ECLI:NL:RBALM:2012:BY7084

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/721074-12
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijk geweld tegen slachtoffer door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 21 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld tegen een persoon genaamd [slachtoffer]. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een openbare terechtzitting op 12 december 2012, waarbij de officier van justitie, mevrouw mr. X. Tromp, haar vordering heeft gepresenteerd. De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. E. van der Meer, heeft zich verweerd tegen de beschuldigingen. De tenlastelegging betrof openlijk geweld gepleegd op 23 juni 2012 in Almelo, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken zou zijn geweest bij een gewelddadige confrontatie met [slachtoffer]. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokken partijen zorgvuldig gewogen. De officier van justitie stelde dat de verdachte een aandeel had in het geweld, maar de verdediging betoogde dat de verdachte juist had geprobeerd het geweld te stoppen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk geweld had gepleegd. De verklaringen van de verdachte en haar zoon, die betrokken waren bij de confrontatie, wezen erop dat de verdachte niet de intentie had om geweld te gebruiken, maar eerder probeerde te bemiddelen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte openlijk geweld had gepleegd en heeft haar vrijgesproken van de tenlastelegging. Dit vonnis is in het openbaar uitgesproken en is een belangrijke uitspraak in het kader van de beoordeling van geweldsdelicten en de rol van betrokkenen in dergelijke situaties.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/721074-12
Datum vonnis: 21 december 2012
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] in [plaats],
wonende in [plaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 december 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mevrouw mr. X. Tromp en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman
mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer].
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
zij op of omstreeks 23 juni 2012 in de gemeente Almelo,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Anjelierstraat en/of
de Violierstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer], welk
geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
- indringen op en/of aanvallen van die [slachtoffer] en/of
- duwen tegen die [slachtoffer] en/of trekken aan die [slachtoffer] en/of
- vastpakken en/of vastgrijpen van die [slachtoffer] en/of
- slaan en/of stompen in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of
op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- schoppen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer].
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van een viertal uren voor de dagen die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het standpunt van de officier van justitie, het standpunt van de verdediging en het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gemotiveerd het standpunt ingenomen dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen, met dien verstande dat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft geslagen of gestompt tegen het hoofd van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]). De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte een aandeel in het gebeuren aan de Anjelierstraat en aan de Violierstraat heeft gehad. Verdachte is de initiërende woordenwisseling met [slachtoffer] in de Anjelierstraat aangegaan, waarna haar echtgenoot [echtgenoot verdachte] op [slachtoffer] afging en fysiek de confrontatie aanging. Toen de zoon van verdachte even later aan de Violierstraat op [slachtoffer] af rende en met hem in gevecht raakte, pakte verdachte [slachtoffer] vast en hield hem vast. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte met deze gedragingen heeft deelgenomen aan het jegens [slachtoffer] gepleegde openlijk geweld.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gemotiveerd het standpunt ingenomen dat verdachte van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van indringen, aanvallen, slaan, stompen en schoppen door de verdachte. De raadsman heeft aangevoerd dat in het dossier op zichzelf bewijsmateriaal aanwezig is voor het door verdachte duwen tegen, vastpakken en vastgrijpen van [slachtoffer]. De gedragingen van verdachte heeft de raadsman evenwel betiteld als niet gericht op het toepassen van geweld, maar juist gericht op het stoppen ervan. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de bijdrage van verdachte niet een bijdrage is die kan worden aangemerkt als een, voor bewezenverklaring van openlijk geweld noodzakelijke, voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld.
5.3 Overweging van de rechtbank met betrekking tot de toedracht van de gebeurtenissen op zaterdag 23 juni 2012.
Voor een goed begrip en in het belang van de leesbaarheid van het vonnis, alsmede gezien de verwevenheid van de ten laste gelegde feiten in de strafzaak tegen verdachte met de ten laste gelegde feiten in de strafzaken tegen andere verdachten in dit onderzoek heeft de rechtbank ervoor gekozen om in ieder vonnis de feiten en omstandigheden, zoals die uit het dossier en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in de strafzaak tegen verdachte naar voren zijn gekomen, uiteen te zetten. Na deze beschrijving van de toedracht zal de rechtbank haar oordeel geven over het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Tussen het gezin [van verdachte] en de ouders van [slachtoffer] bestaat al jaren een gespannen verhouding.
Op zaterdag 23 juni 2012 omstreeks 19.30 uur wilden [echtgenoot verdachte] en zijn echtgenote [verdachte] (hierna verdachte) vanuit hun woning aan de [adres] te [plaats] een wandeling maken met hun drie hondjes. Terwijl verdachte ter hoogte van haar woning wachtte op de komst van haar man, ging [slachtoffer] vanuit de woning van zijn ouders aan de [adres] naar de parkeerplaats op de hoek van de Violierstraat met de Anjelierstraat om medicijnen te halen uit de daar geparkeerde auto van zijn vriendin. Verdachte keek in de richting van [slachtoffer]. [slachtoffer] keek daarop naar verdachte. Er ontstond vervolgens een woordenwisseling tussen beiden.
[echtgenoot verdachte] hoorde volgens zijn verklaring dat verdachte onheus werd bejegend door - naar hij vervolgens zag - de zoon van de achterburen van de [adres], hierna [slachtoffer] te noemen. Hij sprak hierop [slachtoffer] aan en daarop ontstond een handgemeen tussen [slachtoffer] en hem. [echtgenoot verdachte] verklaarde dat hij en [slachtoffer] op elkaar toeliepen waarna hij [slachtoffer] van zich afgeduwd heeft. Volgens [echtgenoot verdachte] werd hij door [slachtoffer] een aantal keren in het gezicht geslagen. Hijzelf heeft ontkend [slachtoffer] op dat moment geslagen te hebben, of een slaande beweging te hebben gemaakt. Volgens verdachte heeft haar man wel geprobeerd om [slachtoffer] bij de eerste confrontatie te slaan. Zij weet niet zeker of haar man [slachtoffer] geraakt heeft. Verdachte heeft verklaard dat zij tevergeefs heeft getracht om haar man en [slachtoffer] uit elkaar te houden tijdens het handgemeen tussen hen beiden op de Anjelierstraat. [echtgenoot verdachte] verklaarde door de klappen van [slachtoffer] duizelig te zijn geworden. Hij weet zich niet alles meer te herinneren.
Volgens [slachtoffer] werd hij door [echtgenoot verdachte] met beide handen bij zijn blouse vastgepakt. [slachtoffer] zag dat [echtgenoot verdachte] met diens rechtervuist uithaalde naar de linkerzijde van het hoofd van [slachtoffer]. [echtgenoot verdachte] schampte het hoofd van [slachtoffer] die daarop met de vuist op de linkerzijde van het hoofd van [echtgenoot verdachte] sloeg. Daarop zou [echtgenoot verdachte] [slachtoffer] hebben losgelaten. Volgens [slachtoffer] werd hij vervolgens nog een keer bij verrassing geschopt en geslagen door [echtgenoot verdachte]. Ook verdachte zou hem hebben geslagen. [echtgenoot verdachte] en verdachte hebben dat ontkend. [echtgenoot verdachte] heeft ook ontkend dat hij [slachtoffer] heeft vastgepakt bij de blouse. Volgens [echtgenoot verdachte] heeft hij [slachtoffer] met beide handen afgeweerd met een duwgebaar. Verdachte heeft verklaard dat haar echtenoot [slachtoffer] met twee handen heeft geduwd. Zij heeft voorts verklaard niet te hebben waargenomen dat [echtgenoot verdachte] verdachte heeft vastgepakt bij de blouse.
Vervolgens liep [slachtoffer] vanaf de parkeerplaats aan de Anjelierstraat terug naar de woning van zijn ouders aan de [adres]. Halverwege, ter hoogte van het postkantoor, hoorde hij verdachte schreeuwen:”Nee, nee, niet doen”. Op dat moment draaide [slachtoffer] zich om en zag een jongeman in zijn richting komen rennen. Het bleek om de inwonende zoon van de achterburen [gezin verdachte] te gaan, genaamd [zoon verdachte]. Verdachte probeerde nog tevergeefs haar zoon tegen te houden.
[zoon verdachte] verklaarde dat hij, vanuit een raam op de eerste verdieping van de woning van zijn ouders aan de [adres], zag dat zijn vader in gesprek was met iemand die hij kort daarop herkende als de zoon van de achterburen van de [adres] ([slachtoffer]). Ineens zag hij dat zijn vader met de linkerhand naar zijn linkeroog ging. [zoon verdachte] hoorde ook dat er gescholden werd. Hij rende naar buiten en zag dat zijn vader bloed aan de linkerzijde van het gezicht had. [zoon verdachte] nam aan dat zijn vader door [slachtoffer] was geslagen. Hij rende vervolgens in de richting van [slachtoffer] die op weg was naar de woning van zijn ouders aan de [adres]. Volgens [zoon verdachte] hoorde [slachtoffer] hem aankomen. [zoon verdachte] heeft verklaard dat hij van plan was [slachtoffer] vast te grijpen en op de grond te houden tot de komst van de politie. Hij wilde [slachtoffer] tegenhouden en voorkomen dat [slachtoffer] de woning van diens ouders aan de [adres] binnenging. Vervolgens ontstond er ter hoogte van het postkantoor aan de Violierstraat een vechtpartij waarbij volgens [zoon verdachte] over en weer werd geslagen. Dat wordt ondersteund door de verklaring van verdachte.
[slachtoffer] heeft verklaard dat op enig moment gedurende de confrontatie met [echtgenoot verdachte] zijn rechterarm uit de kom is geraakt. Op het moment dat zijn rechterarm naar achteren ging, hoorde hij een klik, en voelde hij krakende pijn. [slachtoffer] draaide zijn arm vervolgens naar voren en toen ging de pijn volgens hem weg.
Daardoor heeft [slachtoffer] volgens zijn verklaring niet meer kunnen reageren toen [echtgenoot verdachte] hem naar zijn zeggen opnieuw belaagde en heeft hij niet kunnen terugslaan toen hij door [zoon verdachte] werd aangevallen. [slachtoffer] heeft verklaard zich slechts met zijn linkerarm te hebben kunnen verweren omdat hij, door de tijdelijke dislocatie van de arm, een pijnlijke rechterarm/rechterschouder had. Vrijwel onmiddellijk nadat [slachtoffer] door [zoon verdachte] werd belaagd, kwamen ook [echtgenoot verdachte] en verdachte ter plaatse. Volgens [slachtoffer] is hij zowel door [zoon verdachte] als door [echtgenoot verdachte] en verdachte geslagen. Ter hoogte van de pinautomaat is [slachtoffer] volgens zijn verklaring in elkaar gezakt, zodanig dat hij met één knie op de grond kwam.
[zoon verdachte] heeft verklaard dat hij totaal niet gemerkt heeft dat [slachtoffer] op enig moment zijn rechterarm uit de kom heeft gehad. Volgens [zoon verdachte] sloeg [slachtoffer] hem (ook) met de rechterhand. Verdachte heeft verklaard evenmin gemerkt te hebben dat [slachtoffer] zijn arm uit de kom had tijdens de vechtpartij met haar zoon [zoon verdachte]. Volgens verdachte sloeg de achterbuurjongen hard. Volgens [zoon verdachte] is [slachtoffer] ook niet door de knieën gegaan of in elkaar gezakt. Verdachte heeft ook verklaard dat [slachtoffer] niet op de grond is gezakt. Voorts heeft [zoon verdachte] verklaard dat hij niet heeft gezien dat zijn vader en/of moeder [slachtoffer] hebben geslagen. [zoon verdachte] heeft ook niet gemerkt dat hij door zijn moeder (verdachte) is vastgepakt. Evenmin zegt hij te weten of zijn moeder [slachtoffer] heeft vastgepakt.
Verdachte heeft verklaard dat de achterbuurjongen ([slachtoffer]) haar zoon heeft geslagen. [echtgenoot verdachte] heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat [slachtoffer] zijn zoon [zoon verdachte] heeft geslagen.
[echtgenoot verdachte] heeft ontkend dat hij [slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt bij zowel de eerste confrontatie op de Anjelierstraat, als de tweede op de Violierstraat ter hoogte van het postkantoor. Verdachte heeft ontkend [slachtoffer] op enig moment geslagen te hebben. Volgens haar verklaring lijdt zij aan botontkalking en met slaan zou zij zichzelf pijn doen. Zij heeft naar eigen zeggen [slachtoffer] wel bij diens schouders vastgepakt om te proberen het gevecht tussen haar zoon en [slachtoffer] te stoppen. [echtgenoot verdachte] heeft gezien dat verdachte hun zoon [zoon verdachte] vasthield om de vechtpartij tussen [zoon verdachte] en [slachtoffer] te stoppen. Dat lukte haar niet volgens [echtgenoot verdachte]. Verdachte heeft verklaard niet gezien te hebben dat haar echtgenoot [echtgenoot verdachte] [slachtoffer] toen heeft geslagen.
Toen [echtgenoot verdachte] en [zoon verdachte] en verdachte enerzijds en [slachtoffer] anderszijds, zich ter hoogte van de pinautomaat bevonden, verscheen volgens verdachte ineens al rennend op pantoffels of sloffen [vader slachtoffer], de vader van [slachtoffer], ter plaatse. Volgens de verklaring van [moeder slachtoffer], de echtgenote van [vader slachtoffer], is haar man die avond op zijn sloffen naar buiten gegaan. Volgens verdachte werd zij door [vader slachtoffer] met twee vuisten in het gezicht geslagen. Zij werd geraakt op haar rechteroog en aan de linkerkant van de kin. Vervolgens zag zij dat [vader slachtoffer] bij het achteruit stappen over zijn slippers struikelde en vervolgens met zijn hoofd op de grond viel. Verdachte heeft niet gezien dat [vader slachtoffer] door haar man en/of door haar zoon is geslagen of geduwd.
Volgens [slachtoffer] kwam zijn vader, op het moment dat hijzelf in elkaar zakte ter hoogte van de pinautomaat, beschermend op hem aflopen. [slachtoffer] werd toen, volgens zijn verklaring, nog steeds belaagd door de familie [van verdachte]. Volgens [slachtoffer] werd zijn vader vervolgens door [zoon verdachte] en [echtgenoot verdachte] meermalen met de vuisten in het gezicht geslagen. Hij zag dat zijn vader steil achterover viel en met het hoofd hard op de grond terecht kwam. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij zag dat [echtgenoot verdachte] een zwaaiende beweging maakte alsof hij nog een klap gaf en dat zijn vader toen achterover op de grond viel. [slachtoffer] heeft naar eigen zeggen niet gezien dat zijn vader verdachte in het gezicht heeft geslagen.
[zoon verdachte] heeft verklaard dat hij, toen hij met [slachtoffer] ter hoogte van de pinautomaat in gevecht was, zag dat verdachte door [vader slachtoffer] werd vastgepakt en dat [vader slachtoffer] verdachte twee of drie keer met de rechtervuist tegen het voorhoofd sloeg. Volgens [zoon verdachte] kwam [vader slachtoffer] ter plaatse op het moment dat hij tegenover [slachtoffer] stond. De eerste persoon die [vader slachtoffer] tegenkwam, was volgens [zoon verdachte] verdachte. Dit lijkt ook te volgen uit de verklaring van verdachte op pagina 309 in combinatie met de foto op pagina 314. [zoon verdachte] heeft niet gezien dat zijn vader [vader slachtoffer] heeft geslagen of geduwd. Volgens [zoon verdachte] liep [vader slachtoffer], nadat hij de moeder van [zoon verdachte] (verdachte) had geslagen, nog enkele stappen naar achteren en viel hij toen op zijn achterhoofd op de grond. Hij viel niet als een steen maar gecontroleerd. [zoon verdachte] heeft ontkend dat hij [vader slachtoffer] heeft geslagen of geduwd. Ook verdachte heeft, volgens [zoon verdachte], [vader slachtoffer] absoluut niet geslagen.
[echtgenoot verdachte] verklaarde gezien te hebben dat de achterbuurman [vader slachtoffer] naar buiten kwam en met opgeheven armen op zijn zoon [zoon verdachte] afrende. Vervolgens zag [echtgenoot verdachte] dat [vader slachtoffer] verdachte sloeg. [vader slachtoffer] sloeg haar in het gezicht. Op foto’s in het dossier is letsel in het gelaat van verdachte te zien en wel op haar rechteroog en links onder haar kin. [echtgenoot verdachte] stond op dat moment volgens zijn verklaring achter verdachte. [echtgenoot verdachte] reikte naar eigen zeggen over verdachte heen en gaf [vader slachtoffer] een klap in diens gezicht. [echtgenoot verdachte] heeft verklaard dat hij de buurman [vader slachtoffer] geslagen of geduwd heeft puur ter verdediging van verdachte. Na de klap of duw zag hij dat [vader slachtoffer] zich verstapte en een draai maakte en vervolgens achterover viel op straat. Volgens [echtgenoot verdachte] struikelde [vader slachtoffer]. [echtgenoot verdachte] heeft niet gezien dat [vader slachtoffer] door [zoon verdachte] is geslagen. Hij heeft geen bloed gezien in het gezicht van [vader slachtoffer] toen [vader slachtoffer] op de grond lag.
[vader slachtoffer] werd vervolgens met ernstig hersenletsel overgebracht naar het ziekenhuis in Almelo en daarna vanwege de ernst van het letsel naar het Medisch Spectrum Twente te Enschede. Daar is [vader slachtoffer] op 5 juli 2012 overleden. Volgens het rapport van de arts-patholoog Van Driessche van 6 november 2012 kan het overlijden zonder meer verklaard worden door verwikkelingen van het letsel aan het achterhoofd links, te weten een schedelbreuk, waarbij, tengevolge van inwerking van geweld aan het hoofd, letsel aan de hersenen is opgetreden, alsook bloedstapeling onder de hersenvliezen. Volgens genoemde arts-patholoog is het bij [vader slachtoffer] aangetroffen letsel veel meer waarschijnlijk aan te treffen tengevolge van een val dan door bijvoorbeeld sprake is geweest van bijvoorbeeld slaan. Verder waren aan het hoofd voornamelijk kleine letsels, bij leven opgelopen door inwerking van uitwendig schavend geweld, zoals onder meer door verplaatsen tijdens ziekenhuisopname kunnen optreden, welke letsels geen rol hebben gespeeld bij het intreden van de dood. Tenslotte zijn aan het lichaam vrij beperkte huidletsels aangetroffen, tengevolge van inwerking bij leven, van stomp botsend en krassend geweld, zoals door vallen, (zich) stoten, verplaatsen, etc. Deze letsels hebben evenmin een rol gespeeld bij het intreden van de dood.
5.4 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van het plegen van openlijk geweld is niet vereist dat elk van de deelnemers zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het toegepaste geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van fysiek gewelddadige aard hoeft te zijn. Er moet sprake zijn van gedragingen die het geweld hebben bevorderd.
De rechtbank heeft geconstateerd dat alleen [slachtoffer] heeft verklaard over door verdachte jegens hem gepleegde geweldshandelingen zoals slaan en schoppen. De verklaring van [slachtoffer] hieromtrent wordt niet ondersteund door enig ander in het dossier aanwezig bewijsmiddel. De rechtbank is aldus, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat waardoor kan worden bewezen dat verdachte aan de Anjelierstraat of aan de Violierstraat heeft geslagen, gestompt dan wel heeft geschopt tegen het gezicht, tegen het hoofd of tegen het lichaam van [slachtoffer].
Wel volgt uit het dossier dat verdachte tevergeefs heeft getracht om haar man [echtgenoot verdachte] en [slachtoffer] uit elkaar te houden tijdens het handgemeen tussen die twee in de Anjelierstraat. Kort daarna toen [slachtoffer] op weg was naar de woning van zijn ouders aan de [adres] en verdachte’s zoon [zoon verdachte] ter hoogte van het postkantoor aan de Violierstraat de confrontatie zocht met [slachtoffer], heeft verdachte getracht [zoon verdachte] tegen te houden door haar armen te spreiden en hem toe te roepen “niet doen, niet doen”. Zij kon [zoon verdachte] evenwel niet stoppen, waarna hij met [slachtoffer] in gevecht raakte. Zij heeft verklaard dat zij [slachtoffer] vervolgens met twee handen bij de schouders heeft vastgepakt om aldus het gevecht tussen haar zoon en [slachtoffer] te stoppen. [echtgenoot verdachte] heeft verklaard gezien te hebben dat verdachte, behalve [slachtoffer], ook hun zoon [zoon verdachte] heeft vastgehouden met de kennelijke bedoeling om de vechtpartij tussen beiden te stoppen. Dat lukte haar echter niet, aldus [echtgenoot verdachte].
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van verdachte volgt dat zij, zowel in de situatie in de Anjelierstraat als in de situatie in de Violierstraat, geprobeerd heeft de ruzie te sussen c.q. het geweld te stoppen. De verklaring van verdachte vindt gedeeltelijk steun in de verklaring van [slachtoffer], die heeft verklaard dat hij voornoemde door verdachte geuite woorden, te weten “niet doen, niet doen “, heeft gehoord. Ook heeft hij gezien dat zij met gespreide armen probeerde haar zoon [zoon verdachte] tegen te houden, kennelijk om te voorkomen dat hij de confrontatie met [slachtoffer] zou aangaan. De rechtbank is op basis hiervan van oordeel dat de intentie van verdachte gericht was op het doen stoppen van het geweld. Er zijn geen aanwijzingen om aan te nemen dat de intentie van verdachte, op het moment dat zij [slachtoffer] bij de schouders heeft vastgepakt, een wezenlijk andere is geweest dan toen zij enkele ogenblikken voordien probeerde haar zoon [zoon verdachte] te beletten om [slachtoffer] fysiek aan te vallen. Ook het vastpakken van [slachtoffer] beschouwt de rechtbank om die reden als zijnde gericht op het doen eindigen van het geweld. Derhalve kan niet gezegd worden dat zij een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het door haar zoon [zoon verdachte] toegepaste geweld.
De rechtbank komt op basis van deze overwegingen tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in vereniging met een ander of anderen openlijke geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer]. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het haar ten laste gelegde feit.
6. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en
mr. D. Hardonk-Prins, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2012.