ECLI:NL:RBAMS:2000:AA6551

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
H 98.0820
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding na de Bijlmerramp

In deze zaak, die voortvloeit uit de Bijlmerramp van 4 oktober 1992, vorderen eisers schadevergoeding van de gedaagde, The Boeing Company Inc., naar aanleiding van de gevolgen van de ramp. De rechtbank Amsterdam heeft op 19 juli 2000 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de eisers, een groep van 23 personen, gezamenlijk hun vorderingen hebben ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde aansprakelijk is voor de immateriële schade die enkele eisers hebben geleden als gevolg van hun ervaringen tijdens de ramp. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat niet alle vorderingen toewijsbaar zijn, omdat niet alle eisers direct bij de ramp betrokken waren of voldoende bewijs hebben geleverd voor hun schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de minderjarige eisers afgewezen, omdat deze niet rechtsgeldig waren ingesteld. Uiteindelijk heeft de rechtbank Boeing veroordeeld tot betaling van € 5.000,- aan zowel eiser 1 als eiser 23, vermeerderd met wettelijke rente, en de overige vorderingen afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

B 1.0759
vonnis 19 juli 2000
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM,
EERSTE MEERVOUDIGE KAMER
Vonnis in de zaak met rolnummer H 98.0820 van:
1. [Eiser 1], wonende te [woonplaats],
2. [Eiser 2], wonende te [woonplaats],
3. [Eiser 3], wonende te [woonplaats],
4. [Eiser 4], wonende te [woonplaats],
5. [Eiser 5], wonende te [woonplaats],
6. [Eiser 6], wonende te [woonplaats],
7. [Eiser 7], wonende te [woonplaats],
8. [Eiser 8], wonende te [woonplaats],
9. [Eiser 9], wonende te [woonplaats],
10. [Eiser 10], wonende te [woonplaats],
11. [Eiser 11], wonende te [woonplaats],
12. [Eiser 12], wonende te [woonplaats],
13. [Eiser 13], wonende te [woonplaats],
14. [Eiser 14], wonende te [woonplaats],
15. [Eiser 15], wonende te [woonplaats],
16. [Eiser 16], wonende te [woonplaats],
17. [Eiser 17], wonende te [woonplaats],
18. [Eiser 18], wonende te [woonplaats],
19. [Eiser 19], wonende te [woonplaats],
20. [Eiser 20], wonende te [woonplaats],
21. [Eiser 21], wonende te [woonplaats],
22. [Eiser 21], wonende te [woonplaats],
23. [Eiser 23], wonende te [woonplaats],
e i s e r s bij dagvaarding van 6 november 1997,
procureur mr I.M.C.A. Reinders Folmer,
t e g e n :
de vennootschap naar vreemd recht THE BOEING COMPANY INC., gevestigd te Seattle, Washington, Verenigde Staten van Amerika,
g e d a a g d e ,
procureur mr B.J.H. Crans.
Eisers worden hierna tezamen ook [eiser 1] c.s. genoemd en afzonderlijk met hun eigen naam aangeduid, terwijl eisers sub 4 en 5, sub 6 tot en met sub 13 en sub 16 tot en met sub 20 ook wel als gezin worden aangeduid. Gedaagde wordt hierna Boeing genoemd.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
- dagvaarding,
- conclusie van eis,
- conclusie van antwoord,
- conclusie van repliek, met bewijsstukken,
- conclusie van dupliek,
- pleidooi dat is gehouden op 19 mei 2000, het daarvan opgemaakte proces-verbaal en de pleitnotities van mr L.M. Lalji, advocaat te Amsterdam, voor eisers en mr A.M. van der Vliet, advocaat te ’s-Gravenhage, voor gedaagde.
Beide partijen hebben stukken overgelegd voor vonnis.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Tussen partijen is niet in geschil dat deze rechtbank bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
2. Boeing heeft gesteld dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard nu [eiser 1] c.s. hun vorderingen op geen enkele wijze hebben toegelicht en hebben volstaan met het overleggen van een grote hoeveelheid bewijsstukken bij conclusie van repliek zonder duidelijk aan te geven waarop men zich beroept. Boeing acht zich dan ook onvoldoende in staat behoorlijk verweer te voeren.
De rechtbank deelt dit standpunt niet. Hoewel Boeing kan worden toegegeven dat in de dagvaarding slechts summier is aangegeven waarop de vordering is gebaseerd, zijn de stukken inclusief producties en de toelichting op ieder der vorderingen van de zijde van [eiser 1] c.s. tijdens het pleidooi uiteindelijk voldoende gebleken voor Boeing om zich adequaat te kunnen verdedigen. Boeing is dan ook niet in haar verdediging benadeeld.
3. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) betwist alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van overgelegde bewijsstukken staat het volgende vast.
a. Op 4 oktober 1992 stortte een vliegtuig van de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al, van het merk Boeing, type 747, neer op de flats Groeneveen en Klein Kruitberg, gelegen in de Bijlmer te Amsterdam (hierna de "Bijlmerramp").
b. Als gevolg van de Bijlmerramp zijn 43 mensen overleden, tien mensen hebben zodanig lichamelijk letsel bekomen dat ziekenhuisopname noodzakelijk was en voorts is er een enorme schade ontstaan aan de twee genoemde flatgebouwen.
c. El Al en Boeing hebben gezamenlijk schadevergoeding uitgekeerd aan:
1. de nabestaanden;
2. personen die als gevolg van de Bijlmerramp lichamelijk en/of geestelijk letsel hebben opgelopen indien deze personen zich door de ramp in een levensbedreigende situatie hebben bevonden;
3. personen die zaakschade hebben geleden.
a. Met uitzondering van het gezin [eiser 16,18,19,20] en eiser [eiser 23], die op het moment van de Bijlmerramp niet in de eigen woning aanwezig waren, woonde geen van eisers destijds in een van de direct getroffen woningen. Het gezin [eiser 16,18,19,20] en [eiser 23] hebben een vergoeding ontvangen voor door hen geleden zaakschade. [Eiser 1] bevond zich in haar woning in het niet direct getroffen gedeelte van de flat Groeneveen.
4.1 [Eiser 1] c.s. vorderen (na wijziging van eis en (eenzijdige) intrekking van de vorderingen van de minderjarige eisers, waarover nader) Boeing bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [eiser 1] ¦ 32.500,-; [eiser 2] ¦ 10.600,-; [eiser 3] en [eiser 7] ¦ 10.000,- ieder; [eiser 5] ¦ 16.500,-; [eiser 6] ¦ 12.500,-; [eiser 14] ¦ 10.150; [eiser 15] ¦ 72.500,-; [eiser 16] ¦ 87.000,-; [eiser 17] ¦ 50.000,-; [eiser 21] ¦ 20.000,-; [eiser 22] ¦ 30.000,-; [eiser 23] ¦ 100.000,-, alle bedragen te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten overeen-komstig het tarief van de Nederlandse Orde van Advocaten, met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 1996 en met veroordeling van Boeing in de kosten van het geding. Ten aanzien van de minderjarigen uit de gezinnen [eiser 6,8,10,11,12,13], [eiser 4,5] en [eiser 16,18,19,20], te weten eisers sub 4, 8 tot en met 13 en 18 tot en met 20, zijn de vorderingen aan de zijde van [eiser 1] c.s. ter zitting ingetrokken zonder toestemming van Boeing. Deze vorderingen worden in verband hiermee geacht te zijn teruggebracht tot nihil.
4.2 De vorderingen van [eiser 1] c.s. zijn voornamelijk gebaseerd op naar hun stelling door het onrechtmatig handelen van Boeing veroorzaakte immateriële, psychische schade, die zij stellen te hebben geleden als gevolg van hun ervaringen op de avond van de Bijlmerramp. Een aantal eisers vordert daarnaast nog verhuiskosten dan wel vergoeding van andere nog onvergoed gebleven materiële schade.
5. Boeing betwist de vorderingen en stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat [eiser 1] c.s. geen aanspraak hebben op vergoeding van immateriële schade, nu zij geen van allen direct bij de Bijlmerramp betrokken zijn geweest in die zin dat zij geen lichamelijk letsel hebben opgelopen en zich niet in een levensbedreigende situatie hebben bevonden. Bovendien is de gestelde schade onvoldoende onderbouwd en gespecificeerd. Dat geldt ook voor de gestelde materiële schade. Voor zover enkelen van eisers materiële schade hebben geleden, is deze reeds vergoed.
6. Alvorens in te gaan op de afzonderlijke vorderingen, zal de rechtbank het door Boeing gevoerde algemene verweer met betrekking tot de gevorderde immateriële schade bespreken. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat niet zonder meer doorslaggevend kan worden geacht of eisers zich tijdens het neerstorten van het vliegtuig bevonden binnen het gebied met een straal van 100 meter vanaf de plaats waar het vliegtuig is neergestort (door partijen aangeduid als ‘Zone of Danger’ of wel Z.O.D.). Het enkele feit dat personen die zich buiten de aldus gedefinieerde gevarenzone bevonden achteraf bezien objectief beschouwd geen levensgevaar hebben gelopen, neemt niet weg dat ook bij hen onder omstandigheden sprake kan zijn van aan Boeing toerekenbare shockschade. Gelet op de uitzonderlijke ernst en omvang van de gevolgen van het neerstorten van het vliegtuig op twee bewoonde flatgebouwen acht de rechtbank zeer wel denkbaar dat iemand geestelijk letsel oploopt wanneer hij of zij zich destijds weliswaar (juist) buiten die gevarenzone, maar toch in de nabijheid van de inslag bevond en begrijpelijkerwijs heeft gemeend voor zijn leven te moeten vluchten of anderszins op schokkende wijze met die gevolgen is geconfronteerd. Niet valt in te zien waarom de door Boeing geschonden norm niet mede zou strekken tot bescherming van de belangen van deze personen.
7. De afzonderlijke vorderingen
7.1 [Eiser 1]:
7.1.1 [Eiser 1] vordert aan verhuiskosten ¦ 2.500,-, kosten nieuwe inrichting ¦ 20.000,- en ¦ 10.000,- aan vergoeding van immateriële schade bestaande uit ondervonden leed ten gevolge van de Bijlmerramp waarvoor behandeling noodzakelijk was.
7.1.2 Boeing heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht het oorzakelijk verband tussen de verhuizing en de daarmee verband houdende kosten betwist. Immers, als reden voor de verhuizing is aangevoerd dat [eiser 1] niet meer steeds aan de ramp herinnerd wilde worden en dat er veel leegstand was. Hoewel begrijpelijke redenen voor de verhuizing, is voor de beslissing of de kosten die daarmee samenhangen door Boeing moeten worden vergoed dit verband met de Bijlmerramp te ver verwijderd. Reeds om deze reden moet dit deel van de vordering van [eiser 1] worden afgewezen, nog daargelaten dat [eiser 1] de desbetreffende kosten onvoldoende heeft gespecificeerd.
7.1.3 Ten aanzien van de immateriële schade wegens psychisch letsel heeft [eiser 1] een wat de inhoud betreft door Boeing niet betwiste verklaring d.d. 23 januari 1995 van de psychologe drs M.E.B.P. Smit overgelegd, waarin het volgende staat vermeld:
Naar aanleiding van uw verzoek om psychologische informatie over uw cliënte [eiser 1]in verband met de Bijlmer vliegramp doe ik hier kort verslag van behandeling en prognose met betrekking tot het al dan niet voorkomen van een posttraumatische stress-stoornis bij mevrouw.
In september 1993, bijna een jaar na de vliegramp, nam [eiser 1], [geboortedatum], contact met mij op met het verzoek om behandeling voor haar klachten ontstaan na de vliegramp. In een eerder stadium had mevrouw op eigen initiatief contact met het RIAGG-zuidoost gehad, hetgeen haar echter niet baatte.
Van begin september 1993 tot en met eind april 1994 heb ik wekelijks behandelsessies met haar gehad van circa anderhalf uur elk. Bij aanvang kon vastgesteld worden dat mevrouw leed aan een posttraumatische stressstoornis volgens de criteria van de Diagnostic en Statistic Manual of Mental Disorders (DSM-III-R).
Tijdens de behandeling bleek dat de vliegramp tevens luxerend gewerkt heeft op vroegere traumatische ervaringen. Daarnaast beschouw ik mevrouw als een zogenoemd tweede generatie-slachtoffer: kort na de oorlog geboren in een half-joods milieu. Dit laatste gegeven heeft mede haar persoonlijkheid gevormd, waaronder haar draagkracht.
Ik wil echter nadrukkelijk stellen dat ik meen te mogen uitsluiten dat haar persoonlijkheid en eerdere traumatische ervaringen verantwoordelijk zijn voor haar huidige geestelijk lijden. Tijdens de behandeling bleef duidelijk dat de combinatie van het aanwezig zijn bij het uiterste randje van de zogeheten gevarenzone ten tijde van de ramp met het omkomen van een dierbare vriendin in de ramp haar leven ernstig ontwricht heeft en geleid heeft tot genoemde posttraumatische stress-stoornis. Hoewel mevrouw zeer gemotiveerd was, was de behandeling erg pijnlijk en sloeg maar ten dele aan. Daarom hebben we in overleg, eind april 1994, besloten om de behandeling vooralsnog te staken. Mevrouw heeft van mij enige richtlijnen meegekregen en ontvangt lichte medicatie van de huisarts. Concreet betekent dit dat er ondanks enige verbetering tot op heden sprake is van een posttraumatische stress-stoornis bij mevrouw. Ik heb dit wederom vastgesteld in follow-up sessies d.d. 9 oktober 1994 en heden, 23 januari 1995.
De prognose is onzeker. Het is mogelijk dat mevrouw over enige tijd toe is aan een nieuwe fase van behandeling. Over de uitkomst en de kans op volledig herstel valt echter niets met zekerheid te zeggen. De tijd zal zijn werk moeten doen, en uitwijzen wat het uiteindelijke resultaat is.
Mocht u een nadere toelichting willen hebben op deze gegevens dan sta ik tot uw beschikking.
Uit deze brief blijkt dat ten aanzien van [eiser 1] de diagnose posttraumatische stressstoornis is gesteld, voorts dat deze stoornis verband houdt enerzijds met "het aanwezig zijn bij het uiterste randje van de zogeheten gevarenzone" en "het omkomen van een dierbare vriendin in de Bijlmerramp". Het leed dat is veroorzaakt door het omkomen van een dierbare vriendin (affectieschade) komt niet voor vergoeding in aanmerking. Het leed dat is veroorzaakt door de ervaring van het op het randje van de gevarenzone verkeren komt, gelet op hetgeen in r.o. 6 is overwogen, in dit geval wel voor vergoeding in aanmerking. Blijkens de door [eiser 1] overgelegde verklaring van september 1993, waarin zij haar beleving van de Bijlmerramp beschrijft, is zij vanuit haar woning getuige geweest van het neerstorten van het vliegtuig op een vleugel van het door haar bewoonde flatgebouw, van de vuurzee die daarop ontstond en van het gillen en naar beneden springen van mensen van balcons, waarna zij haar woning is ontvlucht. Gelet op bovenvermelde brief is (mede) als gevolg hiervan bij [eiser 1] sprake van een stoornis als voormeld en mitsdien van geestelijk letsel, zodat gesproken kan worden van een aantasting in haar persoon. Dit brengt mee dat het deel van de schade dat verband houdt met vorenomschreven ervaring vergoedbaar is.
[Eiser 1] begroot haar immateriële schade op ¦ 10.000,-. Zij maakt hierbij echter geen onderscheid tussen de vergoedbare schade door aantasting in de persoon en de niet vergoedbare affectieschade. De rechtbank zal het vergoedbare deel van de schade naar billijkheid bepalen op ¦ 5.000,-.
7.2 [Eiser 23]:
7.2.1 [Eiser 23] vordert ¦ 100.000,- smartengeld als vergoeding voor psychische schade wegens ondervonden leed ten gevolge van de Bijlmerramp waarvoor behandeling noodzakelijk was.
7.2.2 Hij legt een wat de inhoud betreft door Boeing niet betwist rapport over van de psycholoog, drs. D.Z. Deenik, luidende als volgt:
Name: [eiser 23]
Date of visits: 22/7/93
Diagnoses
AS-1 309.89 Post-traumatic Stress Disorder, severe, acute.
296.22 Major Depression Single Episode, moderate.
AS-II V7109 none
AS-III none
AS-IV Bijlmermeer airplane-crash; huis verloren.
AS-V Present GAF: 55
Past 6 months GAF
Description:
[Eiser 23] is op het moment van de ramp op visite bij vrienden. Meteen na de crash vertrekt hij naar zijn eigen flat. Daar aangekomen treft hij zijn flat totaal in vlammen. Hij blijft als aan de grond genageld toekijken hoe al zijn bezittingen en herinneringen in rook opgaan. Tenslotte moet hij door omstanders worden meegesleept naar veiliger plaatsen. In eerste instantie verblijft hij in het opvanghotel, waar hij zich niet op zijn gemak voelt. Hij verlaat het hotel en trekt bij vrienden in, waar hij zal blijven totdat hij een eigen woning krijgt toegewezen.
Cliënt verliest als een direct gevolg van zijn psychische problemen zijn baan. Tevens heeft hij veel last van pijnlijke benen en zijn reeds bestaande hartklachten nemen sterk in ernst toe. Na zijn ontslag zit hij de hele dag thuis om zodoende zijn benen te ontlasten. Zijn enige afleiding is t.v. kijken.
Cliënt vertoont bij aanmelding de volgende symptomen: doorslaapproblemen, prikkelbaarheid, woede-uitbarstingen, concentratieverlies, hypervigilantie, overmatig schrikken, gevoel van leegte, onzekerheid over de toekomst, interesseverlies, anhedonie en geheugenstoornis.
Er bestaan geen eerdere trauma’s.
Treatment provided.
Behandelplan: Emotional processing, ontspanningsoefeningen, systematic desensitisation, gradual exposure in vitro.
Present status
PTSD mild, late
GAF-score: 55
Uit deze verklaring blijkt dat ook bij [eiser 23] sprake is van een post-traumatische stress stoornis, welke in eerste instantie als ernstig, acuut wordt omschreven. Als oorzaak van deze stoornis wordt bij de omschrijving vermeld dat [eiser 23] na de Bijlmerramp bij zijn eigen flat is aangekomen en daar zijn flat totaal in vlammen heeft aangetroffen. Hij is als aan de grond genageld blijven toekijken hoe al zijn bezittingen en herinneringen in rook opgaan.
7.2.3 Vaststaat dat [eiser 23] zich ten tijde van het neerstorten van het vliegtuig niet in zijn woning in het getroffen deel van het flatgebouw Groeneveen bevond. Omtrent de vraag of hij zich toen elders in of nabij de hiervoor genoemde gevarenzone bevond, heeft hij tegenstrijdige standpunten ingenomen en ondanks de gemotiveerde betwisting door Boeing geen daarvan voldoende concreet te bewijzen aangeboden. Daaraan gaat de rechtbank dan ook voorbij. Dit neemt echter niet weg dat [eiser 23] blijkens de verklaring van drs. Deenik psychisch letsel heeft opgelopen als gevolg van de voor hem schokkende confrontatie met zijn brandende woning na de crash, door welke brand hij have en goed heeft verloren. Mede gelet op het hiervoor onder 6. overwogene concludeert de rechtbank dat ook in dit geval gesproken kan worden van een aantasting in de persoon, waarvoor een naar billijkheid op een bedrag van ¦ 5.000,- te stellen schadevergoeding ten laste van Boeing zal worden toegekend.
7.3 [eiser 2], [eiser 3], [eiser5], [eiser 6], [eiser 7], [eiser 14], [eiser 15], [eiser 22], [eiser 21]:
7.3.1 Bovenvermelde eisers hebben met uitzondering van de eisers [eiser 3], [eiser 7] en [eiser 22] (die alleen immateriële schade vorderen) allen bedragen ter zake van zowel materiële als immateriële schade gevorderd. Ten aanzien van de materiële schade geldt in alle gevallen dat de daarop betrekking hebbende vorderingen niet, althans onvoldoende zijn gespecificeerd en/of niet, althans onvoldoende zijn onderbouwd. Reeds om deze reden dienen zij te worden afgewezen.
7.3.2 Ten aanzien van de door deze eisers gevorderde bedragen aan immateriële schadevergoeding geldt dat de door hen ter onderbouwing daarvan overgelegde verklaringen te vaag zijn en ontoereikend om de conclusie te kunnen dragen dat hier sprake is van een aantasting in de persoon. Ook deze vorderingen zullen worden afgewezen.
7.3.3 Het ter zitting namens [eiser 1] c.s. gedane bewijsaanbod zal als te algemeen worden gepasseerd. Voor zover daarmee (mede) wordt beoogd alsnog gelegenheid te krijgen om bewijsstukken over te leggen waaruit materiële schadeposten zouden kunnen blijken, geldt bovendien dat eisers daartoe alle gelegenheid hebben gehad, terwijl zij ook nu nog niet aangeven om welke stukken het dan zou gaan. Voor zover bewijs is aangeboden van de immateriële schade middels deskundigen gaat de rechtbank daar ook aan voorbij, nu eisers niet aan hun stelplicht hebben voldaan.
7.3.4 Ten aanzien van [eiser 22] merkt de rechtbank nog op dat het hierboven (onder 7.3) overwogene ook geldt indien de rechtbank als vaststaand zou aannemen dat zij op het bewuste tijdstip bij haar broer op [adres], op bezoek was. Immers, ook in haar geval is niet aannemelijk geworden dat er bij haar sprake is van voor vergoeding vatbare psychische schade.
7.3.5 Ten aanzien van [eiser 21] overweegt de rechtbank nog dat de door hem overgelegde stukken tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door Boeing, nog geen begin van bewijs leveren van zijn stelling dat hij op het moment van de Bijlmerramp in zijn woning [adres] was. Zoals reeds in r.o. 7.3.3 is overwogen, is het tegenover de gemotiveerde betwisting van Boeing in algemene bewoordingen gedane bewijsaanbod onvoldoende.
7.4 [Eiser 16] en [eiser 17].
7.4.1 Voor [eiser 16] en [eiser 17] geldt hetgeen hiervoor onder 7.3 is overwogen ten aanzien van de gestelde materiële schade en het met betrekking daartoe gedane algemene bewijsaanbod.
7.4.2 Wat betreft de immateriële schade geldt het volgende. Vast staat dat [eiser 16], [eiser 17] en hun kinderen niet thuis waren op de avond van de Bijlmerramp. [Eiser 16] en [eiser 17] hebben gesteld dat zij - desondanks - shockschade hebben geleden. Zij hebben ter staving hiervan ook een wat de inhoud betreft door Boeing niet betwiste verklaring overgelegd d.d. 13 september 1993 van J.S. Kharagjitsingh, klinisch psycholoog, waaruit blijkt dat bij hen sprake is van een posttraumatische stressstoornis. In zoverre staat een aantasting van hun persoon vast. Deze eisers hebben echter gesteld dat de oorzaak van deze stoornis gezocht moet worden in het feit dat zij bij een vriend genaamd [vriend van eiser 16], die ook in een van de getroffen flats woonde, op bezoek waren ten tijde van de Bijlmerramp. Op die grond zouden zij als direct betrokkenen moeten worden aangemerkt. Boeing heeft gemotiveerd betwist dat zij bij die vriend op bezoek waren. Tegenover die betwisting hebben [eiser 16] en [eiser 17] hun stelling onvoldoende onderbouwd. De door [eiser 16] overgelegde naderhand opgemaakte, ongedateerde verklaring van deze vriend waarin staat dat [eiser 16] en zijn familie bij hem op bezoek waren op 4 oktober 1992 (zonder nadere tijdsaanduiding) is niet toereikend en een adequaat bewijsaanbod ontbreekt. Vergoeding van shockschade dient dan ook als onvoldoende onderbouwd te worden afgewezen.
7.4.3 Voor zover uit de verklaring van [eiser 16], zoals deze bij conclusie van repliek is overgelegd, moet worden opgemaakt dat de oorzaak van de gestelde shockschade (ook) het verlies van al zijn bezittingen is, dan gaat dat niet op. Slechts in uitzonderlijke omstandigheden die gesteld noch gebleken zijn, kan het verlies van bezittingen shockschadevergoeding rechtvaardigen.
7.5 De minderjarigen uit de gezinnen [eiser 6,8,10,11,12,13], [eiser 4,5] en [eiser 16,18,19,20].
7.5.1 Nu de vorderingen van deze minderjarigen na dagvaarding zonder toestemming van Boeing zijn ingetrokken, dient daarop nog te worden beslist. De minderjarige eisers kunnen in hun vorderingen niet worden ontvangen, nu deze niet namens hen door hun wettelijke vertegenwoordigers zijn ingesteld.
8. De enkele omstandigheid dat Boeing in het kader van minnelijke regelingen tussen haar en andere betrokkenen genoegen heeft genomen met summier bewijs, brengt nog niet mee dat zij tegen de vorderingen van [eiser 1] c.s. geen verweer zou mogen voeren, noch dat voor bewijslastverdeling of bewijslevering de normale regels niet zouden gelden.
9. De gestelde, maar door Boeing gemotiveerd betwiste buitengerechtelijke kosten zijn onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd gebleven. Derhalve zal dit onderdeel van de vordering worden afgewezen, ook waar het de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 23] betreft.
10. Nu [eiser 1] c.s. hun vorderingen gezamenlijk hebben ingesteld, zijn zij en Boeing over en weer als deels in het ongelijk gestelde partij te beschouwen. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de proceskosten te compenseren als na te melden.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
verklaart de minderjarige eisers sub 4, 8 tot en met 13 en 18 tot en met 20 niet ontvankelijk in hun vorderingen;
- veroordeelt Boeing om aan [eiser 1] en [eiser 23] ieder ¦ 5.000,- (zegge: VIJFDUIZEND GULDEN) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 oktober 1996 tot aan de voldoening;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verrekent de gedingkosten tussen partijen zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
Gewezen door mrs A.W.J. Ros, voorzitter, W.M. van den Bergh en C.J. Hofman-Bijl, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 9 J U L I 2 0 0 0, in tegenwoordigheid van de griffier.