Uitspraak
Arrondissementsrechtbank te Amsterdam
, gevestigd te Amsterdam, eiser,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, uitgesproken op 27 september 2000 door de Rechtbank Amsterdam, betreft het een beroep van eiser, handelend onder de naam [bedrijf], tegen een besluit van het Landelijk Instituut sociale verzekeringen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen correctienota’s en administratieve boetes die hem zijn opgelegd over de periode van 1 oktober 1996 tot en met 31 december 1997. De rechtbank oordeelt dat de administratie van eiser op goede gronden is verworpen. Eiser betoogde dat de door verweerder als werknemers aangeduide personen feitelijk geen werknemers waren, maar vrienden en familieleden die vrijwillig hielpen. De rechtbank acht dit betoog ongeloofwaardig, gezien de lange periode en het aantal uren dat deze hulp zou hebben plaatsgevonden.
De rechtbank wijst op de verklaringen van de werknemers die aangeven loon te hebben ontvangen en dat er sprake is van een gezagsverhouding. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verklaringen van zijn vrienden en familieleden de verklaringen van de werknemers tegenspreken. De rechtbank concludeert dat verweerder op basis van een schatting de premies heeft berekend, wat geoorloofd is gezien de verworpen administratie van eiser. Eiser heeft bovendien bewust betalingen aan zijn werknemers buiten de administratie gehouden, wat duidt op opzet of grove schuld.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.