ECLI:NL:RBAMS:2000:119
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen correctienota’s en boetenota’s in het bestuursrecht met verzoek om uitstel van betaling
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2000 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, handelend onder de naam [bedrijf], en verweerder, het Landelijk Instituut sociale verzekeringen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen correctienota’s en boetenota’s die door verweerder zijn opgelegd op basis van een schatting van premies over de jaren 1993 tot en met 1997. Eiser betoogde dat de door verweerder als werknemers aangeduide personen feitelijk geen werknemers waren, maar vrienden en familieleden die vrijwillig hielpen. De rechtbank verwierp dit betoog en oordeelde dat de verklaringen van de werknemers, die allen loon hadden ontvangen, wijzen op een gezagsverhouding en een verplichting tot persoonlijke dienstverrichting. De rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden de administratie van eiser had verworpen en dat de schatting van premies niet onredelijk was.
Ten aanzien van het verzoek om uitstel van betaling oordeelde de rechtbank dat verweerder niet had getoetst aan zijn eigen beleid inzake uitstel van betaling, waardoor het beroep in dat opzicht gegrond werd verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit in zoverre en bepaalde dat verweerder binnen zes weken een nieuw besluit moest nemen. Eiser kreeg het griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld in de kosten van de rechtsbijstand aan eiser. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. C.W.M. Giesen, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier.