Staat hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening.
Na verder debat hebben partijen stukken, waaronder van weerszijden producties en pleitnotities, overgelegd voor vonniswijzing.
GRONDEN VAN DE BESLISSING :
1. [eiseres] en [eiser] zijn ouders van leerlingen uit groep E van de Pieter Hooglandschool te Amsterdam, een openbare speciale school voor basisonderwijs. De gemeente is als bevoegd gezag verantwoordelijk voor die school. Op de school heeft zich het afgelopen jaar veel uitval van leerkrachten voorgedaan.
2. [eiseres] en [eiser] vorderen, kort gezegd,
de gemeente te veroordelen de vierdaagse lesweek in te voeren op de Pieter Hooglandschool, primair voor onbepaalde tijd en subsidiair zolang niet is gegarandeerd dat er voldoende leerkrachten zijn om een vijfdaagse lesweek te verzorgen;
de Staat te gebieden de invoering van de vierdaagse lesweek te gedogen.
Zij stellen dat de doelstellingen van artikel 8 leden 1, 4 en 5 van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) op de school niet worden gehaald en dat dit bij een vierdaagse week beter het geval zal zijn. De gemeente handelt volgens [eiseres] en [eiser] onrechtmatig tegenover hen door te weigeren de vierdaagse lesweek in te voeren in de noodsituatie die is ontstaan door een personeelstekort.
3. Voorop staat dat de onderwijstijd volgens artikel 13 WPO wordt geregeld in de schoolgids, die moet voldoen aan in de wet gestelde minimum vereisten. Voor de klas van de kinderen van [eiseres] en [eiser] komen die neer op 1.000 lesuren per jaar. Invoering van een vierdaagse lesweek, waarin maximaal 5,5 uur per dag onderwijs mag worden gegeven, betekent over 40 lesweken gerekend dat de urennorm niet kan worden gehaald. Voor de vaststelling van de schoolgids heeft de gemeente op grond van de bepalingen van de Wet medezeggenschap onderwijs de voorafgaande instemming van de medezeggenschapsraad nodig. De inhoud van de gids voor het komende schooljaar aan de Pieter Hooglandschool is nog niet vastgesteld en de medezeggenschapsraad is nog niet geraadpleegd over de door [eiseres] en [eiser] gewenste wijziging van de schooltijden. De gevraagde voorziening zou erop neerkomen dat deze wettelijke regelingen worden omzeild. Er bestaat bovendien geen grond nu al op de vaststelling van de schoolgids vooruit te lopen.
4. Voorts is de gemeente samen met een aantal schoolbesturen bezig om het tekort aan leerkrachten te bestrijden. Voor de Pieter Hooglandschool is een extra kracht aangetrokken. De gemeente verwacht dat de problemen daarmee zijn opgelost.
5. De vraag rijst overigens wat kan gebeuren buiten de bestuurlijke kaderstellingen indien deze door bijvoorbeeld tijdelijk personeelsgebrek niet haalbaar blijken te zijn. Wie beslist in tijdelijke noodsituaties, dat wil zeggen situaties waarin door personeelsgebrek de wettelijke en beleidsmatige doelen als neergelegd in schoolplan en schoolgids niet alle tegelijkertijd realiseerbaar zijn, over de gang van zaken en de prioritering van deze doelen.
6. Er bestaat sinds 22 juni 1996 een wettelijke verplichting op grond van artikel 23 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs om een directiestatuut vast te stellen. Dit is voor de Pieter Hooglandschool gebeurd bij besluit van het toenmalige stadsdeel Rivierenbuurt, thans stadsdeel Zuideramstel, van 22 juli 1997, nummer 97/6513. In artikel 2.2.c wordt de directeur belast met de in de bijlage vastgestelde bevoegdheden. In die bijlage staat expliciet dat de uitvoering van het school(werk)plan en het activiteitenplan c.q. de schoolgids de bevoegdheid is van de directeur.
7. Onder uitvoering van de schoolgids, waarin onder meer het aantal schooluren en schooltijden zijn vastgesteld door het bevoegd gezag na inspraak van de medezeggenschapsraad, moet mede worden verstaan het organiseren van de dagelijkse invulling van deze roosters op basis van de beschikbaarheid van de leerkrachten. Dit is de verantwoordelijkheid van de directeur. Het bevoegd gezag kan nadere aanwijzingen geven aan de directeurs (artikel 2 lid 6 van het directiestatuut). Indien de directeur bij de uitoefening van in het statuut genoemde taken of bevoegdheden in strijd handelt met het statuut, of schade toebrengt aan de belangen van de school, kan het bevoegd gezag genomen besluiten wijzigen of intrekken (artikel 9 lid 1).
8. De conclusie uit deze regeling voor de Pieter Hooglandschool is dat de directeur de wijze van uitvoering van de in de schoolgids vervatte lesurenregelingen bepaalt. Het is aan hem overgelaten om vast te stellen hoe de roosters gedraaid moeten worden indien er onvoldoende leerkrachten beschikbaar zijn. Hij moet hierbij zoveel mogelijk naar de wettelijke doelstellingen en beleidsmatige uitgangspunten van het schoolplan en de schoolgids handelen. Het bevoegd gezag kan hem hiervoor op voorhand aanwijzingen geven en/of naderhand een besluit wijzigen of intrekken.
9. De vraag of een tijdelijke vierdaagse lesweek tot het repertoire behoort waarmee de directeur problemen van personeelstekort te lijf kan gaan, moet voorlopig bevestigend worden beantwoord, nu hierover geen aanwijzing van het bevoegd gezag is uitgegaan. Duidelijk is wel dat zo'n maatregel alleen gerelateerd kan zijn aan de situatie van personeelstekort, dit in verhouding tot andere noodmaatregelen de minste schade doet aan de gestelde onderwijsdoelen en ook overigens het uitvoeringsbeleid op zo snel mogelijke opheffing van het "noodbeleid" moet zijn gericht.
10. Nu over deze drie laatstgenoemde aspecten voor het komend schooljaar nog niets met een zekere mate van waarschijnlijkheid valt te zeggen, is het duidelijk dat de president in kort geding op de toetsing van uitvoeringsbesluiten van de directeur van de Pieter Hooglandschool geen voorschot kan nemen.
11. De conclusie is dat de gevraagde voorzieningen worden geweigerd. [eiseres] en [eiser] worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
B E S L I S S I N G :
1. Weigert de gevraagde voorzieningen.
2. Veroordeelt [eiseres] en [eiser] hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van de gemeente begroot op ƒ 400,= wegens vastrecht en op ƒ 1.550,= aan salaris procureur en aan de zijde van de Staat op ¦ 400,= wegens vastrecht en op ¦ 1.550,= aan salaris procureur.
3. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr R.C. Gisolf, president der Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 28 juli 2000 in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: