ECLI:NL:RBALM:2012:BY8378
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoeken tot toelating schuldsanering wegens onvoldoende te goeder trouw
In deze zaak hebben verzoeker sub 1 en verzoekster sub 2, gehuwd in gemeenschap van goederen en ouders van zes kinderen, verzocht om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank Almelo heeft op 25 oktober 2012 uitspraak gedaan en de verzoeken afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verzoekers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij te goeder trouw zijn geweest met betrekking tot het ontstaan en onbetaald laten van hun schuldenlast, die in totaal € 159.719,60 bedraagt. De rechtbank constateerde dat verzoekers gedurende meerdere jaren aanmerkelijk hebben overbesteding en onverantwoorde financiële risico's hebben genomen. Dit werd onderbouwd door hun financiële geschiedenis, waaronder het aangaan van nieuwe schulden terwijl zij reeds bestaande verplichtingen niet konden voldoen.
Verzoeker sub 1 had een fulltime dienstverband, maar zijn inkomen was laag, terwijl verzoekster sub 2 geen eigen inkomsten had en zich niet had ingespannen om betaald werk te vinden. De rechtbank concludeerde dat verzoekster sub 2 niet bereid was om te werken en dat dit bijdroeg aan hun benarde financiële situatie. De rechtbank oordeelde dat het niet aannemelijk was dat verzoekster sub 2 haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou nakomen. De verzoeken zijn afgewezen op grond van artikel 288 van de Faillissementswet, waarbij de rechtbank geen bijzondere omstandigheden heeft vastgesteld die een andere beslissing rechtvaardigden.
De rechtbank heeft de verzoeken van verzoeker sub 1 en verzoekster sub 2 afgewezen, waarbij de afwijzing van verzoekster sub 2 ook op grond van de hardheidsclausule niet aan de orde kon komen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.M. Verhoeven en is openbaar uitgesproken in de rechtbank op 25 oktober 2012.