ECLI:NL:RBAMS:2000:AA6585

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 00/1560 OdC
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Orobio de Castro
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie vordering tegen de VARA na onjuiste uitlatingen in televisieprogramma

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, vorderde eiser rectificatie van de VARA naar aanleiding van onjuiste uitlatingen die gedaan waren in het televisieprogramma B&W op 2 november 1999. Eiser, die eerder was vrijgesproken van drugshandel en deelname aan een criminele organisatie, voelde zich in zijn eer en goede naam aangetast door de opmerkingen van de presentator van het programma, die suggereerde dat eiser vrij was gekomen door fouten van justitie. Eiser had de VARA verzocht om rectificatie, maar dit aanbod werd niet aanvaard. De VARA betwistte de onrechtmatigheid van de uitlatingen en het spoedeisend belang van de vordering.

De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van de presentator onjuist waren, maar dat een rectificatie disproportioneel zou zijn. De rechtbank overwoog dat de uitlatingen terloops waren gemaakt en slechts enkele seconden duurden, en dat er inmiddels veel tijd was verstreken sinds de uitzending. Bovendien had de presentator in een publicatie in NRC Handelsblad de onjuistheid van zijn mededeling rechtgezet. Gezien deze omstandigheden werd de vordering tot rectificatie afgewezen en werd eiser als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

De beslissing van de rechtbank was dat de gevraagde voorziening werd geweigerd en dat eiser de kosten van het geding diende te vergoeden, met een specificatie van de kosten. Het vonnis werd uitgesproken door de vice-president R. Orobio de Castro op 20 juli 2000.

Uitspraak

OdC/SH
vonnis 20 juli 2000
DE PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM, RECHTSPREKENDE IN KORT GEDING in de zaak:
rolnummer KG 00/1560 OdC van:
[eiser], wonende te [woonplaats],
e i s e r bij dagvaarding van 23 juni 2000,
procureur mr I.M.C.A. Reinders Folmer,
advocaat mr D. Fasseur te Zeist,
t e g e n :
de vereniging OMROEPVERENIGING VARA, gevestigd te Hilversum,
g e d a a g d e ,
procureur mr R.S. le Poole.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE :
Ter terechtzitting van 11 juli 2000 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Vara heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening.
Na verder debat hebben partijen stukken, waaronder van weerszijden producties en pleitnotities, overgelegd voor vonniswijzing.
GRONDEN VAN DE BESLISSING :
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. Bij arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 maart 1999 is [eiser] vrijgesproken van drugshandel en deelname aan een criminele organisatie wegens gebrek aan bewijs.
b. De uitzending van het televisieprogramma B&W , dat op werkdagen dagelijks wordt uitgezonden van 19.30 tot 20.00 uur, van 2 november 1999 was besteed aan de op dat moment actuele discussie over de rol en verantwoordelijkheid van de advocaat in strafzaken. Uitgenodigd was onder anderen mr Korvinus. Vrijwel de gehele uitzending was besteed aan de rol van Korvinus in een bepaalde strafzaak. De presentator [van de VARA] heeft op een gegeven moment gezegd: "U heeft bijvoorbeeld ook [eiser]. vrij gekregen, een man die ervan verdacht werd de top te zijn van een drugsnetwerk, en u heeft allerlei fouten van justitie weten te ontdekken waardoor die man nu vrij is."
c. Korvinus heeft niet gereageerd op deze mededeling en de discussie is verder gegaan over een andere strafzaak.
d. Namens [eiser] is met de VARA gecorrespondeerd over genoemde mededeling, genoemd onder 1b., en verzocht om rectificatie daarvan. De VARA heeft aangeboden dat [eiser], Korvinus of Fasseur aan het programma B&W zouden deelnemen en dat bij die deelname de omstreden opmerking van [presentator VARA] zou worden rechtgezet. [Eiser] heeft dit aanbod niet aanvaard.
e. [Presentator VARA] heeft in NCR Handelsblad in zijn Hollands Dagboek, gepubliceerd een paar weken na de uitzending het volgende geschreven: "Ik suggereerde in de uitzending dat [eiser]. nu een vrij man is omdat justitie bij de opsporing fouten heeft gemaakt. Dat werd door Korvinus niet weersproken. U. vindt blijkbaar dat in deze uitzending zijn goede naam is aangetast want hij wil dat ik een rectificatie uitspreek. Daarin moet worden gezegd, wat ook het gerechtshof bepaalde, dat [eiser]. is vrijgesproken omdat er geen enkel concreet bewijs is van zijn betrokkenheid bij een drugsnetwerk."
2. [Eiser] vordert de VARA te veroordelen tot rectificatie van het in het programma B&W gestelde omtrent de oorzaak van zijn vrijspraak, door middel van de in het petitum van de dagvaarding gestelde tekst en wijze, in de eerst volgende uitzending van B&W.
3. [Eiser] stelt hiertoe dat hij door de onjuiste mededeling van [presentator VARA] (de VARA) in het televisieprogramma B&W door mede te delen dat hij is vrijgekomen door fouten van justitie in zijn eer en goede naam is aangetast, waardoor de VARA jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld.
4. De VARA betwist dat zij en/of [presentator VARA] onrechtmatig hebben gehandeld. Voorts heeft de VARA het (spoedeisend) belang betwist.
5.1. In dit kader moet worden beoordeeld of de uitlatingen van [presentator VARA] over [eiser] in de televisieuitzending van B&W van 2 november 1999 onrechtmatig zijn tegenover [eiser] en of een rectificatie op zijn plaats is.
5.2. Vast staat dat de litigieuze uitlatingen van [presentator VARA] in de uitzending van 2 november 1999 onjuist zijn. De aard van de mededeling brengt met zich dat aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad in beginsel is gegeven.
5.3. Alle omstandigheden meegewogen wordt een rectificatie echter disproportioneel geacht. Hierbij is het volgende van belang.
[Eiser] was geen onderwerp van discussie. De litigieuze mededeling is terloops gemaakt en duurde slechts enige seconden. Sinds de uitzending van 2 november 1999 zijn er vele maanden verstreken. De eerst volgende uitzending van B&W zal na de zomer plaatsvinden. De kijkers van B&W zullen zich de terloops gedane uitlating van [presentator VARA] over [eiser] niet herinneren. [presentator VARA] heeft in NRC Handelsblad de onjuistheid van zijn mededeling rechtgezet.
Al deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is, naar voorshands wordt geoordeeld, aan de belangen van [eiser] voorlopig voldoende tegemoet gekomen of kan op andere wijze worden tegemoet gekomen.
De gevraagde voorziening wordt dan ook geweigerd.
6. [Eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
B E S L I S S I N G :
1. Weigert de gevraagde voorziening.
2. Veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van de VARA begroot op ƒ 400,= wegens vastrecht en op ƒ 1.550,= aan salaris procureur.
3. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door de vice-president mr R. Orobio de Castro, fungerend president der Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 20 juli 2000 in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: