ECLI:NL:RBALM:2012:BY8375

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
130940/FT-RK 12.890
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating schuldsanering wegens kwade trouw en onvoldoende inspanningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 20 november 2012 uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoeker] tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op grond van het feit dat de nieuw ontstane schulden te kwader trouw zijn ontstaan. De verzoeker, een alleenstaande man van 51 jaar, heeft na de beëindiging van een eerdere schuldsaneringsregeling meer dan tien jaar geen betaalde werkzaamheden verricht en heeft onvoldoende inspanningen geleverd om de Nederlandse taal te leren, wat zijn kansen op de arbeidsmarkt heeft verkleind. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker herhaaldelijk financiële verplichtingen is aangegaan die hij niet kon betalen, en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker een schuldenlast heeft van in totaal € 10.884,48, met onder andere schulden aan de Stadsbank, LaSer, Visa Card, Telfort en Marjoc Finance. De eerdere schuldsaneringsregeling was beëindigd op grond van vergelijkbare redenen, namelijk het niet voldoen aan de inspanningsverplichting en het niet nakomen van de inlichtingenplicht. De verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij wel heeft geprobeerd werk te vinden, maar dat hij geen succes heeft gehad. Hij heeft ook vrijwilligerswerk gedaan, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om aan te tonen dat hij te goeder trouw was ten aanzien van zijn schulden.

De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn sollicitatieverplichting naar behoren zal nakomen en dat hij zich zal inspannen om baten voor de boedel te verwerven. Daarom werd het verzoek afgewezen op basis van artikel 288, eerste lid, onder b en c, van de Faillissementswet. De rechtbank oordeelde dat er geen plaats was voor toepassing van de hardheidsclausule, gezien de omstandigheden van de zaak. De beslissing werd uitgesproken door mr. M.M. Verhoeven, lid van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel/Kanton
Zaaknummer: 130940/FT-RK 12.890
Datum uitspraak: 20 november 2012
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[Verzoeker],
geboren op [1951] te [geboorteplaats],
wonende te [geboorteplaats], [adres],
verzoeker, verder ook [verzoeker] te noemen,
Het procesverloop
[Verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 2 oktober 2012. [Verzoeker] is in persoon verschenen, maar gaf te kennen onvoldoende Nederlands te spreken om de zitting te kunnen volgen. De zaak is toen aangehouden tot de zitting van 18 oktober 2012. [Verzoeker] is ter zitting verschenen. Tevens zijn een tolk en mr. R. Kaya, de advocaat van [verzoeker], verschenen. [Verzoeker] is in de gelegenheid gesteld om na de zitting stukken van de gemeente aangaande zijn sollicitatieplicht op te vragen en aan de rechtbank te verstrekken. Van beide behandelingen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Ter griffie zijn op 2 november 2012 stukken van mr. R. Kaya ontvangen.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling:
De feiten:
[Verzoeker] is een alleenstaande man van 51 jaar. [Verzoeker] werkt niet. Hij ontvangt een WWB-uitkering van € 888,72 netto per maand. Uit na de zitting overgelegde stukken blijkt dat voor [verzoeker] de volledige arbeidsverplichtingen gelden, maar dat er aanwijzingen zijn dat [verzoeker], mogelijk blijvend, niet in staat is om te voldoen aan zijn arbeidsverplichtingen.
De schuldenlast van [verzoeker] bedraagt volgens het verzoekschrift met bijlagen in totaal
€ 10.884,48, waaronder de volgende schulden:
- Stadsbank, € 2.356,40, 2009;
- LaSer, € 291,92, 2009 en € 672,38, 2010;
- Visa Card, € 3.055,17, 2010;
- Telfort, € 1.339,28, 2010;
- Marjoc Finance, € 1.148,65, 2010;
Bij vonnis van 18 oktober 2000 is de wettelijke schuldsaneringsregeling eerder op [verzoeker] van toepassing verklaard en bij vonnis van 2 oktober 2001 beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet. [Verzoeker] is tegengeworpen dat hij zijn inspanningsverplichting onvoldoende is nagekomen en dat hij verwijtbaar niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht. [Verzoeker] heeft de bewindvoerder, ondanks oproepen daartoe, niet op de hoogte gehouden van zijn inspanningen om betaald werk te vinden en om (cursussen te volgen om) de Nederlandse taal te leren. Niet duidelijk was daardoor welke pogingen [verzoeker] had gedaan om betaald werk te vinden en of hij cursussen had gevolgd teneinde de Nederlandse taal te leren. [Verzoeker] is daardoor in staat van faillissement komen te verkeren. Dit faillissement is vervolgens op 1 juni 2003 opgeheven wegens de toestand van de boedel.
De, zakelijk weergegeven, toelichting van [verzoeker]:
[Verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat hij werk heeft gezocht en dat hij twintig tot dertig keer naar het arbeidsbureau is geweest, maar dat hij geen werk heeft kunnen vinden. Hij is oud en er is sprake van kanker. Volgens [verzoeker] heeft hij wel tien jaar lang vrijwilligerswerk gedaan.
De schuld aan Visa Card is volgens [verzoeker] ontstaan door zijn auto. Doordat er spullen uit zijn huis waren gestolen, die hij weer moest kopen, kon hij dat geld niet terugbetalen, aldus [verzoeker]. De schuld aan Telfort is volgens [verzoeker] ontstaan door een telefoonabonnement dat hij niet meer kon betalen, maar ook niet kon stopzetten, waardoor hij werd afgesloten. Voorts zijn de schulden bij Laser en Marjoc Finance volgens [verzoeker] ontstaan doordat hij voor dat geld spullen, voor in huis, heeft gekocht. [Verzoeker] weet niet hoe de schuld aan de Stadsbank is ontstaan. Hij heeft geen krediet gekregen van de Stadsbank. Volgens [verzoeker] ontving hij alleen geld om te kunnen eten en geld voor de reiskosten die hij moest maken om zijn in Den Haag wonende dochter, in het kader van de omgangsregeling, te halen en te brengen.
De motivering van de beslissing:
De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend. De rechtbank acht daartoe het volgende redengevend.
[Verzoeker] heeft na de beëindiging van de eerdere wettelijke schuldsaneringsregeling bij vonnis van 2 oktober 2001 nieuwe schulden laten ontstaan en onbetaald gelaten ter hoogte van thans in totaal meer dan € 10.000,--. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze schulden verwijtbaar. [Verzoeker] is herhaaldelijk financiële verplichtingen aangegaan die hij niet kon betalen van zijn WWB-uitkering. [Verzoeker] kan in dat kader in ernstige mate worden verweten dat hij sinds de beëindiging van de vorige schuldsaneringsregeling, meer dan tien jaar geleden, tot op heden geen betaalde werkzaamheden heeft verricht. Voorts kan hem in ernstige mate worden verweten dat hij geen dan wel geen afdoende pogingen heeft ondernomen om (cursussen te volgen om) zich de Nederlandse taal eigen te maken, zodat hij zijn kansen op de arbeidsmarkt en aldus om betaald werk te vinden had vergroot. Dat [verzoeker] meer keren bij het arbeidsbureau is geweest, maakt vorenstaande niet anders. Aangezien de reden van de beëindiging van de vorige schuldsaneringsregeling was gelegen in het niet voldoen aan de inspanningsplicht wat betreft het zoeken naar werk en het volgen van cursussen om de Nederlandse taal te leren, had [verzoeker] gewaarschuwd dienen te zijn en zich meer moeten inspannen om betaald werk te verkrijgen. Dat er (thans) aanwijzingen zijn dat [verzoeker], mogelijk blijvend, niet in staat is om te voldoen aan zijn arbeidsverplichtingen, maakt vorenstaande niet anders. Tot op heden is [verzoeker] niet vrijgesteld van de sollicitatieplicht.
Voorts heeft [verzoeker] geen afdoende toelichting kunnen geven op het ontstaan en onbetaald laten van de schuld aan de Stadsbank van € 2.356,40, zodat de rechtbank niet heeft kunnen beoordelen of [verzoeker] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van die schuld te goeder trouw is geweest. Dit komt voor risico van [verzoeker].
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat [verzoeker], doordat hij ondanks de reden van de beëindiging van de vorige schuldsaneringsregeling tot op heden geen betaald werk heeft verricht en geen dan wel geen afdoende pogingen heeft ondernomen om (cursussen te volgen om) zich de Nederlandse taal eigen te maken, tevens niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij thans wel zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieverplichting naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Gelet op het vorenoverwogene dient het verzoek van [verzoeker] te worden afgewezen op grond van artikel 288, eerste lid, onder b en c, Faillissementswet (Fw).
Door de afwijzing van het verzoek mede op grond van artikel 288, eerste lid, onder c, Fw, is voor toepassing van de hardheidsclausule geen plaats.
De beslissing:
de rechtbank:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. M.M. Verhoeven, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.