ECLI:NL:RBALM:2012:BY7082

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710378-12
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met dodelijke afloop en openlijke geweldpleging in Almelo

In deze zaak, die zich afspeelde op 23 juni 2012 in Almelo, werd de verdachte beschuldigd van openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], wat resulteerde in de dood van [slachtoffer 1]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van openlijk geweld en zware mishandeling tegen [slachtoffer 1]. De verdachte had verklaard dat hij zijn vader had zien vechten met [slachtoffer 2] en dat hij in een opwelling ingreep. De rechtbank concludeerde dat de dood van [slachtoffer 1] niet direct te wijten was aan de acties van de verdachte, maar eerder aan een val. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste aanklachten, maar vond hem schuldig aan mishandeling van [slachtoffer 2]. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee voorwaardelijk, en moest deelnemen aan een Agressie Regulatie Training. De rechtbank benadrukte de ernst van de situatie en de gevolgen voor de betrokken families, maar hield ook rekening met de omstandigheden waaronder de verdachte handelde.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710378-12
Datum vonnis: 21 december 2012
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] in [plaats],
wonende in [plaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 september 2012 en 12 december 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mevrouw mr. A.M. Tromp en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J. Vlug, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], waardoor die [slachtoffer 1] is gevallen en ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
Feit 1 subsidiair: samen met een ander, anderen of alleen [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten bloedingen in de hersenen, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of te duwen waardoor die [slachtoffer 1] is gevallen en ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
Feit 1 meer subsidiair: samen met een ander, anderen of alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of te duwen waardoor die [slachtoffer 1] is gevallen en ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
Feit 2 primair: samen met een ander, anderen of alleen [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of gescheurde lippen en/of een arm uit de kom, heeft toegebracht;
Feit 2 subsidiair: samen met een ander, anderen of alleen heeft geprobeerd om aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of gescheurde lippen en/of een arm uit de kom, toe te brengen;
Feit 2 meer subsidiair: openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2];
Feit 2 nog meer subsidiair: samen met een ander, anderen of alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juni 2012,
in de gemeente Almelo,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Anjelierstraat en/of
de Violierstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het
opzettelijk gewelddadig aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer 1] en/of het
(met kracht) slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht en/althans op/tegen
het hoofd en/althans elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of te
duwen, waarbij hij, verdachte die [slachtoffer 1] meermalen, in elk geval eenmaal (met
kracht) in/op/tegen het gezicht en/althans op/tegen het hoofd heeft gestompt
en/of geslagen en/of die [slachtoffer 1] heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 1] ten val is
gekomen en welk door hem gepleegd geweld de dood voor die [slachtoffer 1] ten gevolge
heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 juni 2012,
in de gemeente Almelo,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(bloedingen in de hersenen), heeft toegebracht, door opzettelijk die [slachtoffer 1],
meermalen, in elk geval eenmaal met (zeer grote) kracht in het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam te stompen en/of te
slaan en/of te duwen (mede) waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen, terwijl
het feit de dood tengevolge heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 juni 2012,
in de gemeente Almelo,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), met (zeer grote)
kracht in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen
het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geduwd (mede) waardoor die A.
[slachtoffer 1] ten val is gekomen en (mede), tengevolge waarvan deze is overleden;
2.
hij op of omstreeks 23 juni 2012,
in de gemeente Almelo,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(een gebroken oogkas en/of gescheurde lippen, en/of een arm uit de kom), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, in elk geval eenmaal met (zeer
grote) kracht in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd te stompen
en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen en/of (vervolgens) door die
[slachtoffer 2] (terwijl deze al dan niet geheel op de grond lag) meermalen, in elk
geval eenmaal met (zeer grote) kracht op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen
het lichaam te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 juni 2012,
in de gemeente Almelo,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd
[slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
deze opzettelijk meermalen, in elk geval eenmaal met (zeer grote) kracht
in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd te stompen en/of te slaan
en/of te schoppen en/of te trappen en/of (vervolgens) door die [slachtoffer 2]
(terwijl deze al dan niet geheel op de grond lag) meermalen, in elk geval
eenmaal met (zeer grote) kracht op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het
lichaam te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 juni 2012,
in de gemeente Almelo,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Anjelierstraat en/of
de Violierstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het
opzettelijk gewelddadig aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer 2] en/of het
(met kracht) stompen en/of slaan in/op/tegen het gezicht en/althans het hoofd
en/althans het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 2], al dan niet geheel op de grond lag) het trappen en/of schoppen en/of
stompen en/of slaan in/op/tegen het gezicht en/althans op/tegen het hoofd
en/althans elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2], waarbij hij,
verdachte, die [slachtoffer 2] meermalen, in elk geval eenmaal in/op/tegen het gezicht
en/of op/tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft gestompt en/of
geslagen en/of geschopt en/of getrapt, en welk door hem gepleegd geweld zwaar
lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en/of gescheurde lippen en/of een arm
uit de kom), althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 2] ten gevolge
heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 juni 2012,
in de gemeente Almelo,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), in/op/tegen het
gezicht en/althans op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam heeft
gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt, tengevolge waarvan deze
zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en/of gescheurde lippen en/of
een arm uit de kom), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake van het onder 1 primair en het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, met als bijzondere voorwaarden toezicht door de reclassering en het volgen van een agressieregulatietraining, alsmede een taakstraf voor de duur van zestig uren, bij niet verrichten waarvan 30 dagen vervangende hechtenis moet worden ondergaan.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het standpunt van de officier van justitie, het standpunt van de verdediging en het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gemotiveerd het standpunt ingenomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] en aan openlijk geweld tegen [slachtoffer 2] zodat verdachte ter zake van het onder 1 primair en het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde moet worden veroordeeld, nu deze feiten wettig en overtuigend bewezenverklaard kunnen worden. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde strafverzwarende gevolg, te weten de dood van de heer [slachtoffer 1], kan worden bewezen, maar dat dit gevolg niet aan deze verdachte kan worden toegerekend, nu de dood van [slachtoffer 1] weliswaar is veroorzaakt door diens val maar deze val niet is veroorzaakt door een toedoen van verdachte.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 1 tenlastegelegd is, nu niet kan worden bewezen dat verdachte enige geweldshandeling ten opzichte van [slachtoffer 1] heeft gepleegd dan wel daarin een aandeel heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman bepleit verdachte vrij te spreken nu er bij [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel en wat betreft het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde niet bewezen kan worden dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2].
Ten aanzien van de onder feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat in het dossier geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het in vereniging plegen van geweld tegen [slachtoffer 2].
Wat betreft de nog meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat dit feit op basis van het beschikbare bewijsmateriaal wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. De raadsman heeft echter bepleit dat verdachte voor dit feit van alle rechtsvervolging wordt ontslagen omdat verdachte een beroep toekomt op noodweerexces. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte gereageerd heeft op een vermeende wederrechtelijke aanranding van zijn vader door aangever [slachtoffer 2]. Volgens de raadsman was de wederrechtelijke aanranding van de vader van verdachte op het moment dat verdachte geweld gebruikte tegen aangever [slachtoffer 2] net voorbij, waardoor aan verdachte volgens zijn raadsman geen beroep toekomt op noodweer nu het handelen van verdachte niet meer was geboden ter noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De vaststaande feiten en omstandigheden staan evenwel niet in de weg aan een beroep op noodweerexces nu verdachte als gevolg van een hevige gemoedsbeweging geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 2].
5.3 Overweging van de rechtbank met betrekking tot de toedracht van de gebeurtenissen op zaterdag 23 juni 2012.
Voor een goed begrip en in het belang van de leesbaarheid van het vonnis, alsmede gezien de verwevenheid van de tenlastegelegde feiten in de strafzaak tegen verdachte met de tenlastegelegde feiten in de strafzaken tegen andere verdachten in dit onderzoek, heeft de rechtbank ervoor gekozen om in ieder vonnis de feiten en omstandigheden, zoals die uit het dossier en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in de strafzaak tegen verdachte naar voren zijn gekomen, uiteen te zetten. Na deze beschrijving van de toedracht zal de rechtbank haar oordeel geven over de tenlastegelegde feiten aan verdachte.
Tussen het gezin [van verdachte] en de ouders van [slachtoffer 2] bestaat al jaren een gespannen verhouding.
Op zaterdag 23 juni 2012 omstreeks 19.30 uur wilden [vader van verdachte] (hierna te noemen: [vader van verdachte]) en zijn echtgenote [moeder van verdachte] (hierna te noemen [moeder van verdachte]) vanuit hun woning aan de [adres verdachte] te [plaats] een wandeling maken met hun drie hondjes. Terwijl [moeder van verdachte] ter hoogte van haar woning wachtte op de komst van haar man, ging [slachtoffer 2] vanuit de woning van zijn ouders aan de [adres slachtoffer 1] naar de parkeerplaats op de hoek van de Violierstraat met de Anjelierstraat om medicijnen te halen uit de daar geparkeerde auto van zijn vriendin. [moeder van verdachte] keek in de richting van [slachtoffer 2] keek daarop naar [moeder van verdachte]. Er ontstond vervolgens een woordenwisseling tussen beiden.
[vader van verdachte] hoorde volgens zijn verklaring dat [moeder van verdachte] onheus werd bejegend door - naar hij vervolgens zag - de zoon van de achterburen van de [adres slachtoffer 1], hierna [slachtoffer 2] te noemen. Hij sprak hierop [slachtoffer 2] aan en daarop ontstond een handgemeen tussen [vader van verdachte] en [slachtoffer 2]. [vader van verdachte] verklaarde dat hij en [slachtoffer 2] op elkaar toeliepen waarna [vader van verdachte] [slachtoffer 2] met twee handen van zich afgeduwd heeft. Volgens [vader van verdachte] werd hij daarop door [slachtoffer 2] een aantal keren in het gezicht geslagen. [vader van verdachte] zelf heeft ontkend [slachtoffer 2] op dat moment geslagen te hebben of een slaande beweging te hebben gemaakt. Volgens [moeder van verdachte] heeft [vader van verdachte] wel geprobeerd om [slachtoffer 2] bij de eerste confrontatie te slaan. Zij weet niet zeker of [vader van verdachte] [slachtoffer 2] geraakt heeft. [moeder van verdachte] heeft verklaard dat zij tevergeefs heeft getracht om [vader van verdachte] en [slachtoffer 2] uit elkaar te houden tijdens het handgemeen tussen [vader van verdachte] en [slachtoffer 2] op de Anjelierstraat. [vader van verdachte] verklaarde door de klappen van [slachtoffer 2] erg duizelig te zijn geworden. Hij weet zich niet alles meer te herinneren.
Volgens [slachtoffer 2] werd hij door [vader van verdachte] met beide handen bij zijn blouse vastgepakt. [slachtoffer 2] zag dat [vader van verdachte] met diens rechtervuist uithaalde naar de linkerzijde van het hoofd van [slachtoffer 2]. [vader van verdachte] schampte het hoofd van [slachtoffer 2], die daarop met zijn rechtervuist op de linkerzijde van het hoofd van [vader van verdachte] sloeg. Daarop zou [vader van verdachte] [slachtoffer 2] hebben losgelaten. Volgens [slachtoffer 2] werd hij vervolgens nog een keer bij verrassing geschopt en geslagen door [vader van verdachte]. Ook zou [moeder van verdachte] hem hebben geslagen. [vader van verdachte] en [moeder van verdachte] hebben dat ontkend. [vader van verdachte] heeft ook ontkend dat hij [slachtoffer 2] heeft vastgepakt bij diens blouse. Volgens [vader van verdachte] heeft hij [slachtoffer 2] afgeweerd met een duwgebaar. [moeder van verdachte] heeft verklaard dat [vader van verdachte] met twee handen heeft geduwd. Zij heeft voorts verklaard niet te hebben waargenomen dat [vader van verdachte] [slachtoffer 2] heeft vastgepakt bij de blouse.
Vervolgens liep [slachtoffer 2] vanaf de parkeerplaats aan de Anjelierstraat terug naar de woning van zijn ouders aan de [adres]. Halverwege, ter hoogte van het postkantoor, hoorde hij [moeder van verdachte] schreeuwen:”Nee, nee, niet doen”. Op dat moment draaide [slachtoffer 2] zich om en zag een jongeman in zijn richting komen rennen. Het bleek om de inwonende zoon van de achterburen [vader van verdachte] te gaan, te weten [verdachte] (hierna te noemen verdachte). [moeder van verdachte] probeerde nog tevergeefs haar zoon tegen te houden.
Verdachte verklaarde dat hij vanuit een raam op de eerste verdieping van de woning van zijn ouders aan de [adres] zag dat zijn vader in gesprek was met iemand die hij kort daarop herkende als de zoon van de achterburen van de [adres] ([slachtoffer 2]). Ineens zag hij dat zijn vader met de linkerhand naar zijn linkeroog ging. Verdachte hoorde ook dat er gescholden werd. Hij rende naar buiten en zag dat zijn vader bloed aan de linkerzijde van het gezicht had. Verdachte nam aan dat zijn vader door [slachtoffer 2] was geslagen. Hij rende vervolgens in de richting van [slachtoffer 2] die op weg was naar de woning van zijn ouders aan de [adres]. Volgens verdachte hoorde [slachtoffer 2] hem aankomen. [slachtoffer 2] draaide zich om en deed een stap naar achteren waardoor verdachte niet op [slachtoffer 2] kon inspringen zoals hij van plan was. Verdachte heeft verklaard dat hij van plan was [slachtoffer 2] vast te grijpen en op de grond te houden tot de komst van de politie. Hij wilde [slachtoffer 2] tegenhouden en voorkomen dat [slachtoffer 2] de woning van diens ouders aan de [adres] binnenging. Vervolgens ontstond er ter hoogte van het postkantoor aan de Violierstraat een vechtpartij waarbij volgens verdachte over en weer werd geslagen.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat op enig moment gedurende de confrontatie met [vader van verdachte] zijn rechterarm uit de kom is geraakt. Op het moment dat zijn rechterarm naar achteren ging, hoorde hij een klik en voelde hij krakende pijn. [slachtoffer 2] bewoog zijn arm naar voren waarna de pijn volgens hem wegging. Daardoor heeft [slachtoffer 2] volgens zijn verklaring niet meer kunnen reageren toen [vader van verdachte] hem naar zijn zeggen opnieuw belaagde en heeft hij niet kunnen terugslaan toen hij door verdachte werd aangevallen. [slachtoffer 2] heeft verklaard zich slechts met zijn linkerarm te hebben kunnen verweren omdat hij door de tijdelijke dislocatie van zijn rechterarm pijn had aan zijn rechterarm/rechterschouder. Vrijwel onmiddellijk nadat [slachtoffer 2] door verdachte werd belaagd, kwamen ook [vader van verdachte] en [moeder van verdachte] ter plaatse. Volgens [slachtoffer 2] is hij zowel door verdachte als door [vader van verdachte] en [moeder van verdachte] geslagen. Daarnaast is hij naar zijn zeggen ook geschopt door in ieder geval [vader van verdachte] en verdachte. Ter hoogte van de pinautomaat is [slachtoffer 2] volgens zijn verklaring door het op hem uitgeoefende geweld in elkaar gezakt, zodanig dat hij met één knie op de grond zat.
Verdachte heeft verklaard dat hij totaal niet gemerkt heeft dat [slachtoffer 2] op enig moment zijn rechterarm uit de kom heeft gehad. Volgens verdachte sloeg [slachtoffer 2] hem met de rechterhand. [moeder van verdachte] heeft verklaard evenmin gemerkt te hebben dat [slachtoffer 2] zijn arm uit de kom had tijdens de vechtpartij met verdachte. Volgens [moeder van verdachte] sloeg de achterbuurjongen hard. Volgens verdachte is [slachtoffer 2] ook niet door de knieën gegaan of in elkaar gezakt. [moeder van verdachte] heeft ook verklaard dat [slachtoffer 2] niet op de grond is gezakt. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij niet heeft gezien dat zijn vader en moeder [slachtoffer 2] hebben geslagen. Verdachte heeft ook niet gemerkt dat hij door zijn moeder is vastgepakt. Evenmin weet hij of zijn moeder [slachtoffer 2] heeft vastgepakt. [moeder van verdachte] heeft verklaard dat de achterbuurjongen ([slachtoffer 2]) haar zoon heeft geslagen. [vader van verdachte] heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat [slachtoffer 2] verdachte heeft geslagen.
[vader van verdachte] heeft ontkend dat hij [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of geschopt bij de eerste confrontatie op de Anjelierstraat en op de Violierstraat ter hoogte van het postkantoor. [moeder van verdachte] heeft eveneens ontkend [slachtoffer 2] geslagen te hebben. Zij heeft wel verklaard dat zij [slachtoffer 2] ter hoogte van diens schouders heeft vastgepakt om aldus te proberen het gevecht tussen verdachte en [slachtoffer 2] te stoppen. [vader van verdachte] heeft gezien dat [moeder van verdachte] verdachte vasthield om de vechtpartij tussen verdachte en [slachtoffer 2] te stoppen. Dat lukte haar niet volgens [vader van verdachte]. [moeder van verdachte] heeft verklaard niet gezien te hebben dat [vader van verdachte] [slachtoffer 2] toen heeft geslagen.
Toen [vader van verdachte], [moeder van verdachte] en verdachte enerzijds en [slachtoffer 2] anderzijds zich ter hoogte van de pinautomaat van het postkantoor bevonden, verscheen volgens [moeder van verdachte] ineens al rennend op pantoffels of sloffen [slachtoffer 1], de vader van [slachtoffer 2], ter plaatse. Volgens de verklaring van [echtgenote slachtoffer 1], de echtgenote van [slachtoffer 1] en de moeder van [slachtoffer 2], is haar man die avond op zijn sloffen naar buiten gegaan. Volgens [moeder van verdachte] werd zij door [slachtoffer 1] met twee vuisten in het gezicht geslagen. Zij werd geraakt op haar rechteroog en aan de linkerkant van de kin. Vervolgens zag zij dat [slachtoffer 1] zich bij het achteruit stappen over zijn slippers struikelde waarna hij met zijn hoofd op de grond viel. [moeder van verdachte] heeft niet gezien dat [slachtoffer 1] door [vader van verdachte] en/of door verdachte is geslagen of geduwd.
Volgens [slachtoffer 2] kwam zijn vader op het moment dat hij, [slachtoffer 2], in elkaar zakte ter hoogte van de pinautomaat beschermend op hem aflopen. [slachtoffer 2] werd toen volgens zijn verklaring nog steeds belaagd door [vader van verdachte], [moeder van verdachte] en verdachte. Volgens [slachtoffer 2] werd zijn vader vervolgens door verdachte en [vader van verdachte] meermalen met de vuisten in het gezicht geslagen. Hij zag dat zijn vader steil achterover viel en met het hoofd hard op de grond kwam. [slachtoffer 2] heeft ook verklaard dat hij zag dat [vader van verdachte] een zwaaiende beweging maakte alsof hij nog een klap gaf en dat zijn vader toen achterover op de grond viel. [slachtoffer 2] heeft niet gezien dat zijn vader [moeder van verdachte] in het gezicht heeft geslagen.
Verdachte heeft verklaard dat hij toen hij met [slachtoffer 2] ter hoogte van de pinautomaat in gevecht was, zag dat [moeder van verdachte] door [slachtoffer 1] werd vastgepakt en dat [slachtoffer 1] [moeder van verdachte] twee of drie keer met de rechtervuist tegen het voorhoofd sloeg. Volgens verdachte kwam [slachtoffer 1] ter plaatse op het moment dat hij tegenover [slachtoffer 2] stond. De eerste persoon die [slachtoffer 1] tegenkwam, was volgens verdachte zijn moeder [moeder van verdachte]. Dit lijkt ook te volgen uit de verklaring van [moeder van verdachte] op pagina 309 in combinatie met de foto op pagina 314. Verdachte verklaart dat hij niet heeft gezien dat [vader van verdachte] [slachtoffer 1] heeft geslagen of geduwd. Volgens verdachte liep [slachtoffer 1], nadat hij de moeder van verdachte had geslagen, nog enkele stappen naar achteren en viel hij toen met zijn achterhoofd hard op de grond. Hij viel niet als een steen maar gecontroleerd. Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 1] heeft geslagen of geduwd. Ook [moeder van verdachte] heeft volgens verdachte [slachtoffer 1] absoluut niet geslagen.
[vader van verdachte] verklaarde gezien te hebben dat de achterbuurman [slachtoffer 1] naar buiten kwam en met opgeheven armen op verdachte afrende. Vervolgens zag [vader van verdachte] dat [slachtoffer 1] [moeder van verdachte] sloeg. [slachtoffer 1] sloeg haar in het gezicht. [vader van verdachte] stond op dat moment volgens zijn verklaring achter [moeder van verdachte]. Op foto’s in het dossier is letsel in het gelaat van [moeder van verdachte] te zien. Vervolgens reikte [vader van verdachte], volgens zijn eerste verklaring bij de politie, over [moeder van verdachte] heen en gaf hij [slachtoffer 1] een klap in diens gezicht. [vader van verdachte] heeft nadien verklaard dat hij de buurman [slachtoffer 1] geslagen of geduwd heeft puur ter verdediging van [moeder van verdachte]. Na de klap of duw zag hij dat [slachtoffer 1] zich verstapte en een draai maakte en vervolgens achterover viel op straat. Volgens verdachte struikelde [slachtoffer 1]. Verdachte heeft niet gezien dat [slachtoffer 1] door [vader van verdachte] is geslagen. Hij heeft ook geen bloed gezien in het gezicht van [slachtoffer 1] toen deze op de grond lag.
[slachtoffer 1] werd vervolgens met ernstig hersenletsel overgebracht naar het ziekenhuis in Almelo en daarna vanwege de ernst van het letsel naar het Medisch Spectrum Twente te Enschede. Daar is [slachtoffer 1] op 5 juli 2012 overleden. Volgens het rapport van de arts-patholoog Van Driessche van 6 november 2012 kan het overlijden zonder meer verklaard worden door verwikkelingen van het letsel aan het achterhoofd links, te weten een schedelbreuk, waarbij tengevolge van de inwerking van geweld aan het hoofd letsel aan de hersenen is opgetreden, alsook bloedstapeling onder de hersenvliezen. Volgens genoemde arts-patholoog is het bij de heer [slachtoffer 2] aangetroffen letsel veel meer waarschijnlijk aan te treffen tengevolge van een val dan door bijvoorbeeld slaan. Verder waren aan het hoofd voornamelijk kleine letsels, bij leven opgelopen door inwerking van uitwendig schavend geweld, zoals onder meer door verplaatsen tijdens ziekenhuisopname kunnen optreden, welke letsels geen rol hebben gespeeld bij het intreden van de dood. Tenslotte zijn aan het lichaam vrij beperkte huidletsels aangetroffen, tengevolge van inwerking bij leven van stomp botsend en krassend geweld, zoals door vallen, (zich) stoten, verplaatsen, etc. Deze letsels hebben evenmin een rol gespeeld bij het intreden van de dood.
5.4 De bewijsoverwegingen van de rechtbank ten aanzien van het onder feit 1
tenlastegelegde
Vooropgesteld moet worden dat voor een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde plegen van openlijk geweld niet vereist is dat elk van de deelnemers zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien een betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het in vereniging plegen van geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard hoeft te zijn. Er moet minst genomen sprake zijn geweest van gedragingen van een of meer betrokkenen die het geweld bevorderen.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] niet heeft geslagen of geduwd. Verdachte heeft voorts verklaard dat zijn moeder, [moeder van verdachte], [slachtoffer 1] absoluut niet heeft geslagen. [vader van verdachte] heeft verklaard dat zijn echtgenote [moeder van verdachte] en verdachte [slachtoffer 1] niet hebben geslagen. [vader van verdachte] zegt wel zelf een klap of duw te hebben gegeven. Als enige heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij gezien heeft dat zijn vader door zowel verdachte als [vader van verdachte] meermalen met de vuisten in het gezicht werd geslagen. [slachtoffer 2] zag dat zijn vader steil achterover viel en met het hoofd hard op de grond kwam. [slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat hij zag dat [vader van verdachte] een zwaaiende beweging maakte alsof hij nog een klap gaf en dat zijn vader toen achterover op de grond viel.
Op basis van deze bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de verklaring van [slachtoffer 2], inhoudende dat zijn vader [slachtoffer 1] ook door verdachte is geslagen, geen steun vindt in andere verklaringen of ander bewijsmateriaal. Integendeel, zowel verdachte als zijn moeder [moeder van verdachte] heeft ontkend [slachtoffer 1] te hebben geslagen of geduwd, terwijl dit ook niet is gezien door [vader van verdachte]. De rechtbank komt op basis hiervan tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in vereniging met een ander of anderen openlijke geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] zoals hem onder 1 primair tenlastegelegd is. De rechtbank zal verdachte daarom van het hem onder 1 primair tenlastegelegde vrijspreken.
Onder 1 subsidiair is aan verdachte ten laste gelegd het al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad. Uit de overwegingen ten aanzien van het aan verdachte onder feit 1 primair tenlastegelegde volgt dat in elk geval geen wettig bewijs aanwezig is voor het tezamen en in vereniging toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier, behoudens de verklaring van [slachtoffer 2], die zoals hierboven is aangegeven geen ondersteuning vindt in andere bewijsmiddelen, niet blijkt van andere geweldshandelingen of geweldsbevorderende gedragingen door anderen dan [vader van verdachte] ten aanzien van [slachtoffer 1]. Naar het oordeel van de rechtbank kan onder die omstandigheden het ten laste gelegde medeplegen van zware mishandeling niet worden bewezen. Voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door verdachte alleen is ook onvoldoende bewijs, omdat alleen uit de verklaring van [slachtoffer 2] kan blijken dat verdachte jegens [slachtoffer 1] enig geweld heeft toegepast. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het hem onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde feit.
Meer subsidiair is aan verdachte onder feit 1 de opzettelijke mishandeling ten laste gelegd van [slachtoffer 1] met de dood van [slachtoffer 1] tot gevolg.
De rechtbank is met de raadsman van verdachte van oordeel dat ook dit feit niet wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden, nu er behoudens de verklaring van [slachtoffer 2] geen ander, die verklaring ondersteunend, bewijsmateriaal in het dossier aanwezig is dat verdachte [slachtoffer 1] zou hebben geslagen of geduwd. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het hem onder feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit.
5.5 De bewijsoverwegingen van de rechtbank ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het hem onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Met betrekking tot de aan verdachte onder feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat ook dit feit niet wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. Vooropgesteld moet worden dat voor een bewezenverklaring van het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde plegen van openlijk geweld niet vereist is dat elk van de deelnemers zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien een betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het in vereniging plegen van geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard hoeft te zijn. Er moet minst genomen sprake zijn geweest van gedragingen van een of meer betrokkenen die het geweld bevorderen.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte toegeeft dat hij [slachtoffer 2] heeft geslagen. Medeverdachten [vader van verdachte] en [moeder van verdachte] hebben ontkend geweld tegen [slachtoffer 2] te hebben gebruikt. De rechtbank heeft geconstateerd dat alleen [slachtoffer 2] heeft verklaard over de jegens hem gepleegde geweldshandelingen zoals slaan en schoppen door verdachte tezamen en in vereniging met diens vader en moeder. De verklaring van [slachtoffer 2] wordt op dit punt niet ondersteund door andere in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Wel volgt uit het dossier dat [moeder van verdachte] op enig moment tijdens de worsteling bij de pinautomaat [slachtoffer 2] bij de schouders heeft vastgepakt. [moeder van verdachte] heeft daarover verklaard dat zij dat gedaan heeft om te trachten om op die manier de vechtpartij tussen verdachte en [slachtoffer 2] te stoppen. De verklaring van [moeder van verdachte] hieromtrent vindt ook steun in de verklaring van [slachtoffer 2] zelf, die heeft verklaard dat hij heeft gehoord en gezien dat [moeder van verdachte] probeerde om verdachte tegen te houden en dat zij probeerde te verhinderen dat verdachte met [slachtoffer 2] in gevecht zou gaan.
De rechtbank is op basis daarvan van oordeel dat de intentie van [moeder van verdachte] gericht was op het voorkomen c.q. het doen stoppen van het geweld tussen verdachte en [slachtoffer 2]. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanname dat de intentie van [moeder van verdachte] op het moment dat zij [slachtoffer 2] bij de schouders vastpakte, een wezenlijk andere is geweest dan toen zij enkele ogenblikken voordien probeerde verdachte te beletten om [slachtoffer 2] aan te vallen. Het vastpakken van [slachtoffer 2] door [moeder van verdachte] beschouwt de rechtbank om die reden als zijnde gericht op het doen eindigen van het geweld en niet kan worden gezegd dat [moeder van verdachte] een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het door verdachte toegepaste geweld. Er is in het dossier evenmin steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 2] dat [vader van verdachte] geweld tegen hem heeft gebruikt op of na het moment dat [slachtoffer 2] op de Violierstraat ter hoogte van het postkantoor in gevecht was gekomen met verdachte.
De rechtbank komt op basis van hetgeen hiervoor is uiteengezet tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in vereniging met een ander of anderen openlijke geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2]. De rechtbank zal verdachte daarom ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Wat betreft de aan verdachte onder 2 nog meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat onder verwijzing naar hetgeen hiervóór is overwogen wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden dat verdachte dit feit heeft begaan. Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard over het door verdachte op hem uitgeoefende geweld. Verdachte heeft bekend dat [slachtoffer 2] door hem is geslagen. De verklaringen vinden bevestiging in de bij [slachtoffer 2] geconstateerde verwondingen.
5.6 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en1 subsidiair,
2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 2 nog meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 juni 2012 in de gemeente Almelo opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 2], in/op/tegen het gezicht en tegen het hoofd en elders op/tegen het lichaam heeft
gestompt en/of geslagen, tengevolge waarvan deze enig lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 nog meer subsidiair, meer of anders is tenlastegelegd, dan hierboven is bewezenverklaard, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 300 Wetboek van Strafrecht (Sr.). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2 nog meer subsidiair: het misdrijf: mishandeling.
7. De strafbaarheid van de verdachte.
De raadsman heeft een beroep gedaan op noodweerexces. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte gereageerd heeft op een wederrechtelijke aanranding van zijn vader door aangever [slachtoffer 2]. Volgens de raadsman was de wederrechtelijke aanranding van de vader van verdachte, op het moment dat verdachte geweld gebruikte tegen aangever [slachtoffer 2], net voorbij, waardoor aan verdachte volgens zijn raadsman geen beroep toekomt op noodweer, nu het handelen van verdachte niet meer was geboden ter noodzakelijke verdediging tegen een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De vaststaande feiten en omstandigheden staan volgens de verdediging evenwel niet in de weg aan een beroep op noodweerexces nu verdachte als gevolg van een hevige gemoedsbeweging geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 2].
De rechtbank stelt vast dat verdachte, nadat hij vanuit een raam op de eerste verdieping van de woning van zijn ouders aan de [adres] hoorde dat er op straat gescholden werd tussen zijn vader en [slachtoffer 2] en hij zag dat zijn vader naar zijn linkeroog greep, naar buiten is gerend omdat hij aannam dat zijn vader door [slachtoffer 2] was geslagen. Buiten gekomen zag hij dat zijn vader bloed aan de linkerzijde van zijn gezicht had. Verdachte rende vervolgens in de richting van [slachtoffer 2], die op weg was naar de woning van zijn ouders aan de [adres]. De moeder van verdachte heeft nog tevergeefs geprobeerd om haar zoon tegen te houden en geroepen:”Nee, nee, niet doen”. Volgens verdachte hoorde [slachtoffer 2] hem aankomen. [slachtoffer 2] draaide zich om en deed een stap naar achteren waardoor verdachte niet op hem kon inspringen zoals hij van plan was. Verdachte heeft verklaard dat hij van plan was [slachtoffer 2] vast te grijpen en op de grond te houden tot de komst van de politie. Hij wilde [slachtoffer 2] tegenhouden en voorkomen dat [slachtoffer 2] de woning van diens ouders aan de [adres] binnenging. Vervolgens ontstond er ter hoogte van het postkantoor aan de Violierstraat een vechtpartij waarbij volgens verdachte over en weer werd geslagen.
Op basis van deze feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat op het moment dat verdachte naar buiten rende en op [slachtoffer 2] afging, geen sprake meer was van een ogenblikkelijke (dreigende) wederrechtelijke aanranding van verdachtes vader of moeder door [slachtoffer 2]. Met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte onder die omstandigheden geen beroep op noodweer toekomt. Kennelijk stelt de verdachte zich op het standpunt dat de noodweersituatie weliswaar was geëindigd maar dat hij tengevolge van een hevige gemoedsbeweging door het zien van het bebloede gelaat van zijn vader toch, verontschuldigbaar de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden. De rechtbank overweegt dat het door verdachte getoonde gedrag niet getuigt van een wil tot verdedigen doch veeleer van het inzetten van de (tegen)aanval op [slachtoffer 2], die op dat moment op weg was naar de woning van zijn ouders. De door verdachte gestelde hevige gemoedsbeweging vindt bovendien weerlegging in zijn eigen verklaring dat hij van plan was [slachtoffer 2] vast te grijpen en op de grond te houden tot de komst van de politie. Hij wilde [slachtoffer 2] tegenhouden en voorkomen dat [slachtoffer 2] de woning van diens ouders aan de [adres] binnenging. Die verstandelijk beredeneerde afweging weerspreekt het gestelde handelen vanuit een heftige gemoedsbeweging. Om die reden verwerpt de rechtbank het beroep van verdachte op noodweerexces.
Er zijn overigens ook geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het onder feit 2 nog meer subsidiair bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Een woordenwisseling tussen de moeder van verdachte en de zoon van de achterburen, [slachtoffer 2], escaleerde op zaterdagavond 23 juni 2012 onder meer in een vechtpartij tussen [slachtoffer 2] en verdachte. De gebeurtenissen volgden elkaar die avond snel op en aan het eind bleef de achterbuurman, [slachtoffer 1], de vader van [slachtoffer 2], bewegingloos op de grond liggen dichtbij zijn woning aan de [adres]. Wat op zaterdagavond 23 juni 2012 in Almelo plaatsvond, illustreert hoe jarenlange onderhuidse spanningen en over en weer nooit goed uitgesproken irritaties tussen buren, kunnen uitmonden in gevolgen die niemand ooit heeft gewild. En toch gebeurt het steeds weer opnieuw, doordat mensen soms vergeten dat samenleven met elkaar ook een kwestie is van geven en nemen. Respect voor elkaar en onderlinge verdraagzaamheid zijn niet zomaar woorden. Respect en verdraagzaamheid moet je doen.
Verdachte heeft zich de bewuste avond laten meeslepen door emoties die, in een voedingsbodem van jarenlange onderhuidse irritaties over het gedrag van de buren over en weer, de overhand konden krijgen en het gebruik van het gezonde verstand naar de achtergrond drongen. Het begon die avond met het elkaar aankijken door de moeder van verdachte en [slachtoffer 2], de zoon van [slachtoffer 1]. De daarop volgende woordenwisseling was voor de vader van verdachte aanleiding om in versnelde pas op [slachtoffer 2] in te lopen en hem weg te duwen. [slachtoffer 2] verdedigde zich vervolgens tegen het gewelddadige indringen van [vader van verdachte] door hem in het gezicht te slaan. Als gevolg daarvan kreeg [vader van verdachte] een bloedende wond in zijn gezicht. De aanblik daarvan, in combinatie met de jarenlang opgebouwde irritaties over het gedrag van de buren aan de [adres slachtoffer 1], inspireerde verdachte tot zijn gewelddadig gedrag tegen [slachtoffer 2]. De rechtbank acht het aannemelijk dat zonder het offensieve en agressieve optreden van verdachte de daarna volgende escalatie van gebeurtenissen met als triest dieptepunt het overlijden van [slachtoffer 1], achterwege was gebleven. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij de (tegen)aanval heeft gezocht en zich schuldig heeft gemaakt aan gewelddadig handelen ten opzichte van [slachtoffer 2].
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 24 augustus 2012 waarin onder meer wordt geconcludeerd dat betrokkene, gezien zijn betrokkenheid bij de vechtpartij en twee incidenten in het verleden, mogelijk moeite heeft met het reguleren van zijn (agressieve) impulsen. Betrokkene ervaart hierin zelf geen problemen. Zelf wijst hij, in de situaties waarin hij betrokken was bij opstootjes, naar de rol en het aandeel van anderen. Mogelijk dat hij moeite heeft om op zijn rol te kunnen reflecteren, aldus de rapporteur van de reclassering. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van psychische- en/of psychiatrische problematiek, gelet op het trajectconsult dat door de psychiater werd afgenomen. De reclassering adviseert op grond van het vastgestelde recidiverisico en de criminogene factoren tot het opleggen van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
- meldingsgebod;
- deelname aan een gedragsinterventie, te weten de AgressieRegulatieTraining (ART).
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat ook hij en zijn familie door de gebeurtenissen op 23 juni 2012 veel pijn, ellende en verdriet hebben ondervonden. Verdachte wil en kan niet meer terug naar de woning aan de [adres] en hij beseft dat mede door zijn optreden de familie [van de slachtoffers] een dierbare moet missen en elke dag met dat grote gemis wordt geconfronteerd. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met feit dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juni 2012 geringe documentatie heeft en voorts dat verdachte al 96 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
Gelet op de ernstige gevolgen die de gebeurtenissen op 23 juni 2012 voor de familie [van de slachtoffers] hebben gehad en nog hebben en het aandeel van verdachte daarin, acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf aan verdachte van na te melden duur passend en geboden. Gelet op de persoon van verdachte zoals die uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de over hem gemaakte rapportages naar voren is gekomen, zal de rechtbank een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, en 91 Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 nog meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder 2 nog meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken waarvan 2 (twee) weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering te Almelo;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde, na een schriftelijke oproep daartoe, zich zal melden op het toezichtspreekuur bij de reclassering te Almelo en dat de veroordeelde zich vervolgens gedurende de proeftijd zal blijven melden bij de reclassering te Almelo, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, te weten het volgen van de Agressie Regulatie Training;
- draagt de reclassering te Almelo op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en
mr. D. Hardonk-Prins, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2012.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PL050B 2012062822. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 12 december 2012, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik was op 23 juni 2012 in de woning van mijn ouders aan de [adres] in [plaats]. Ik keek vanuit mijn kamer naar buiten. Ik zag mijn vader bij een andere jongen staan. Ik zag dat mijn vader zijn linkerarm en hand naar zijn oog toe bewoog. Ik zag dat hij zijn hand voor zijn oog hield. Toen dacht ik: dat is niet een situatie van mensen die normaal met elkaar praten. Mijn vader stond stil en hij voelde met zijn hand bij zijn oog. Op de vraag waarom ik dacht dat er wat aan de hand was, zeg ik dat ik hoorde dat over en weer werd gescholden. Dat kon ik horen, want het raam stond op een kiertje. Ik heb verklaard dat ik iets van klootzak heb gehoord. Ik ging naar beneden en naar buiten. Ik zag dat er meer aan de hand was. Ik kwam mijn vader tegen bij de tuinpoort. Mijn vader had een gezwollen gezicht en bloed op zijn oog. Ik ben achter de buurjongen aangerend. Ter hoogte van de tabaksshop, toen ik op 3 meter afstand van hem was, draaide hij zich om en ik sprong op hem in. Hij draaide zich linksom en op het moment dat ik op hem in wilde springen, stapte hij met een voet naar achteren en hij haalde naar mij uit. Ik wou op hem inspringen, want ik wou hem tegenhouden. Hij draaide zich om. Ik raakte hem niet. Toen ik een klap van hem ontving, heb ik meteen teruggeslagen. Het klopt niet dat ik met een karatetrap naar hem toe ben gegaan. Ik sprong op hem af met mijn armen vooruit om hem bij de armen vast te pakken. Hij stapte naar achteren en daarom miste ik hem. Hij sloeg mij meteen. Ik pakte hem toen vast en ik sloeg hem ook. Ik sloeg met mijn rechterarm. Hij sloeg ook met rechts. Op een gegeven moment hadden wij elkaar bij de armen vast. Er vond een ruwe worsteling plaats die zich over 5 meter afstand verplaatste. Ik heb drie of vier klappen gehad, op mijn voorhoofd en op mijn achterhoofd, maar de recherche zei dat van dat laatste niets te zien was. Ik heb mijn moeder niet gezien.
Ik heb niets gezien van mijn moeder. Het was ook niet echt een situatie dat ik rustig om mij heen kon kijken. Ik heb het gevoel dat mijn vader nog voor de ingang van de winkel stond en dat ik alleen met [slachtoffer 2] aan vechten was. Op een gegeven moment stonden wij ter hoogte van de pinautomaat afwachtend tegenover elkaar. Ik zag de vader van [slachtoffer 2] vanuit hun voortuin over het hekje stappen en richting ons komen lopen. Ik zag mijn moeder staan. Ik zag dat de vader van [slachtoffer 2] op haar afliep en in mijn beleving sloeg hij haar 3 keer. Volgens mij raakte hij haar op haar voorhoofd. Ik heb mijn vader wel gezien, maar ik heb hem niet een duidelijke rol zien spelen. Mijn ouders liepen wel mee. Toen het tumult met [slachtoffer 2] voorbij was, zag ik mijn moeder links voor me staan en toen kwam die oudere man op haar af. Ik heb wel gezien dat mijn ouders bij me in buurt waren, maar ik heb niet gezien of en wat ze dan zouden hebben gedaan. Ik heb wel gezien dat [slachtoffer 1] mijn moeder drie keer in het gezicht sloeg.
Ik zei tegen de politie de woorden ‘ik heb [slachtoffer 1] niet geslagen’ omdat men er vanuit ging dat er iemand zou hebben geslagen. Ik zei dat alleen voor mezelf. Ik wilde met die opmerking niet zeggen dat er iemand anders wel heeft geslagen. Dat bedoelde ik er niet mee.
Ik heb niet gelet op letsel bij [slachtoffer 2]. Ik heb alleen gelet op mijn vader en die oudere man en mijn moeder. Ik was gefixeerd op mijn moeder. Ik was geshockeerd dat ik zag dat mijn moeder werd geslagen. Ik heb [slachtoffer 1] een paar stappen naar achteren zien doen en een paar seconden later viel hij. Vanaf de stoep ging hij naar achteren. Hij zette twee of drie stappen over een afstand van ongeveer een meter. Toen was het gevecht klaar.
Toen [slachtoffer 1] aan kwam lopen was het gevecht ter hoogte van de pinautomaat zo dat wij afwachtend tegenover elkaar stonden. Ik kan mij niet herinneren dat ik door mijn moeder ben vastgepakt bij de pinautomaat. Ik ben, denk ik ook niet bij de worsteling ervoor vastgepakt.
Wat ik straks ook al zei, het was niet rustig. Ik was druk met de worsteling. Ik heb gezien dat mijn moeder klappen kreeg van [slachtoffer 1]. Vervolgens zie ik [slachtoffer 1] achteruit stappen en toen viel hij op de grond. Ik heb gezien dat [slachtoffer 1] zijn evenwicht verloor en een paar stappen achteruit stapte. Ik heb niet gezien dat hij ergens tegenaan viel. Ik zag hem steil achterover vallen met zijn hoofd hard op de grond. In mijn beleving stond mijn vader achter mij. Ik ben achter de heer [slachtoffer 1] gaan zitten en heb mijn arm om zijn nek gelegd ter ondersteuning. Volgens mij heb ik niet zijn hoofd opzij gedraaid.
Ik heb niet gezien welke schoenen [slachtoffer 1] aan had.
Mij is niets opgevallen aan de schouder van [slachtoffer 2]. Toen ik op hem insprong, kreeg ik een klap van [slachtoffer 2] met de rechterhand. Ik ben door hem met zijn rechterhand geslagen. Hij gaf mij meerdere slagen, maar ik weet niet met welke arm hij de andere slagen deed. Ik heb niets gemerkt van een blessure bij [slachtoffer 2] tijdens de klappen die hij mij gaf.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], pagina 166, 167, onder meer inhoudende:
Tussen zaterdag 23 juni 2012 te 19:15 uur en zaterdag 23 juni 2012 te 20:00 uur werd op de locatie, zoals vermeld bij plaats delict, het in de aanhef vermelde feit gepleegd.
Ik doe aangifte van zware mishandeling, mishandeling. Ik ben kennelijk opzettelijk en met kracht geslagen. Daaraan heb ik letsel overgehouden.
Ik verwijs in deze aangifte naar mijn eerder afgelegde verklaringen waarbij ik overigens als verdachte ben gehoord. Hierin staat uitgebreid omschreven wat er is gebeurd en wat mijn letsel is geweest.
Ik heb door de mishandeling door de achterbuurman, de achterbuurjongen en door de achterbuurvrouw pijn en letsel gehad. Alle drie hebben mij kennelijk opzettelijk, en met kracht, geslagen.
Ik ben nu pas in staat tot het doen van de aangifte. Mijn vader is op zondag 8 juli 2012 in Turkije begraven. Mijn vader is na zijn val niet meer bij bewustzijn geweest en heeft dus nooit zelf aangifte kunnen doen.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 318, 319, 320, onder meer inhoudende:
Vervolgens zijn we met ons allen naar binnen gegaan op het adres van mijn ouders, de [adres slachtoffer 1] te [plaats]. Dit was rond 19.00 uur. Mijn moeder ging vervolgens eten koken. Mijn vader was op dat moment nog niet thuis. Mijn vader kwam iets later thuis. Op het moment dat mijn vader thuis kwam, ongeveer 19.15 uur dus, vroeg ik aan hem of hij even zin had om met me te gaan rijden in mijn auto. Mijn vader zei toen tegen mij van dat hij dat wel wou, maar na het eten. Vervolgens bedacht ik me dat ik mijn medicijnen nog niet had genomen. Mijn medicijnen lagen nog in de auto van mijn vriendin. Dit is de kleine Audi A2 die geparkeerd stond aan de Anjelierstraat te Almelo. Vervolgens zei ik tegen mijn
vriendin dat ik even naar haar auto moest om mijn medicijnen op te halen. Vervolgens vroeg ik haar om de autosleutels, die ze me ook gaf.
Hierop ben ik op mijn slippers naar buiten gelopen naar de Anjelierstraat. Mijn auto stond gelijk op de le parkeerplaats bij de stomerij van het postkantoor. U vraagt aan mij welke kleding ik droeg toen ik naar buiten liep. Ik droeg een blouse lichtblauw van kleur met daaronder een lichtblauwe spijkerbroek. Ik liep dus op slippers. Vervolgens liep ik dus naar mijn auto om de medicijnen op te halen. Eenmaal bij mijn auto pakte ik mijn medicijnen. Deze lagen in het dashboard kastje. Toen ik deze had gepakt, kwam ik weer omhoog mijn auto uit. Vervolgens liep ik naar de achterzijde van mijn auto om mijn tas met kleding te pakken. Op het moment dat ik naar achterzijde liep van mijn auto en mijn kofferbak opende, zag ik de achter buurvrouw van mijn ouders staan. Zij woont aan de [adres] op de hoek, naast de stomerij. Ik ken haar. Ik ken haar van het feit dat mijn ouders trammelant met hun hebben gehad. Mijn buurvouw liep met haar honden buiten en keek mij aan. Mijn eerste oogcontact met haar was dus toen ik de kofferbak wilde openen. Ik dacht hier niet echt veel bij. Ik vond het merkwaardig dat ze me recht in mijn ogen keek. Vervolgens opende ik mijn kofferbak en wilde ik mijn tas pakken. Op het moment dat ik mijn tas in mijn handen had, keek ik nog even in de richting van de buurvrouw. U vraagt aan mij waarom of ik dat deed. Ik deed dat omdat ik het gevoel had dat ze me gewoon bleef aankijken. Ik wist uit verhalen dat ze dat ook bij mijn familieleden deed. Ik had reeds vaker gehoord dat ze mensen bleef aanstaren. Ik vond dat onprettig en had dat verder ook nog nooit met haar meegemaakt. Vervolgens liet ik mijn tas los in de kofferbak en richtte ik mij tot haar. Ik draaide mijn gezicht bij en riep in haar richting of er iets was. Ik zei dus letterlijk: "Is er wat". Zij riep hierop: "Is er wat met jou?". Ik zei toen tegen haar dat ze voor zich moest kijken. Ik zei dat omdat ik geïrriteerd was door haar gedrag. Ik hoorde haar tegen mij zeggen dat ik voor mij moest kijken. Dit zelfde gedrag vertoonde ze ook naar mijn familieleden. Omdat ik het staren van haar in mijn richting zeer onprettig vond, zei ik tegen haar dat ze haar bek moest houden en of woorden van gelijke strekking. We kregen woordenwisseling met elkaar.
Ik was van plan om mijn tas uit mijn auto te pakken. Ik keek uit mijn ooghoek en zag een man bij de bosschages. Ik herkende de man als zijnde haar man. Ik zag dat de man vloekend en brullend op mij afkwam, de man liep in een stevige pas. De man pakte mij met zijn twee handen bij mijn blouse, ter hoogte van mijn borst. Ik werd naar achteren geduwd, ik heb mijn handen op zijn armen gezet om niet te vallen. Ik voelde dat de man aan mijn blouse trok, ik hoorde de knopen open gaan. Ik zag dat de man vervolgens met zijn rechtervuist uithaalde op de linkerzijde van mijn gezicht, hij schampte mij aan de linkerzijde van mijn hoofd.
Ik sloeg de man terug met mijn rechtervuist. Volgens mij raakte ik de man aan de linkerzijde van zijn hoofd. De man liet mij los en over een weer werd er geslagen. Ik voelde ook dat ik van achteren werd geslagen door de vrouw. Ik zag dat de man op mijn hoofd sloeg en voelde een hevige pijn. Ik hoorde ook dat de honden ging blaffen en wild werden. Ik hoorde dat de man en de vrouw aan het schreeuwen waren. Mijn rechterarm ging naar achteren en ik hoorde een klik, en voelde krakende pijn. Ik draaide mij naar voren en toen ging de pijn weg. Hierna hielden wij op met vechten, we deden allebei een paar stappen terug. IK zag dat de man in onbalans was en ik zag dat de man bijna viel.
Op een gegeven moment stonden we met zijn drieën tegenover elkaar. De afstand tussen ons was ongeveer 2 meter. De man stond tegen over mij en de vrouw stond rechts naast de man.
Ik hoorde de vrouw nog iets zeggen. Ik zag dat de man links om zijn vrouw ging lopen. Ik hoorde de man tegen mij zeggen dat ik zijn vrouw niet moest uitschelden. Ik zei tegen de man dat ik zijn vrouw niet had uitgescholden.
Ik zei tegen de man en de vrouw dat ik aangifte zou doen. Ik hoorde hun ook zeggen dat zij ook aangifte wilden doen. Ik zag dat de man heel rustig in mijn richting kwam lopen. Ik zag dat de man in een keer uithaalde met zijn rechtervuist, ik voelde een hevige pijn op mijn mond, ik zag dat mijn mond bloedde. Ik werd duizelig en keek naar beneden. Ik ben naar achteren gelopen.
Ik dacht ik moet weg en ben naar mijn auto gelopen, ik heb mijn kofferbak dicht gedaan. Mijn mond bloedde en ik begon bloed te spugen. Opeens hoorde ik de vrouw schreeuwen: “nee, nee, niet doen”. Ik zag ineens dat een jongen/man in mijn richting kwam lopen, ik schat de jongen ongeveer 20 à 21 jaar. Ik ken die jongen niet. Die jongen droeg een blouse, en had bruin halfkort haar, kalend. Ik zag dat de jongen tegen werd gehouden door de vrouw die mij had beledigd. Ik zag dat zij voor hem ging staan en hem tegen wilde houden met haar handen. Ik zag dat hij links van haar stond en op mij af kwam. Ik zag dat de jongen met zijn rechterbeen uithaalde in de richting van mijn buik. Ik kon niets anders doen dan mij verweren met mijn linkerhand omdat ik pijn had aan mijn rechterhand/schouder. Ik kon deze arm niet opbeuren. Ik voelde dat ik aan alle kanten door de jongen werd geschopt en geslagen. Ik voelde overal pijn, ik zag dat de vader mij ook begon te slaan. Ik zag en voelde dat de vader mij met zijn vuisten sloeg, op mijn gezicht. Ik zakte in elkaar en keerde hem mijn rug toe. Ik zag dat de vrouw mij ook sloeg. Zij sloeg op mijn achterhoofd. Doordat ik mijn rug had gekeerd kon ik niet goed zien wie mij waar sloeg maar ze sloegen met z'n drieën.
Ik strompelde over het fietspad, zij bleven doorslaan en hebben mij ook getrapt. Ik zag mijn vader en ik hoorde hem mijn naam roepen. Mijn vader kwam op mij aflopen, hij stond voor mij en ik zag dat hij zijn beide handen omhoog hield kennelijk met de bedoeling om mij te beschermen. Ik lag nog steeds met mijn knieën op de grond. Ik zag dat mijn vader werd geslagen door de beide mannen. Ik zag dat ze volop met hun vuisten mijn vader sloegen over zijn hele lichaam. Wat ik mij zeker kan herinneren, is dat mijn vader drie vuiststoten kreeg. Ik zag mijn vader bij de derde vuistslag op de grond vallen. Mijn vader viel als een blok op de grond. Hij viel op zijn linkerzijde. Ik sprong op mijn vader om hem te beschermen en ging over hem heen hangen en riep daarbij dat ze moesten stoppen. Ik zag dat de jongen knielde en naar mijn vader keek en ik hoorde hem zeggen: “stop”.
Het proces-verbaal van verhoor van [moeder van verdachte], pagina 310, onder meer inhoudende:
Mijn man en ik zouden met onze drie teckels gaan wandelen. Ik woon aan de [adres verdachte] te [plaats]. Dit is op een hoek. Ik stond voor het huis te wachten op mijn man en toen zag ik de jongeman van de achterburen. Ik stond daar gewoon te kijken en die jongen roept: Kijk voor je. We roepen over en weer. Mijn man hoort dit en hij komt razend naar buiten. Wij hebben de afgelopen jaren heel wat meegemaakt met de achterburen. Mijn man rent langs mij heen en ik probeer hem tegen te houden. Ik wilde niet dat hij een handgemeen kreeg, want dat loopt slecht af. Mijn man en de jongeman lopen op elkaar af. Mijn man duwde eerst de jongeman met twee handen. De jongeman haalt flink uit naar mijn man. Mijn man zakte een beetje door de knieën. Ik stond met drie haspels, van de honden, in de hand. Ondertussen probeerde ik het wat af te houden. Op een gegeven moment hield het op. Mijn man had toen een bult aan zijn hoofd. Die jongeman liep weg. Mijn zoon had alles van boven gezien en mijn zoon komt als een speer het huis uit. Ik probeerde mijn zoon tegen te houden.
Mijn zoon vloog op die jongeman af. Ik probeerde ze uit elkaar te houden. Ik hield de andere jongeman vast om te zorgen dat hij mijn zoon niet te erg kon slaan.
We gingen de hoek om en de vader van de jongeman staat in de voortuin. Die vader ziet wat er gebeurt en rent op ons af. Die vader gaf mij met twee vuisten een klap. Ik ben heel even dizzy, want het was een beste mep. Ik heb me wel verweerd. Vervolgens zie ik aan de voeten van die vader dat hij achteruit loopt en uit balans raakt. Ik zag dat hij op zijn slipper trapt en zich verstapt. Hierdoor viel hij achterover. Toen was er paniek, want hij viel heel erg lelijk. Het zag er direct al niet goed uit. Ik ben wel in het tumult meegelopen, eigenlijk om te voorkomen dat hij mijn zoon zou slaan. Ik heb zelf niet geslagen, want ik heb botontkalking en met slaan die ik mezelf pijn doen. Het kan er op hebben geleken dat ik meegevochten heb, maar dit is niet zo. Ik heb enkel vastgepakt.
Het proces-verbaal van verhoor van [vader van verdachte], pagina 283, 284 onder meer inhoudende:
Het was gisteren 23 juni 2012. We zouden gisteren met de honden uit gaan wandelen. Met we bedoel ik mijn vrouw en ik. U vraagt aan mij hoe laat dit gisteren allemaal was. Ik weet dat niet precies. Mijn vrouw stond gisteren buiten voor mijn woning. Ik was nog in onze woning aan de [adres verdachte] te [plaats]. Zoals ik u reeds verklaarde, stond mijn vrouw buiten met de honden. Ik was binnen dus nog bezig. Op een gegeven moment hoorde ik mijn vrouw iets roepen op straat. Ik hoorde mijn vrouw tegen iemand roepen dat ze zelf moest weten waar ze naar toe keek. Ik hoorde haar namelijk zeggen: "Ik moet toch zelf weten waar ik naar toe kijk". Ik hoorde dat ze dat riep tegen die zoon. Met die zoon bedoel ik (de rechtbank begrijpt: de zoon van [slachtoffer 1]) de ouders die aan de [adres] wonen en tegelijk dus onze achterburen. Vervolgens hoorde ik dat die zoon naar mijn vrouw terugriep dat zij niet zo'n grote bek moest hebben.
U vraagt of ik op dat moment zicht had op straat. Ja dat had ik. Ik zag tenminste mijn vrouw op straat. Mijn vrouw stond voor het huis. Met wie zij sprak kon ik dus in eerste instantie dus niet zien. Toen ik later naar buiten liep, zag ik dat het om die jongen ging van onze achterburen. Ik ben dus naar buiten gelopen en bevond mij op een meter of 8 van mijn vrouw vandaan en op ongeveer 23 meter van de jongen van de achterburen.
U vraagt mij wat ik buiten op straat zag. Ik zag buiten op straat een dreigende situatie. Ik zag op straat mijn vrouw staan. 15 meter verderop stond die jongen. Vervolgens zag ik dat die jongen in mijn richting liep. Vervolgens zei ik tegen die jongen van: "Wat moet dat nou". U vraagt aan mij wat die jongen daarop zei. Ik weet dat zo niet meer. Ik ben op hem ingelopen en heb hem van mij afgeduwd. Vervolgens kreeg ik toen van hem een aantal klappen in mijn gezicht. Als u vraagt hoeveel dan zeg ik u een stuk of 4 à 5. Vervolgens raakte ik onbalans en kwam ik een beetje ten val. U vraagt aan mij wat daarna gebeurd is. Ik weet het niet. Ik ben stukjes kwijt nu. Ik weet verder toen niet wat ik gedaan heb.
Op een gegeven moment liep ik naar de Violierstraat in de richting van het postkantoor. U vraagt mij wat ik daar dan heb gezien of zag. Ik zag daar mijn zoon met die andere jongeman vechten. Met die jongeman bedoel ik de man van wie ik ook een aantal klappen heb gehad. Ik zag dat ze elkaar vast hadden en met elkaar aan het bewegen waren.
Vervolgens zag ik dat mijn vrouw er ook bij betrokken was en dat zij mijn zoon vasthield. U vraagt mij waarom. Ze wilde de partijen uit elkaar trekken. Dit lukte haar niet.
Vervolgens zag ik dat de achterbuurman naar buiten kwam. Deze man kwam met een stevige pas op onze zoon toegerend. Die man kwam met opgeheven armen op mijn zoon afgerend. Vervolgens zag ik dat die man mijn vrouw sloeg. Hij sloeg haar in haar gezicht. Ik stond op dat moment achter mijn vrouw. Vervolgens kwam ik toen over mijn vrouw heen en gaf ik die man, onze achterbuurman, een klap in zijn gezicht. Vervolgens zag ik dat die man zich verstapte en een draai maakte en vervolgens achterover viel op straat. Hij struikelde of iets dergelijks van deze strekking. Vervolgens zag ik dat die man niet meer aanspreekbaar was. Vervolgens zag ik dat mijn zoon de man ondersteunde onder zijn hoofd. Later heeft de zoon van die man dat overgenomen. Even later werd de ambulancedienst gebeld. Ik heb daar ook naar toe gebeld, maar ik merkte al dat ook de dochter van de achterbuurman ook had gebeld. Vervolgens verscheen even later ook de ambulance en even later ook de politie. U vraagt aan mij of ik mijn zoon gisteren ook nog heb zien slaan. Ik heb mijn zoon [verdachte] niet zien slaan. U vraagt aan mij of ik mijn vrouw heb zien slaan. Nee, dit heb ik ook niet gezien. U vraagt aan mij of we met ons drieën geslagen hebben tegelijk op één persoon. Nee, dat hebben we niet gedaan.