ECLI:NL:RBALM:2012:BY7081

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710377-12
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met de dood tot gevolg in Almelo

Op 21 december 2012 deed de Rechtbank Almelo uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een geweldsincident op 23 juni 2012. Tijdens dit incident, dat plaatsvond in de gemeente Almelo, kwam het tot een handgemeen tussen de verdachte, zijn vrouw en zoon, en de buren, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte werd beschuldigd van openlijk geweld en mishandeling, wat resulteerde in de dood van [slachtoffer 1] door een val na een confrontatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte [slachtoffer 1] een klap of duw had gegeven, maar dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten, maar achtte het bewezen dat hij [slachtoffer 1] had mishandeld, wat leidde tot diens overlijden. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, [echtgenote van slachtoffer 1]. De rechtbank hield rekening met de emotionele impact van het incident op zowel de verdachte als de slachtoffers, en de jarenlange spanningen tussen de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710377-12
Datum vonnis: 21 december 2012
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] in [plaats],
wonende in [plaats],
nu verblijvende in het huis van bewaring Ter Apel.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 september 2012 en 12 december 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mevrouw mr. A.M. Tromp en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], waardoor die [slachtoffer 1] is gevallen ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
Feit 1 subsidiair: samen met anderen of alleen [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten bloedingen in de hersenen, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of te duwen waardoor die [slachtoffer 1] is gevallen ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
Feit 1 meer subsidiair: samen met anderen of alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of te duwen waardoor die [slachtoffer 1] is gevallen ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
Feit 2 primair: samen met anderen of alleen [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of gescheurde lippen en/of een arm uit de kom, heeft toegebracht;
Feit 2 subsidiair: samen met anderen of alleen heeft geprobeerd om aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of gescheurde lippen en/of een arm uit de kom, toe te brengen;
Feit 2 meer subsidiair: openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2];
Feit 2 nog meer subsidiair: samen met anderen of alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juni 2012,
in de gemeente Almelo,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Anjelierstraat en/of
de Violierstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het
opzettelijk gewelddadig aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer 1] en/of het
(met kracht) slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht en/althans op/tegen
het hoofd en/althans elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of te
duwen, waarbij hij, verdachte die [slachtoffer 1] meermalen, in elk geval eenmaal (met
kracht) in/op/tegen het gezicht en/althans op/tegen het hoofd heeft gestompt
en/of geslagen en/of die [slachtoffer 1] heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 1] ten val is
gekomen en welk door hem gepleegd geweld de dood voor die [slachtoffer 1] ten gevolge
heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 juni 2012,
in de gemeente Almelo,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(bloedingen in de hersenen), heeft toegebracht, door opzettelijk die [slachtoffer 1],
meermalen, in elk geval eenmaal met (zeer grote) kracht in het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam te stompen en/of te
slaan en/of te duwen (mede) waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen, terwijl
het feit de dood tengevolge heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 juni 2012,
in de gemeente Almelo,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), met (zeer grote)
kracht in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen
het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geduwd (mede) waardoor die A.
[slachtoffer 1] ten val is gekomen en (mede), tengevolge waarvan deze is overleden;
2.
hij op of omstreeks 23 juni 2012,
in de gemeente Almelo,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(een gebroken oogkas en/of gescheurde lippen, en/of een arm uit de kom), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, in elk geval eenmaal met (zeer
grote) kracht in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd te stompen
en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen en/of (vervolgens) door die
[slachtoffer 2] (terwijl deze al dan niet geheel op de grond lag) meermalen, in elk
geval eenmaal met (zeer grote) kracht op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen
het lichaam te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 juni 2012,
in de gemeente Almelo,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd
[slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
deze opzettelijk meermalen, in elk geval eenmaal met (zeer grote) kracht
in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd te stompen en/of te slaan
en/of te schoppen en/of te trappen en/of (vervolgens) door die [slachtoffer 2]
(terwijl deze al dan niet geheel op de grond lag) meermalen, in elk geval
eenmaal met (zeer grote) kracht op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het
lichaam te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 juni 2012,
in de gemeente Almelo,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Anjelierstraat en/of
de Violierstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het
opzettelijk gewelddadig aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer 2] en/of het
(met kracht) stompen en/of slaan in/op/tegen het gezicht en/althans het hoofd
en/althans het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 2], al dan niet geheel op de grond lag) het trappen en/of schoppen en/of
stompen en/of slaan in/op/tegen het gezicht en/althans op/tegen het hoofd
en/althans elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2], waarbij hij,
verdachte, die [slachtoffer 2] meermalen, in elk geval eenmaal in/op/tegen het gezicht
en/of op/tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft gestompt en/of
geslagen en/of geschopt en/of getrapt, en welk door hem gepleegd geweld zwaar
lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en/of gescheurde lippen en/of een arm
uit de kom), althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 2] ten gevolge
heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 23 juni 2012,
in de gemeente Almelo,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), in/op/tegen het
gezicht en/althans op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam heeft
gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt, tengevolge waarvan deze
zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en/of gescheurde lippen en/of
een arm uit de kom), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake van het onder 1 primair en het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, voor zover deze ziet op de kosten gemaakt door de echtgenote en door de drie kinderen van wijlen de heer [slachtoffer 1].
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het standpunt van de officier van justitie, het standpunt van de verdediging en het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gemotiveerd het standpunt ingenomen dat sprake is van openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] en dat er sprake is van openlijk geweld tegen [slachtoffer 2] en dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde moet worden veroordeeld, nu deze feiten wettig en overtuigend bewezenverklaard kunnen worden. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde strafverzwarende gevolg, te weten de dood van [slachtoffer 1], kan worden bewezen, alsmede dat dit gevolg aan verdachte kan worden toegerekend, nu de dood van [slachtoffer 1] is veroorzaakt door diens val en deze val is veroorzaakt door een klap of een duw afkomstig van verdachte.
5.2 Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair tenlastegelegde nu niet kan worden bewezen dat ten opzichte van [slachtoffer 1] in vereniging geweld is gepleegd.
Ook ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging verzocht verdachte vrij te spreken. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de door verdachte verrichte handeling, te weten een enkele klap of duw, niet direct de oorzaak is geweest van het hersenletsel bij [slachtoffer 1], alsook dat het uitdelen van een enkele klap niet een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert doordat iemand daardoor mogelijk uit balans wordt gebracht en ongelukkig ten val komt.
Door de verdediging is voorts verzocht om verdachte van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde vrij te spreken omdat de opzet op de mishandeling ontbreekt en het uitdelen van een duw of enkele klap niet in alle gevallen leidt tot een bewezenverklaring van mishandeling.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de opzet van verdachte niet was gericht op toebrengen van letsel aan [slachtoffer 1] maar op het voorkomen van verder letsel bij zijn vrouw. De raadsman heeft gesteld dat er sprake was van een noodweersituatie, nu [slachtoffer 1] de vrouw van verdachte twee à drie klappen in het gezicht had gegeven, waardoor er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Naar de mening van de raadsman was de aanranding wederrechtelijk nu uit de verklaring van [zoon van verdachte] (hierna ook wel: [zoon van verdachte]) en de verklaring van [echtgenote van verdachte] volgt dat de worsteling tussen [zoon van verdachte] en [slachtoffer 2] (hierna ook wel: [slachtoffer 2]) voorbij was toen [slachtoffer 1] eraan kwam lopen. Door de raadsman is voorts gesteld dat verdachte mocht handelen zoals hij heeft gedaan. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte proportioneel heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging van zijn vrouw en dat verdachte terecht mocht vrezen dat zijn vrouw of hij zelf ook nog meer klappen zou kunnen krijgen. Door de raadsman is verzocht bij honorering van het beroep op noodweer ter zake van het primair dan wel ter zake van het subsidiair tenlastegelegde verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, of ter zake van het meer subsidiair tenlastegelegde verdachte vrij te spreken.
Ten aanzien van het onder 2 primair, 2 subsidiair, 2 meer subsidiair en 2 nog meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken, nu het alleen de verklaring van [slachtoffer 2] is waaruit zou kunnen blijken dat zowel verdachte als zijn echtgenote en hun zoon [zoon van verdachte] aangever hebben geslagen en deze verklaring geen steun vindt in de overige verklaringen of in de medische rapportage. Volgens de raadsman kan niet worden bewezen dat verdachte enige bijdrage heeft geleverd aan geweld jegens [slachtoffer 2]. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 2] zelf heeft geslagen, dan wel dat verdachte op een andere wijze zodanig heeft bijgedragen aan tegen [slachtoffer 2] uitgeoefend geweld dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking die is gericht op het toebrengen van letsel aan die [slachtoffer 2].
5.3 Overweging van de rechtbank met betrekking tot de toedracht van de gebeurtenissen op zaterdag 23 juni 2012.
Voor een goed begrip en in het belang van de leesbaarheid van het vonnis, alsmede gezien de verwevenheid van de ten laste gelegde feiten in de strafzaak tegen verdachte met de ten laste gelegde feiten in de strafzaken tegen andere verdachten in dit onderzoek, heeft de rechtbank ervoor gekozen om in ieder vonnis de feiten en omstandigheden, zoals die uit het dossier en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in de strafzaak tegen verdachte naar voren zijn gekomen, uiteen te zetten. Na deze beschrijving van de toedracht zal de rechtbank haar oordeel geven over de ten laste gelegde feiten aan verdachte.
Tussen het gezin [van verdachte] en de ouders van [slachtoffer 2] bestaat al jaren een gespannen verhouding.
Op zaterdag 23 juni 2012 omstreeks 19.30 uur wilden verdachte en zijn echtgenote [echtgenote van verdachte] (hierna te noemen [echtgenote van verdachte]) vanuit hun woning aan de [adres verdachte] te Almelo een wandeling maken met hun drie hondjes. Terwijl [echtgenote van verdachte] ter hoogte van haar woning wachtte op de komst van verdachte, ging [slachtoffer 2] vanuit de woning van zijn ouders aan de [adres slachtoffer 1] naar de parkeerplaats op de hoek van de Violierstraat met de Anjelierstraat om medicijnen te halen uit de daar op een parkeerplaats geparkeerde auto van zijn vriendin. [Echtgenote van verdachte] keek in de richting van [slachtoffer 2] keek daarop naar [echtgenote van verdachte]. Er ontstond vervolgens een woordenwisseling tussen beiden.
Verdachte hoorde volgens zijn verklaring dat [echtgenote van verdachte] onheus werd bejegend door - naar hij vervolgens zag - de zoon van de achterburen van de [adres slachtoffer 1]. Hij sprak hierop [slachtoffer 2] aan en daarop ontstond een handgemeen tussen verdachte en [slachtoffer 2]. Verdachte verklaarde dat hij en [slachtoffer 2] op elkaar toeliepen waarna verdachte met beide handen [slachtoffer 2] van zich afgeduwd heeft. Volgens verdachte werd hij vervolgens door [slachtoffer 2] een aantal keren in het gezicht geslagen. Verdachte zelf heeft ontkend [slachtoffer 2] op dat moment geslagen te hebben, of een slaande beweging te hebben gemaakt. Volgens [echtgenote van verdachte] heeft verdachte wel geprobeerd om [slachtoffer 2] bij de eerste confrontatie te slaan. Zij weet niet zeker of verdachte [slachtoffer 2] geraakt heeft. [echtgenote van verdachte] heeft verklaard dat zij tevergeefs heeft getracht om verdachte en [slachtoffer 2] uit elkaar te houden tijdens het handgemeen tussen verdachte en [slachtoffer 2] op de Anjelierstraat. Verdachte verklaarde door de klappen van [slachtoffer 2] erg duizelig te zijn geworden. Hij weet zich niet alles meer te herinneren.
Volgens [slachtoffer 2] werd hij door verdachte met beide handen bij zijn blouse vastgepakt. [slachtoffer 2] zag dat verdachte met diens rechtervuist uithaalde naar de linkerzijde van het hoofd van [slachtoffer 2]. Verdachte schampte het hoofd van [slachtoffer 2], die daarop met de vuist op de linkerzijde van het hoofd van verdachte sloeg. Daarop zou verdachte [slachtoffer 2] hebben losgelaten. Volgens [slachtoffer 2] werd hij vervolgens bij verrassing geschopt en nog een keer geslagen door verdachte. Ook [echtgenote van verdachte] zou hem hebben geslagen. Verdachte en [echtgenote van verdachte] hebben dat ontkend. Verdachte heeft ook ontkend dat hij [slachtoffer 2] heeft vastgepakt bij de blouse. Volgens verdachte heeft hij [slachtoffer 2] afgeweerd met een duwgebaar. [Echtgenote van verdachte] heeft verklaard dat verdachte met twee handen heeft geduwd. Zij heeft voorts verklaard niet te hebben waargenomen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft vastgepakt bij de blouse.
Vervolgens liep [slachtoffer 2] vanaf de parkeerplaats aan de Anjelierstraat terug naar de woning van zijn ouders aan de Violierstraat. Halverwege, ter hoogte van het postkantoor, hoorde [slachtoffer 2] [echtgenote van verdachte] schreeuwen:”Nee, nee, niet doen”. Op dat moment draaide [slachtoffer 2] zich om en zag een jongeman in zijn richting komen rennen. Het bleek om de inwonende zoon van verdachte te gaan, te weten [zoon van verdachte]. [echtgenote van verdachte] probeerde nog tevergeefs [zoon van verdachte] tegen te houden.
[zoon van verdachte] verklaarde dat hij vanuit een raam op de eerste verdieping van de woning van zijn ouders aan de [adres verdachte] zag dat zijn vader in gesprek was met iemand die hij kort daarop herkende als de zoon van de achterburen van de [adres slachtoffer 1] ( [slachtoffer 2]). Ineens zag hij dat zijn vader met de linkerhand naar zijn linkeroog ging. [Zoon van verdachte] hoorde ook dat er gescholden werd. Hij rende naar buiten en zag dat zijn vader bloed aan de linkerzijde van het gezicht had. [Zoon van verdachte] nam aan dat zijn vader door [slachtoffer 2] was geslagen. Hij rende vervolgens in de richting van [slachtoffer 2], die op weg was naar de woning van zijn ouders aan de Violierstraat. Volgens [zoon van verdachte] hoorde [slachtoffer 2] hem aankomen. [slachtoffer 2] draaide zich om en deed een stap naar achteren waardoor [zoon van verdachte] niet op [slachtoffer 2] kon inspringen zoals hij van plan was. Vervolgens ontstond er ter hoogte van het postkantoor aan de Violierstraat een vechtpartij waarbij volgens [zoon van verdachte] over en weer werd geslagen. [Slachtoffer 2] heeft verklaard te zijn geschopt en geslagen door in ieder geval [verdachte] en [zoon van verdachte].
[Slachtoffer 2] heeft verklaard dat, op enig moment gedurende de confrontatie met verdachte, [slachtoffer 2]`s rechterarm uit de kom is geraakt. Op het moment dat zijn rechterarm naar achteren ging, hoorde hij een klik, en voelde hij krakende pijn. [Slachtoffer 2] draaide zijn arm vervolgens naar voren en toen ging de pijn volgens hem weg. Daardoor heeft [slachtoffer 2] volgens zijn verklaring niet meer kunnen reageren toen [verdachte] hem naar zijn zeggen opnieuw belaagde en heeft hij niet kunnen terugslaan toen hij door [zoon van verdachte] werd aangevallen. [Slachtoffer 2] heeft verklaard zich slechts met zijn linkerarm te hebben kunnen verweren vanwege de pijn aan zijn rechterarm/rechterschouder als gevolg van de tijdelijke dislocatie van de arm.
Vrijwel onmiddellijk nadat [slachtoffer 2] door [zoon van verdachte] werd belaagd, kwamen ook verdachte en [echtgenote van verdachte] ter plaatse. Volgens [slachtoffer 2] is hij zowel door [zoon van verdachte] als door verdachte en [echtgenote van verdachte] geslagen. Ter hoogte van de pinautomaat is [slachtoffer 2] volgens zijn verklaring in elkaar gezakt, zodanig dat hij met één knie op de grond kwam.
[Zoon van verdachte] heeft verklaard dat hij totaal niet gemerkt heeft dat [slachtoffer 2] op enig moment zijn rechterarm uit de kom heeft gehad. Volgens [zoon van verdachte] sloeg [slachtoffer 2] hem (ook) met de rechterhand. [Echtgenote van verdachte] heeft verklaard evenmin gemerkt te hebben dat [slachtoffer 2] zijn arm uit de kom had tijdens de vechtpartij met haar zoon [zoon van verdachte]. Volgens [echtgenote van verdachte] sloeg de achterbuurjongen ([slachtoffer 2]) hard. Volgens [zoon van verdachte] is [slachtoffer 2] ook niet door de knieën gegaan of in elkaar gezakt. [Echtgenote van verdachte] heeft ook verklaard dat [slachtoffer 2] niet op de grond is gezakt. Voorts heeft [zoon van verdachte] verklaard dat hij niet heeft gezien dat zijn vader en/of moeder [slachtoffer 2] hebben geslagen. [Zoon van verdachte] heeft ook niet gemerkt dat hij door zijn moeder is vastgepakt. Evenmin zegt hij te weten of zijn moeder [slachtoffer 2] heeft vastgepakt. [Echtgenote van verdachte] heeft verklaard dat de achterbuurjongen ([slachtoffer 2]) haar zoon heeft geslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat [slachtoffer 2] zijn zoon [zoon van verdachte] heeft geslagen.
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of geschopt bij zowel de eerste confrontatie op de Anjelierstraat als de tweede op de Violierstraat ter hoogte van het postkantoor. [Echtgenote van verdachte] heeft ontkend [slachtoffer 2] op enig moment geslagen te hebben. Zij heeft naar eigen zeggen [slachtoffer 2] wel bij diens schouders vastgepakt om het gevecht tussen haar zoon en [slachtoffer 2] te stoppen. Verdachte heeft gezien dat [echtgenote van verdachte] ook hun zoon [zoon van verdachte] vasthield om de vechtpartij tussen [zoon van verdachte] en [slachtoffer 2] te stoppen. Dat lukte haar niet volgens verdachte. [echtgenote van verdachte] heeft verklaard niet gezien te hebben dat verdachte [slachtoffer 2] bij die gelegenheid heeft geslagen.
Toen verdachte, [zoon van verdachte] en [echtgenote van verdachte] enerzijds en [slachtoffer 2] anderzijds zich ter hoogte van de pinautomaat bevonden, verscheen volgens [echtgenote van verdachte] ineens al rennend op pantoffels of sloffen [slachtoffer 1], de vader van [slachtoffer 2], ter plaatse. Volgens de verklaring van [echtgenote van slachtoffer 1], de echtgenote van [slachtoffer 1] en de moeder van [slachtoffer 2], is haar man die avond op zijn sloffen naar buiten gegaan. Volgens [echtgenote van verdachte] werd zij door [slachtoffer 1] met twee vuisten in het gezicht geslagen. Zij werd geraakt op haar rechteroog en aan de linkerkant van de kin. Vervolgens zag zij dat [slachtoffer 1] bij het achteruit stappen over zijn slippers struikelde en met zijn hoofd op de grond viel. [echtgenote van verdachte] heeft niet gezien dat [slachtoffer 1] door verdachte en/of door haar zoon [zoon van verdachte] is geslagen of geduwd.
Volgens [slachtoffer 2] kwam zijn vader [slachtoffer 1] op het moment dat hijzelf in elkaar zakte ter hoogte van de pinautomaat beschermend op hem aflopen. [Slachtoffer 2] werd toen volgens zijn verklaring nog steeds belaagd door verdachte, [zoon van verdachte] en [echtgenote van verdachte]. Volgens [slachtoffer 2] werd zijn vader vervolgens door [zoon van verdachte] en verdachte meermalen met de vuisten in het gezicht geslagen. Hij zag dat zijn vader steil achterover viel en met het hoofd hard op de grond terecht kwam. [slachtoffer 2] zegt niet te hebben gezien dat zijn vader [echtgenote van verdachte] in het gezicht heeft geslagen.
[Zoon van verdachte] heeft verklaard dat hij, toen hij met [slachtoffer 2] ter hoogte van de pinautomaat in gevecht was, zag dat [echtgenote van verdachte] door [slachtoffer 1] werd vastgepakt en dat [slachtoffer 1] [echtgenote van verdachte] twee of drie keer met de rechtervuist tegen het voorhoofd sloeg. Volgens [zoon van verdachte] kwam [slachtoffer 1] ter plaatse op het moment dat hij tegenover [slachtoffer 2] stond. De eerste persoon die [slachtoffer 1] tegenkwam was, volgens [zoon van verdachte], zijn moeder [echtgenote van verdachte]. Dit lijkt ook te volgen uit de verklaring van [echtgenote van verdachte] op pagina 309 in combinatie met de foto op pagina 314. [Zoon van verdachte] heeft niet gezien dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen of geduwd. Volgens [zoon van verdachte] liep [slachtoffer 1], nadat hij de moeder van [zoon van verdachte] had geslagen, nog enkele stappen naar achteren en viel hij toen met zijn achterhoofd op de grond. Hij viel niet als een steen maar gecontroleerd. [Zoon van verdachte] heeft ontkend dat hij [slachtoffer 1] heeft geslagen of geduwd. Ook [echtgenote van verdachte] heeft, volgens [zoon van verdachte], [slachtoffer 1] absoluut niet geslagen.
Verdachte verklaarde gezien te hebben dat de achterbuurman [slachtoffer 1] naar buiten kwam en met opgeheven armen op zijn zoon [zoon van verdachte] afrende. Vervolgens zag verdachte dat [slachtoffer 1] [echtgenote van verdachte] sloeg. [Slachtoffer 1] sloeg haar in het gezicht. Op foto’s in het dossier is letsel in het gezicht van [echtgenote van verdachte] te zien, en wel op haar rechteroog en links onder haar kin. Verdachte stond op dat moment volgens zijn verklaring achter [echtgenote van verdachte]. Verdachte reikte, naar eigen zeggen in zijn eerste verklaring bij de politie en de rechter-commissaris, over [echtgenote van verdachte] heen en gaf [slachtoffer 1] een klap in diens gezicht. Verdachte heeft nadien verklaard dat hij de buurman [slachtoffer 1] geslagen of geduwd heeft puur ter verdediging van [echtgenote van verdachte]. Na de klap of duw zag hij dat [slachtoffer 1] zich verstapte en een draai maakte en vervolgens achterover viel op straat. Volgens verdachte struikelde [slachtoffer 1]. Verdachte heeft niet gezien dat [slachtoffer 1] door [zoon van verdachte] is geslagen. Hij heeft geen bloed gezien in het gezicht van [slachtoffer 1] toen [slachtoffer 1] op de grond lag.
[Slachtoffer 1] werd vervolgens met ernstig hersenletsel overgebracht naar het ziekenhuis in Almelo en daarna vanwege de ernst van het letsel naar het Medisch Spectrum Twente te Enschede. Daar is [slachtoffer 1] op 5 juli 2012 overleden. Volgens het rapport van de arts-patholoog Van Driessche van 6 november 2012 kan het overlijden zonder meer verklaard worden door verwikkelingen van het letsel aan het achterhoofd links, te weten een schedelbreuk, waarbij tengevolge van de inwerking van geweld aan het hoofd letsel aan de hersenen is opgetreden, alsook bloedstapeling onder de hersenvliezen. Volgens genoemde arts-patholoog is het bij [slachtoffer 1] aangetroffen letsel veel meer waarschijnlijk aan te treffen tengevolge van een val dan door bijvoorbeeld slaan. Verder waren aan het hoofd voornamelijk kleine letsels, bij leven opgelopen door inwerking van uitwendig schavend geweld, zoals onder meer door verplaatsen tijdens ziekenhuisopname kunnen optreden, welke letsels geen rol hebben gespeeld bij het intreden van de dood. Ten slotte zijn aan het lichaam vrij beperkte huidletsels aangetroffen, ten gevolge van inwerking bij leven van stomp botsend en krassend geweld, zoals door vallen, (zich) stoten, verplaatsen, etc. Deze letsels hebben evenmin een rol gespeeld bij het intreden van de dood.
5.4 De bewijsoverwegingen van de rechtbank ten aanzien van het onder feit 1
tenlastegelegde
Vooropgesteld moet worden dat voor een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde plegen van openlijk geweld niet is vereist dat elk van de deelnemers zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien een betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het in vereniging plegen van geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard hoeft te zijn. Er moet minst genomen sprake zijn geweest van gedragingen van een of meer betrokkenen die het geweld bevorderen.
De rechtbank constateert dat verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] een klap of een duw heeft gegeven. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij gezien heeft dat zijn vader door verdachte en diens zoon [zoon van verdachte] meermalen met de vuisten in het gezicht werd geslagen. [Slachtoffer 2] zag dat zijn vader steil achterover viel en met het hoofd hard op de grond kwam. [Slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat hij zag dat verdachte een zwaaiende beweging maakte alsof hij nog een klap gaf en dat zijn vader toen achterover op de grond viel. [Zoon van verdachte] heeft ontkend dat hij [slachtoffer 1] heeft geslagen of geduwd. [Zoon van verdachte] heeft voorts verklaard dat zijn moeder, [echtgenote van verdachte], [slachtoffer 1] absoluut niet heeft geslagen. [Zoon van verdachte] heeft naar zijn zeggen ook niet gezien dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen of geduwd. Verdachte heeft verklaard dat zijn zoon [zoon van verdachte] en zijn echtgenote [echtgenote van verdachte] [slachtoffer 1] niet hebben geslagen.
Op basis van deze bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat vaststaat dat alleen verdachte [slachtoffer 1] een klap of duw heeft gegeven en dat [slachtoffer 1] vervolgens hard op de grond is terechtgekomen. De verklaring van [slachtoffer 2] dat zijn vader ook door [zoon van verdachte] zou zijn geslagen, vindt geen steun in andere verklaringen. Integendeel, zowel [zoon van verdachte] als zijn moeder [echtgenote van verdachte] ontkennen [slachtoffer 1] te hebben geslagen of geduwd, terwijl dit, blijkens zijn verklaring, ook niet is gezien door verdachte. Daarbij komt dat bij [slachtoffer 1] geen aangezichtsletsel is vastgesteld waaruit zou kunnen blijken dat hij meerdere (vuist)slagen in het gezicht heeft gehad, zoals [slachtoffer 2] heeft verklaard. De rechtbank komt op basis hiervan tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in vereniging met een ander of anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] zoals hem onder 1 primair ten laste gelegd is. De rechtbank zal verdachte daarom van het hem onder 1 primair tenlastegelegde vrijspreken.
Onder 1 subsidiair is aan verdachte ten laste gelegd het al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad. Uit de overwegingen ten aanzien van het aan verdachte onder feit 1 primair tenlastegelegde volgt dat in elk geval geen wettig bewijs aanwezig is voor het tezamen en in vereniging toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen, kan slechts als vaststaand worden aangenomen dat alleen verdachte een klap of duw heeft gegeven aan [slachtoffer 1].
De rechtbank constateert voorts dat uit het dossier - behoudens de verklaring van [slachtoffer 2] die zoals hierboven is aangegeven geen ondersteuning vindt in andere verklaringen - niet blijkt van andere geweldshandelingen door verdachte ten opzichte van [slachtoffer 1].
Naar het oordeel van de rechtbank kan een klap of duw zoals door verdachte uitgedeeld, niet worden aangemerkt als het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel nu er onvoldoende bewijs is dat verdachte opzet heeft gehad, ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1]. Niet gezegd kan immers worden dat verdachte door het geven van een klap of duw willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte heeft bovendien verklaard niet de intentie te hebben gehad om de heer [slachtoffer 1] zo ernstig te verwonden. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde feit.
Meer subsidiair is aan verdachte onder feit 1 de opzettelijke mishandeling ten laste gelegd van [slachtoffer 1] met de dood van [slachtoffer 1] tot gevolg.
De rechtbank is van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie in zijn verklaring op 24 juni 2012 verklaard dat hij [slachtoffer 1] een klap in het gezicht heeft gegeven. In zijn verklaring bij de rechter-commissaris op 26 juni 2012 heeft verdachte deze verklaring bevestigd: “Ik heb de man een klap gegeven. Ik ben ook de enige die het slachtoffer een klap heeft gegeven”. Verdachte heeft dit in zijn daarna op 2 juli 2012 afgelegde verklaring genuanceerd door te stellen dat hij een duwende of zwaaiende beweging heeft gemaakt en dat die duw ergens tussen de schouder en het gezicht van [slachtoffer 1] terecht kwam. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het een duw geweest is, die ook wel voor een klap kon doorgaan. De verklaring van verdachte over de duwende of zwaaiende beweging wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 2] die verklaard heeft gezien te hebben dat verdachte een zwaaiende beweging in de richting van [slachtoffer 1] maakte alsof hij [slachtoffer 1] nog een klap wilde geven.
De rechtbank is van oordeel dat voor het bewijs van het causale verband kan worden vastgesteld dat het overlijden van [slachtoffer 1] redelijkerwijs, als gevolg van het handelen van verdachte, aan hem kan worden toegerekend. Verdachte heeft [slachtoffer 1] opzettelijk geslagen en/of geduwd, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] is gevallen en zwaar lichamelijk letstel heeft opgelopen, tengevolge waarvan hij, blijkens de beschikbare medische gegevens, is overleden. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een zodanig oorzakelijk verband dat de ingetreden dood redelijkerwijs aan verdachte kan worden toegerekend.
De raadsman heeft aangevoerd dat er bij verdachte sprake was van handelen uit noodweer en hij heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde feit nu de wederrechtelijkheid in het bestanddeel mishandeling is verdisconteerd en een geslaagd beroep op noodweer aldus tot gevolg heeft dat het bestanddeel mishandeling niet bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] een klap of duw heeft gegeven puur ter verdediging van zijn vrouw. Verdachte bevond zich met zijn vrouw en zijn zoon ter hoogte van de pinautomaat aan de Violierstraat. Zijn zoon [zoon van verdachte] had daar een handgemeen met [slachtoffer 2], de zoon van het slachtoffer. Verdachte zag dat zijn achterbuurman [slachtoffer 1] naar buiten kwam en hardlopend met opgeheven armen al zwaaiend met zijn vuisten op verdachte, zijn echtgenote en zoon afliep. De achterbuurman haalde uit en sloeg de vrouw van verdachte in haar gezicht. Verdachte zag dat [slachtoffer 1] met gebalde vuisten op zijn vrouw afkwam en van boven naar beneden in het gezicht van zijn vrouw sloeg. Zij heeft mogelijk wel twee klappen van hem gehad. Verdachte stond op dat moment vlak achter zijn vrouw. Vervolgens reikte verdachte toen over zijn vrouw heen en gaf hij [slachtoffer 1] een klap of een duw ter hoogte van diens gezicht puur ter verdediging van zijn vrouw. Volgens de raadsman van verdachte was het handelen van verdachte geboden ter noodzakelijke verdediging van zijn vrouw tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 1]. Met het geven van een duw aan [slachtoffer 1] wilde verdachte voorkomen dat zijn vrouw nog meer klappen zou krijgen.
Voor een geslaagd beroep op noodweer in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is vereist dat de verweten handeling noodzakelijk was ter verdediging van zijn eigen of andermans lichaam tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding of de dreiging daarvan.
De rechtbank leidt uit het beschikbare bewijsmateriaal af dat het slachtoffer [slachtoffer 1], op het moment dat verdachte, diens vrouw en zoon [zoon van verdachte] zich ter hoogte van de pinautomaat aan de Violierstraat bevonden waar [zoon van verdachte] in gevecht was (geweest) met [slachtoffer 2], de zoon van het slachtoffer, ineens rennend op pantoffels of sloffen ter plaatse verscheen. Volgens de verklaringen van [echtgenote van verdachte], [zoon van verdachte] en verdachte zelf, werd de vrouw van verdachte door [slachtoffer 1] met twee vuisten in het gezicht geslagen. Zij werd geraakt op haar rechteroog en aan de linkerkant van de kin. Volgens [slachtoffer 2] kwam zijn vader op het moment dat hijzelf in elkaar zakte ter hoogte van de pinautomaat beschermend op hem aflopen. [slachtoffer 2] werd toen volgens eigen zeggen nog steeds belaagd door de drie leden van het gezin [van verdachte]. Dit wordt trouwens weersproken door [zoon van verdachte], die verklaard heeft dat [slachtoffer 1] ter plaatse kwam op het moment dat hij en [slachtoffer 2] stil tegenover elkaar stonden en hij dus niet meer met [slachtoffer 2] in gevecht was. Wat daarvan ook zij, voor de rechtbank staat op basis van de afgelegde verklaringen vast dat de gebeurtenissen elkaar die avond heel erg snel hebben opgevolgd. De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat [slachtoffer 1] vanuit zijn woning aan de [adres slachtoffer 1] in de richting van de zich ter hoogte van de pinautomaat aan de Violierstraat bevindende drie leden van het gezin [verdachte] is gerend omdat hij zag dat zijn zoon daar werd belaagd. In elk geval stonden verdachte, zijn vrouw, [zoon van verdachte] en [slachtoffer 2] heel dicht bij elkaar terwijl er blijkens de verklaringen ook naar elkaar geroepen en gescholden werd. De heer [slachtoffer 1] wilde kennelijk opkomen voor zijn zoon en rende daarom met opgeheven armen en zwaaiend met zijn vuisten op de drie gezinsleden [van verdachte] af. [slachtoffer 1] stuitte als eerste op de vrouw van de verdachte en sloeg haar tweemaal in het gezicht.
De rechtbank is gezien deze feiten en omstandigheden van oordeel - in het bijzonder ook gelet op de verklaring van [slachtoffer 2] - dat [slachtoffer 1] zijn zoon te hulp wilde schieten en hem wilde verdedigen tegen een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door een of meer leden van de familie [van verdachte].
Nu [slachtoffer 1] is overleden en door hem geen beroep meer kan worden gedaan op noodweer in geval hij zou zijn vervolgd voor de mishandeling van mevrouw [echtgenote van verdachte], heeft de rechtbank zich de vraag gesteld of niet ambtshalve moet worden nagegaan of en in hoeverre een beroep op noodweer bij de door de rechtbank als aannemelijk gestelde gang van zaken kans van slagen zou hebben gehad. Het antwoord op die vraag is weer van belang voor de beantwoording van de vraag of aan verdachte een beroep op noodweer toekomt ter zake van zijn gedragingen tegen [slachtoffer 1].
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 1] bij leven, in de gegeven omstandigheden een geslaagd beroep op noodweer had kunnen doen indien hij zou zijn vervolgd voor de mishandeling van [echtgenote van verdachte]. Naar het oordeel van de rechtbank was het door [slachtoffer 1] toegepaste geweld jegens [echtgenote van verdachte] geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn zoon tegen een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Gelet op de afgelegde verklaringen is het aannemelijk dat [slachtoffer 1], toen hij kwam aanlopen, zag dat zijn zoon werd belaagd door [zoon van verdachte], die met [slachtoffer 2] in gevecht was en [echtgenote van verdachte], die [slachtoffer 2] bij de schouders vast had, of kort daarvoor had gehad, en mogelijk ook verdachte, die zich op korte afstand van de vechtende bevond. Zijn zoon had bovendien zijn blouse kapot, bloedspatten op die blouse en verwondingen in het gezicht. Omdat alle betrokkenen bij de vechtpartij heel dicht bij elkaar stonden, is het aannemelijk dat [slachtoffer 1] de verwondingen bij zijn zoon ook heeft gezien.
Het vervolgens geven van twee vuistslagen in het gezicht van [echtgenote van verdachte] door [slachtoffer 1] is weliswaar een stevige reactie, maar naar het oordeel van de rechtbank niet disproportioneel. De rechtbank heeft daarbij ook gelet op het ontstane, relatief beperkte, letsel bij mevrouw [echtgenote van verdachte] zoals dat uit het dossier is gebleken. Consequentie van dit oordeel is dat het door [slachtoffer 1] toegepaste geweld niet als mishandeling strafbaar zou zijn geweest.
Voor de beoordeling van het beroep op noodweer van verdachte, voor wat betreft de klap of duw die hij [slachtoffer 1] gaf, betekent het overwogene in de voorgaande alinea dat verdachte zich niet met succes op noodweer kan beroepen. Noodweer tegen noodweer is immers niet mogelijk. Doordat [slachtoffer 1] bij leven met succes een beroep op noodweer had kunnen doen, ontvalt de wederrechtelijkheid aan zijn handelen en is verdediging door verdachte tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf of goed niet meer mogelijk. Het beroep van verdachte op noodweer wordt om die reden verworpen.
5.5 De bewijsoverwegingen van de rechtbank ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. De rechtbank zal verdachte dan ook van het hem onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
Met betrekking tot de aan verdachte onder feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat ook dit feit niet wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. De belastende verklaring van [slachtoffer 2] tegen verdachte vindt geen steun in andere bewijsmiddelen. Verdachte zelf heeft ten overstaan van de politie en ook ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 2] niet heeft geslagen. Deze verklaring van verdachte dat hij niet heeft geslagen, vindt ondersteuning in de verklaringen van de andere aanwezigen bij de gebeurtenissen, te weten verdachtes zoon [zoon van verdachte] en zijn echtgenote [echtgenote van verdachte]. Zowel [zoon van verdachte] als [echtgenote van verdachte] hebben verklaard dat zij niet hebben gezien dat verdachte [slachtoffer 2] heeft geslagen. Voorzover er tegen [slachtoffer 2] door een ander of anderen geweld is gepleegd, blijkt uit het in het dossier aanwezige bewijsmateriaal niet dat verdachte daaraan een bijdrage heeft geleverd, laat staan een significante en wezenlijke bijdrage zoals door de jurisprudentie is vereist om tot bewezenverklaring van openlijke geweldpleging te kunnen komen. Het enkel en alleen aanwezig zijn bij een eventuele openlijke geweldpleging is daarvoor niet voldoende. De rechtbank zal verdachte daarom ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Wat betreft de aan verdachte onder 2 nog meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat onder verwijzing naar hetgeen hiervóór is overwogen uit het dossier - behoudens de verklaring van [slachtoffer 2] - niet blijkt van ander belastend bewijsmateriaal op basis waarvan de aan verdachte ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken. De rechtbank komt samenvattend niet tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair, 2 subsidiair, 2 meer subsidiair en 2 nog meer subsidiair tenlastegelegde en zal verdachte hiervan dan ook van vrijspreken.
5.6 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 2 meer subsidiair en 2 nog meer subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 meer subsidiair:
hij op 23 juni 2012 in de gemeente Almelo opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 1], tegen het lichaam heeft geslagen en/of geduwd waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en ten gevolge waarvan deze is overleden.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 300 Sr. De raadsman heeft aangevoerd dat er bij verdachte sprake was van handelen uit noodweer. Voor de weerlegging van dat verweer wordt verwezen naar hetgeen hiervoor is overwogen inzake het bewijs. Er zijn overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 meer subsidiair: het misdrijf: mishandeling, de dood tengevolge hebbend.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Een woordenwisseling tussen de echtgenote van verdachte, [echtgenote van verdachte] en de zoon van de achterburen, [slachtoffer 2], escaleerde op zaterdagavond 23 juni 2012 in een handgemeen tussen verdachte en [slachtoffer 2] en vervolgens in een vechtpartij tussen [slachtoffer 2] en [zoon van verdachte], de zoon van verdachte. De gebeurtenissen volgden elkaar die avond snel op en aan het eind bleef de achterbuurman, [slachtoffer 1], de vader van [slachtoffer 2], bewegingloos op de grond dichtbij zijn woning aan de [adres slachtoffer 1] liggen. Wat op zaterdagavond 23 juni 2012 in Almelo plaatsvond, illustreert hoe jarenlange onderhuidse spanningen en over en weer nooit goed uitgesproken irritaties tussen buren kunnen uitmonden in gevolgen die niemand ooit heeft gewild. En toch gebeurt het steeds weer opnieuw, doordat mensen soms vergeten dat samenleven met elkaar ook een kwestie is van geven en nemen. Respect voor elkaar en onderlinge verdraagzaamheid zijn niet zomaar woorden. Respect en verdraagzaamheid moet je doen.
Verdachte heeft zich de bewuste avond laten meeslepen door emoties die in een voedingsbodem van jarenlange onderhuidse irritaties over het gedrag van de buren over en weer de overhand konden krijgen en het gebruik van het gezonde verstand naar de achtergrond drongen. Het begon die avond met het elkaar aankijken door de echtgenote van verdachte en [slachtoffer 2], de zoon van [slachtoffer 1]. De daarop volgende woordenwisseling was voor verdachte aanleiding om in versnelde pas op [slachtoffer 2] in te lopen en hem weg te duwen. De rechtbank acht het aannemelijk dat zonder het offensieve en agressieve optreden van verdachte, vanwege het in zijn ogen van weinig respect voor zijn echtgenote getuigende gedrag van [slachtoffer 2], de daaropvolgende escalatie van gebeurtenissen, met als triest dieptepunt het overlijden op 5 juli 2012 van de heer [slachtoffer 1], niet zou hebben plaatsgevonden. Dat rekent de rechtbank verdachte in ernstige mate aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte triple-rapportage van 26 november 2012. De deskundigen, te weten de heer drs. J.A.M. Gresnigt, psycholoog, de heer drs. H.A. Gerritsen, psychiater en de heer E. Leyder Havenstroom, forensisch milieuonderzoeker, hebben geconcludeerd dat er bij verdachte geen aanwijzingen zijn voor een psychiatrische stoornis in de zin van een hersenorganische stoornis, een psychose, een depressie, een angststoornis of voor verslavingsproblematiek. Wel heeft betrokkene een aanpassingsstoornis ontwikkeld in aansluiting aan het plegen van het tenlastegelegde, zich uitend in emotionele labiliteit, gespannenheid, slecht slapen en gewichtsverlies. Tevens geeft het onderzoek aanwijzingen voor een secundair, dus na het tenlastegelegde, ontstane
post traumatische stresstoornis (PTSS). De beelden van de val van [slachtoffer 1] en het beeld van de ernstig gewonde [slachtoffer 1] dringen zich recidiverend aan hem op. Het zijn deze beelden die in hem psychisch lijden luxeren. Hij tracht de confrontatie met deze beelden te vermijden. Hij heeft slaapproblemen, trekt zich veel terug, is emotioneel labiel, gespannen en op momenten terneergeslagen, somber en radeloos. Vanwege het niet aanwezig zijn van een stoornis kan er niet gesproken worden van een mogelijk verband tussen het tenlastegelegde en een stoornis. Betrokkene kan als volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd voor het plegen van het tenlastegelegde, aldus de deskundigen. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over.
De rechtbank weegt, zonder af te willen doen aan het leed en verdriet van de familie [van slachtoffers] zoals ter terechtzitting door de dochter van wijlen [slachtoffer 1] op indrukwekkende wijze is verwoord, in het voordeel van verdachte mee dat ook hij en zijn gezin door de gebeurtenissen op 23 juni 2012 veel pijn en verdriet hebben ondervonden. Verdachte wil niet meer terug naar zijn woning aan de [adres verdachte] en hij beseft dat mede door zijn optreden de familie [slachtoffers] een dierbare moet missen en elke dag met dat grote gemis wordt geconfronteerd. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met feit dat verdachte nooit eerder met politie of justitie in aanraking is geweest en op dit moment al 6 maanden in voorlopige hechtenis zit.
Gelet op de ernstige gevolgen, die de gebeurtenissen op 23 juni 2012 voor de familie [slachtoffers] hebben gehad en nog hebben en het aandeel van verdachte daarin, acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf aan verdachte van na te melden duur passend en geboden. Gelet op de persoon van verdachte zoals die uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de over hem gemaakte rapportages naar voren is gekomen, zal de rechtbank een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[echtgenote van slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
Ter terechtzitting is de vordering door de gemachtigde van de benadeelde, A.H. op den Dries, werkzaam bij Damsté advocaten, toegelicht. Hierbij is door mevrouw Op den Dries aangevoerd dat ten aanzien van onderhavige vordering naast de benadeelde [echtgenote van slachtoffer 1], ook haar drie kinderen zich als benadeelde partij wensen te voegen in dit strafproces, voor de door hen geleden schade. Het schadeformulier dient zo te worden gelezen dat [echtgenote van slachtoffer 1] voor de schadeposten die de kinderen aangaan als gemachtigde van de kinderen optreedt.
De rechtbank stelt vast dat in de vordering niet is gespecificeerd welke kosten voor rekening van welke benadeelde partij zijn gekomen. De rechtbank zal daarom uit praktische overwegingen de vordering als één vordering van de vier benadeelde partijen beschouwen en vertrouwt erop dat de benadeelde partijen de toe te kennen bedragen onderling in goed overleg zullen verdelen.
De benadeelde partijen vorderen veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 12.865,85. Deze schadevordering bestaat uit de volgende posten:
- Uitvaartkosten € 9.188,98;
- Reiskosten ziekte/opname € 1.188,87;
- Ziektekosten € 312,00;
- Shockschade € 2.100,00;
- Kosten voor rechtsbijstand € 75,00.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de geclaimde uitvaartkosten dat deze schadepost in beginsel voor vergoeding in aanmerking komt, nu is komen vast te staan dat er kosten zijn gemaakt naar aanleiding van het overlijden van [slachtoffer 1], zijnde de echtgenoot van de benadeelde [echtgenote van slachtoffer 1] en de vader van hun drie kinderen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verschillende posten vallend onder de schadepost uitvaartkosten echter niet volledig en voldoende duidelijk gespecificeerd. Met name ontbreken facturen voor een aantal kosten gemaakt in Turkije. Daarnaast zijn ook de kosten voor een grafsteen nog niet bekend. De rechtbank zal de schadepost uitvaartkosten, daarbij gelet op de thans wel bekende gegevens, schatten op een bedrag van € 4.500,00. De rechtbank zal het gevorderde in zoverre toewijzen. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partijen om hun stellingen alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de rechtbank de vordering van de benadeelde partijen voor het overige deel van deze schadepost niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partijen kunnen hun vordering in zoverre desgewenst aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de schadepost reiskosten ziekte/opname overweegt de rechtbank dat de gestelde schade voor de helft toewijsbaar is. Gelet op de kring van nabestaanden die als benadeelde partij heeft te gelden, moet worden uitgegaan van reiskosten voor één auto en niet voor twee, zoals in het schadeformulier opgenomen. De rechtbank zal aldus het gevorderde toewijzen tot een (afgerond) bedrag van € 595,00. De rechtbank zal de benadeelde partijen ten aanzien van het overige deel van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partijen kunnen de vordering in zoverre desgewenst aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De schadepost ziektekosten is niet betwist en is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag ten aanzien van deze schadepost in zoverre toewijzen.
Ten aanzien van de schadepost shockschade overweegt de rechtbank dat volgens vaste jurisprudentie shockschade slechts in zeer uitzonderlijke situaties toewijsbaar is. Op basis van de in deze strafprocedure bekend geworden feiten en omstandigheden is het de rechtbank niet mogelijk te beoordelen of in casu bedoelde uitzonderlijke situatie zich voordoet. Met name ontbreken nadere gegevens over de (psychische) gevolgen voor de benadeelde partijen. Nader onderzoek hiernaar betekent naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding, zodat de rechtbank de benadeelde partijen voor deze schadepost eveneens niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partijen kunnen hun vordering in zoverre desgewenst aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Op grond van het vorenstaande wijst de rechtbank het gevorderde toe tot een totaalbedrag van € 5.406,35. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 meer subsidiair is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27 en 91 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair en het onder 2 primair, 2 subsidiair, 2 meer subsidiair en 2 nog meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
- bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [echtgenote van slachtoffer 1] van een bedrag van € 5.406,35;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 76,00, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het sub 1 meer subsidiair bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.406,35 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 62 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
- bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in het overige deel van haar vordering en dat zij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 21 december 2012.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. B.W.M. [verdachte]s en
mr. D. Hardonk-Prins, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2012.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PL050B 2012062822. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 12 december 2012, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Op 23 juni 2012 gingen mijn vrouw en ik met de honden lopen. Mijn vrouw stond voor de poort met de honden. Ik pakte nog iets binnen in de woning. Ik hoorde mijn vrouw de woorden ‘ik mag toch zelf weten waar ik naar kijk’ zeggen. Toen zei iemand met stemverheffing de woorden ‘je moet je bek houden’. Ik dacht dat is een dreigende situatie. Ik rende naar buiten tot aan het tuinpoortje. Toen ging ik in versneld tempo verder naar de jongeman die de woorden had uitgesproken. Ik liep naar hem toe en hij kwam op mij af. Ik duwde hem van mij af. Vanuit huis ben ik vrij snel gelopen om tussen mijn vrouw en hem in te komen. Daarna ben ik met gewone, misschien iets versnelde stappen op hem afgelopen. Ik zag dat het de achterbuurjongen was. Ik herkende hem wel.
Het kan wel zo zijn dat mijn vrouw heeft gezegd dat ik razend was, maar dat zijn haar woorden, want ik heb het niet zo beleefd. Ik zei tegen de achterbuurjongen dat je een vrouw op straat niet op deze wijze benadert. Ik gaf hem een duw als een soort afzetgebaar. Ik wilde ermee duidelijk maken dat ik dacht: hoe haal je het in hoofd om mijn vrouw zo te benaderen. Het was een afzetgebaar. Ik was nog niet eens uitgeduwd en toen gebruikte de achterbuurjongen mijn hoofd als boksbal. Hij sloeg door tot ik door mijn knieën zakte. Ik moest steunen met een hand op de grond. Ik hing of stond zo half voorover gebogen. Ik kreeg 4 à 5 klappen op mijn hoofd van de achterbuurjongen. Hij heeft duidelijk laten zien dat hij wel kan slaan.
Het klopt niet dat ik de achterbuurjongen heb geslagen en dat ik zijn gezicht zou hebben geschampt. Ik duwde hem en hij sloeg toen door mijn ter verdediging geheven handen heen.
Ik heb het voor mijn vrouw opgenomen. Ik dacht zo benader je een vrouw niet. De halve buurt kon horen wat hij tegen haar zei. Ik wilde imponeren, het was een afduwbeweging.
Op de vraag wat mijn vrouw doet op dat moment zeg ik dat ik denk dat ze nog even bij de poort stond en dat ze daarna op mij af is gelopen. Het kan zijn dat ze mij voorbij is gelopen. Dat weet ik niet zeker, want daar ontbreken stukken uit de film. Het duurde een tijdje voordat ik weer een beetje bij de positieven was. Ik stond daar. Er is nog wel wat gezegd tussen iemand anders en mijn vrouw en dat moet dan [slachtoffer 2] zijn geweest. Ik liep terug en ik zag iemand langs mij heen lopen. Dat moet [zoon van verdachte] zijn geweest. Mijn vrouw liep met mij op naar de plek waar de zoon van de familie [slachtoffers] en mijn zoon [zoon van verdachte] waren.
Ik heb het moment van eerste contact tussen mijn zoon en [slachtoffer 2] niet gezien. Het is me allemaal niet helemaal duidelijk. Het duurde een tijdje voordat ik die kant uit liep. Het eerste beeld dat mij voor ogen komt toen ik erheen liep is dat ik een schermutseling zag en dat ik erheen liep. Daarna zag ik dat mijn vrouw [zoon van verdachte] vast had, bij de heupen. [zoon van verdachte] stond een beetje voorovergebogen. Mijn vrouw stond daar en ik stond achter haar. Er zat een stukje van ongeveer 30/40 cm tussen ons. Ik stond vrij kort achter mijn vrouw. Ik was nog vrij duf. Ik zag [slachtoffer 1] op mijn vrouw af rennen met zwaaiende armen. [slachtoffer 1] sloeg mijn vrouw en ik duwde hem van haar af. Hij liep achteruit, verstapte zich en is toen achterovergevallen. Hij schampte de muur iets met zijn hoofd en viel toen met zijn hoofd op de stoep. Toen was het alsof ik aan de grond genageld stond. Ik heb 112 gebeld. Mijn vrouw stond op een gegeven moment bij mij, samen met een vrouw van de GGD die toen was aangekomen. Ik zat toen in een vensterbank. Alles kwam toen een beetje vaag over. Ik heb mij niet bemoeid met de woordenwisseling tussen mijn zoon en [slachtoffer 2]. Ik ben de enige geweest die de heer [slachtoffer 1] heeft aangeraakt. Ik heb richting [slachtoffer 1] een duw/klapbeweging gemaakt. Het kan begrepen worden als een klapbeweging maar het was meer een duw. Het was zeker geen vuistslag. Ik heb niet in het gezicht geduwd. Het was meer aan de zijkant ter hoogte van de nek en het hoofd. [slachtoffer 1] verstapte zich en struikelde daarna achterover.
Het klopt niet als [slachtoffer 2] zegt dat zowel mijn vrouw, mijn zoon als ik [slachtoffer 2] hebben geslagen. Dat is pertinent niet waar. Ik heb [slachtoffer 2] niet geslagen toen hij in gevecht was met [zoon van verdachte]. Op het moment dat de heer [slachtoffer 1] op mijn vrouw sloeg, was ik de enige die [slachtoffer 1] een klap of duw gaf. Mijn zoon en mijn vrouw hebben [slachtoffer 1] niet aangeraakt. Ik was de enige die iets deed. Het is pertinent niet waar dat mijn vrouw en zoon iets tegen [slachtoffer 1] hebben gedaan. Op het moment dat ik de klap/duwbeweging richting [slachtoffer 1] maakte, stond ik achter mijn vrouw. [slachtoffer 1] komt aangelopen en hij slaat mijn vrouw. Ik duw [slachtoffer 1] daarna van mijn vrouw weg. Wij stonden allemaal op een kluitje. Ik zag één of twee keer een slaande beweging die [slachtoffer 1] maakte tegen mijn vrouw. Ik reageerde meteen. Met de vlakke hand sloeg ik of duwde ik. Ik zag daarna dat hij zich verstapte en achterover struikelde en viel. Ik weet niet welk schoeisel hij droeg. Ik duwde [slachtoffer 1] om hem bij mijn vrouw weg te houden. Hij verstapte zich en struikelde daardoor.
Het zou kunnen komen dat [slachtoffer 2] zijn arm uit de kom had doordat hij mij de vijf geweldige klappen verkocht. Ik heb daarna niet met hem gevochten en niets gezien aan zijn arm. Op de vraag van de officier van justitie waarom ik eerst heb gezegd dat ik een klap heb uitgedeeld en later over een duw spreek zeg ik dat die verklaring bij de politie mij is voorgelezen en ik geen bril bij me had. Het was een duw en het was geen klap. Het was niet in het gezicht. Op de vraag of ik bloed bij de mond van [slachtoffer 1] zag toen hij op de grond lag zeg ik nee. Ik heb wel naar hem gekeken. Ik ben met mijn hand vlak bij zijn hoofd geweest. Ik heb geen bloed gezien.
Van het gebeuren in combinatie met de klappen op mijn hoofd was ik apathisch. Je kan ook geschokt zijn zeggen. Ik heb naar de ambulancedienst gebeld. Ik kon mij niet verstaanbaar maken aan de telefoniste door het tumult. Ik was erg geschrokken door de situatie. Ik vond het verschrikkelijk dat [slachtoffer 1] op de grond lag. Toen ik belde met 112 was ik daarop gefixeerd. En toen ik later uit de situatie was viel het hele spanningsveld van mij af en toen was ik helemaal de kluts kwijt. Na het telefoontje zat ik op het muurtje en was ik helemaal apathisch en toen ben ik pas ingestort.
Het proces-verbaal van de rechter-commissaris in de rechtbank Almelo van 26 juni 2012, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte van 26 juni 2012.
Ik vind het verschrikkelijk wat er gebeurd is. Ik vind het ook heel naar voor de buurman. De aanleiding is dat wij over en weer woorden hebben gehad. Ik bedoel dan in de jaren voorafgaand aan het incident. Ik heb de man een klap gegeven. Ik ben ook de enige die het slachtoffer een klap heeft gegeven. Ik weet 100% zeker dat mijn zoon en mijn vrouw hem niet hebben geslagen.
De buurman heeft zich verstapt, is gestruikeld en daardoor achterover gevallen. Ik weet niet of dat iets te maken had met de klap die ik hem gaf.
Voorafgaand aan de val van de buurman heb ik gevochten met de buurjongen. Het is niet zo dat ik als een razende op de buurjongen afkwam. Ik ben gewoon op hem afgestapt, omdat hij lelijke woorden tegen mijn vrouw had gezegd. Ik gaf hem een duw en ik had direct een paar klappen in mijn gezicht te pakken.
Ik hoop uit de grond van mijn hart dat het weer helemaal goed komt met de buurman en ik zou graag willen dat er een verzoening komt. Ik ben er ook kapot van. Ik vind het ook verschrikkelijk voor mijn vrouw en kinderen. Ik begrijp niet hoe het zover heeft kunnen komen. Het is nooit mijn intentie geweest dat de man zulk letsel zou krijgen.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], pagina 166, 167, onder meer inhoudende:
Tussen zaterdag 23 juni 2012 te 19:15 uur en zaterdag 23 juni 2012 te 20:00 uur werd op de locatie, zoals vermeld bij plaats delict, het in de aanhef vermelde feit gepleegd.
Tevens doe ik aangifte namens mijn vader [slachtoffer 1]. Ik doe namens hem aangifte van zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend. Mijn vader is als gevolg van de val na de mishandeling overleden. Ook hij is kennelijk opzettelijk en met kracht geslagen. Ten gevolge daarvan is hij gevallen en heeft zwaar hersenletsel opgelopen, waaraan hij uiteindelijk op 5 juli 2012 is overleden.
Ik verwijs in deze aangifte naar mijn eerder afgelegde verklaringen waarbij ik overigens als verdachte ben gehoord. Hierin staat uitgebreid omschreven wat er is gebeurd en wat mijn letsel is geweest. Voor het letsel van mijn vader verwijs ik u naar de medische gegevens van mijn vader. Ik geef als zoon toestemming voor het opvragen van die gegevens.
Ik ben nu pas in staat tot het doen van de aangifte. Mijn vader is op zondag 8 juli 2012 in Turkije begraven. Mijn vader is na zijn val niet meer bij geweest en heeft dus nooit zelf aangifte kunnen doen.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 318, 319, 320, onder meer inhoudende:
Vervolgens zijn we met ons allen naar binnen gegaan op het adres van mijn ouders, de [adres slachtoffer 1] te Almelo. Dit was rond 19.00 uur. Mijn moeder ging vervolgens eten koken. Mijn vader was op dat moment nog niet thuis. Mijn vader kwam iets later thuis. Op het moment dat mijn vader thuis kwam, ongeveer 19.15 uur dus, vroeg ik aan hem of hij even zin had om met me te gaan rijden in mijn auto. Mijn vader zei toen tegen mij van dat hij dat wel wou, maar na het eten. Vervolgens bedacht ik me dat ik mijn medicijnen nog niet had genomen. Mijn medicijnen lagen nog in de auto van mijn vriendin. Dit is de kleine Audi A2 die geparkeerd stond aan de Anjelierstraat te Almelo. Vervolgens zei ik tegen mijn
vriendin dat ik even naar haar auto moest om mijn medicijnen op te halen. Vervolgens vroeg ik haar om de autosleutels, die ze me ook gaf.
Hierop ben ik op mijn slippers naar buiten gelopen naar de Anjelierstraat. Mijn auto stond gelijk op de eerste parkeerplaats bij de stomerij van het postkantoor. U vraagt aan mij welke kleding ik droeg toen ik naar buiten liep. Ik droeg een blouse lichtblauw van kleur met daaronder een lichtblauwe spijkerbroek. Ik liep dus op slippers. Vervolgens liep ik dus naar mijn auto om de medicijnen op te halen. Eenmaal bij mijn auto pakte ik mijn medicijnen. Deze lagen in het dashboard kastje. Toen ik deze had gepakt, kwam ik weer omhoog mijn auto uit. Vervolgens liep ik naar de achterzijde van mijn auto om mijn tas met kleding te pakken. Op het moment dat ik naar achterzijde liep van mijn auto en mijn kofferbak opende zag ik de achterbuurvrouw van mijn ouders staan. Zij woont aan de [adres verdachte] op de hoek, naast de stomerij. Ik ken haar. Ik ken haar van het feit dat mijn ouders trammelant met hun hebben gehad. Mijn buurvouw liep met haar honden buiten en keek mij aan. Mijn eerste oogcontact met haar was dus toen ik de kofferbak wilde openen. Ik dacht hier niet echt veel bij. Ik vond het merkwaardig dat ze me recht in mijn ogen keek. Vervolgens opende ik mijn kofferbak en wilde ik mijn tas pakken. Op het moment dat ik mijn tas in mijn handen had, keek ik nog even in de richting van de buurvrouw. U vraagt aan mij waarom of ik dat deed. Ik deed dat omdat ik het gevoel had dat ze me gewoon bleef aankijken. Ik wist uit verhalen dat ze dat ook bij mijn familieleden deed. Ik had reeds vaker gehoord dat ze mensen bleef aanstaren. Ik vond dat onprettig en had dat verder ook nog nooit met haar meegemaakt. Vervolgens liet ik mijn tas los in de kofferbak en richtte ik mij tot haar. Ik draaide mijn gezicht bij en riep in haar richting of er iets was. Ik zei dus letterlijk: "Is er wat". Zij riep hierop: "Is er wat met jou?". Ik zei toen tegen haar dat ze voor zich moest kijken. Ik zei dat omdat ik geïrriteerd was door haar gedrag. Ik hoorde haar tegen mij zeggen dat ik voor mij moest kijken. Dit zelfde gedrag vertoonde ze ook naar mijn familieleden. Omdat ik het staren van haar in mijn richting zeer onprettig vond, zei ik tegen haar dat ze haar bek moest houden en of woorden van gelijke strekking. We kregen een woordenwisseling met elkaar.
Ik was van plan om mijn tas uit mijn auto te pakken. Ik keek uit mijn ooghoek en zag een man bij de bosschages. Ik herkende man als zijnde haar man. Ik zag dat de man vloekend en brullend op mij af kwam, de man liep in een stevige pas. De man pakte mij met zijn twee handen bij mijn blouse, ter hoogte van mijn borst. Ik werd naar achteren geduwd, ik heb mijn handen op zijn armen gezet om niet te vallen. Ik voelde dat de man aan mijn blouse trok, ik hoorde de knopen open gaan. Ik zag dat de man vervolgens met zijn rechtervuist uithaalde op de linkerzijde van mijn gezicht, hij schampte mij aan de linkerzijde van mijn hoofd.
Ik sloeg de man terug met mijn rechtervuist. Ik heb dit gedaan uit zelfverdediging. Volgens mij raakte ik de man aan de linkerzijde van zijn hoofd. De man liet mij los en over een weer werd er geslagen. Ik voelde ook dat ik van achteren werd geslagen door de vrouw. Ik zag dat de man op mijn hoofd sloeg en voelde een hevige pijn. Ik hoorde ook dat de honden gingen blaffen en wild werden. Ik hoorde dat de man en de vrouw aan het schreeuwen waren. Mijn rechterarm ging naar achteren en ik hoorde een klik, en voelde krakende pijn. Ik draaide mij naar voren en toen ging de pijn weg. Hierna hielden wij op met vechten, we deden allebei een paar stappen terug. Ik zag dat de man in onbalans was en ik zag dat de man bijna viel.
Op een gegeven moment stonden we met zijn drieën tegenover elkaar. De afstand tussen ons was ongeveer 2 meter. De man stond tegenover mij en de vrouw stond rechts naast de man.
Ik hoorde de vrouw nog iets zeggen. Ik zag dat de man links om zijn vrouw ging lopen. Ik hoorde de man tegen mij zeggen dat ik zijn vrouw niet moest uitschelden. Ik zei tegen de man dat ik zijn vrouw niet had uitgescholden.
Ik zei tegen de man en de vrouw dat ik aangifte zou doen. Ik hoorde hun ook zeggen dat zij ook aangifte wilden doen. Ik zag dat de man heel rustig in mijn richting kwam lopen. Ik zag dat de man in een keer uithaalde met zijn rechtervuist, ik voelde een hevige pijn op mijn mond, ik zag dat mijn mond bloedde. Ik werd duizelig en keek naar beneden. Ik ben naar achteren gelopen.
Ik dacht ik moet weg en ben naar mijn auto gelopen, ik heb mijn kofferbak dicht gedaan. Mijn mond bloedde en ik begon bloed te spugen. Opeens hoorde ik de vrouw schreeuwen, “nee, nee, niet doen”. Ik zag ineens dat een jongen/man in mijn richting kwam lopen, ik schat de jongen ongeveer 20 à 21 jaar. Ik ken die jongen niet. Die jongen droeg een blouse, en had bruin halfkort haar, kalend. Ik zag dat de jongen tegen werd gehouden door de vrouw die mij had beledigd. Ik zag dat zij voor hem ging staan en hem tegen wilde houden met haar handen. Ik zag dat hij links van haar stond en op mij af kwam. Ik zag dat de jongen met zijn rechterbeen uithaalde in de richting van mijn buik. Ik kon niets anders doen dan mij verweren met mijn linkerhand omdat ik pijn had aan mijn rechterhand/schouder. Ik kon deze arm niet opbeuren. Ik voelde dat ik aan alle kanten door de jongen werd geschopt en geslagen. Ik voelde overal pijn, ik zag dat de vader mij ook begon te slaan. Ik zag en voelde dat de vader mij met zijn vuisten sloeg, op mijn gezicht. Ik zakte in elkaar en keerde mijn rug. Ik zag dat de vrouw mij ook sloeg. Zij sloeg op mijn achterhoofd. Doordat ik mijn rug had gekeerd kon ik niet goed zien wie mij waar sloeg maar ze sloegen met z'n drieën.
Ik strompelde over het fietspad, zij bleven doorslaan en hebben mij ook getrapt. Ik zag mijn vader en ik hoorde hem mijn naam roepen. Mijn vader kwam op mij aflopen, hij stond voor mij en ik zag dat hij zijn beide handen omhoog hield kennelijk met de bedoeling om mij te beschermen. Ik lag nog steeds met mijn knieën op de grond. Ik zag dat mijn vader werd geslagen door de beide mannen. Ik zag dat ze volop met hun vuisten mijn vader sloegen over zijn hele lichaam. Wat ik mij zeker kan herinneren, is dat mijn vader drie vuiststoten kreeg. Ik zag mijn vader bij de derde vuistslag op de grond vallen. Mijn vader viel als een blok op de grond. Hij viel op zijn linkerzijde. Ik sprong op mijn vader om hem te beschermen en ging over hem heen hangen en riep daarbij dat ze moesten stoppen. Ik zag dat de jongen knielde en naar vader keek en ik hoorde hem zeggen: stop.
Het proces-verbaal van verhoor van [echtgenote van verdachte], pagina 310, onder meer inhoudende:
Mijn man en ik zouden met onze drie teckels gaan wandelen. Ik woon aan de [adres verdachte] te [woonplaats]. Dit is op een hoek. Ik stond voor het huis te wachten op mijn man en toen zag ik de jongeman van de achterburen. Ik stond daar gewoon te kijken en die jongen roept: Kijk voor je. We roepen over en weer. Mijn man hoort dit en hij komt razend naar buiten. Wij hebben de afgelopen jaren heel wat meegemaakt met de achterburen. Mijn man rent langs mij heen en ik probeer hem tegen te houden. Ik wilde niet dat hij een handgemeen kreeg, want dat loopt slecht af. Mijn man en de jongeman lopen op elkaar af. Mijn man duwde eerst de jongeman met twee handen. De jongeman haalt flink uit naar mijn man. Mijn man zakte een beetje door de knieën. Ik stond met drie haspels, van de honden, in de hand. Ondertussen probeerde ik het wat af te houden. Op een gegeven moment hield het op. Mijn man had toen een bult aan zijn hoofd. Die jongeman liep weg. Mijn zoon had alles van boven gezien en mijn zoon komt als een speer het huis uit. Ik probeerde mijn zoon tegen te houden.
Mijn zoon vloog op die jongeman af. Ik probeerde ze uit elkaar te houden. Ik hield de andere jongeman vast om te zorgen dat hij mijn zoon niet te erg kon slaan.
We gingen de hoek om en de vader van de jongeman staat in de voortuin. Die vader ziet wat er gebeurt en rent op ons af. Die vader gaf mij met twee vuisten een klap. Ik ben heel even dizzy, want het was een beste mep. Ik heb me wel verweerd. Vervolgens zie ik aan de voeten van die vader dat hij achteruit loopt en uit balans raakt. Ik zag dat hij op zijn slipper trapt en zich verstapt. Hierdoor viel hij achterover. Toen was er paniek, want hij viel heel erg lelijk. Het zag er direct al niet goed uit. Ik ben wel in het tumult meegelopen, eigenlijk om te voorkomen dat hij mijn zoon zou slaan. Ik heb zelf niet geslagen, want ik heb botontkalking en met slaan die ik mezelf pijn doen. Het kan er op hebben geleken dat ik meegevochten heb, maar dit is niet zo. Ik heb enkel vastgepakt.
Het proces-verbaal van verhoor van [zoon van verdachte], pagina 263, onder meer inhoudende:
De worsteling ging verder en op een gegeven moment kwam de vader van de achterbuurjongen er ook bij. De vader liep direct op mijn moeder af en gaf haar een paar klappen in haar gezicht.
De man kwam denk ik uit de woning omdat er veel geschreeuwd werd. Er werd over en weer gescholden. Dat waren voornamelijk ik en de achterbuurjongen. Ik wil niet verklaren over mijn ouders, ik beroep mij daar op mijn verschoningsrecht.
De buurman kwam er dus ook bij. Hij kwam er rustig aanlopen en begon direct mijn moeder te slaan. Ik heb dat gezien. Dat waren een drietal vuistslagen in haar gezicht. Zij deed een stap naar achteren en verzette verder geen stap. Zij is niet gevallen. Wij stonden met zijn allen binnen een straal van twee vierkante meter.
Ik keek naar mijn moeder en op een gegeven moment zie ik de oude buurman een paar stappen naar achteren nemen en ik zag dat hij ten val kwam. Ik zei tegen iedereen dat het nu genoeg was en de achterbuurjongen zei dat ook.
Wij stonden op het trottoir en daar is ook een stoeprand.
Wij zijn voor controle naar het ziekenhuis gegaan. Mijn moeder zag vlekken in haar ogen en zij is verder gecontroleerd. Ik weet op dit moment niet hoe het met mijn moeder is, en of zij nog in het ziekenhuis ligt.
Wij stonden dus op de stoep voor de pinautomaat. U vraagt waarom de oude buurman naar achteren stapte. Ik weet niet waarom. Ik keek naar mijn moeder. Na een aantal seconden zag ik dat hij wat wankelend achteruit liep. Hij liep achteruit met het gezicht naar ons toe, dus de rug in de richting waar hij naar toe liep.
Ik heb de oudere man niet geslagen. Als Besselink, het postkantoor, bewakingsbeelden heeft, dan kunt u dat ook zien. Ik heb de oudere man niet aangeraakt. Ik weet niet waarom de man achteruit liep.
Het deskundigenverslag, te weten het rapport: Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, van P.M.I. van Driessche, als arts en patholoog verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 6 november 2012, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde dossier.
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer 1], geboren op 20 september 1947, wordt het intreden van de dood zonder meer verklaard door verwikkelingen van letsel links aan het achterhoofd. De letsels zoals aangetroffen zijn veel meer waarschijnlijk aan te treffen als sprake is geweest van een val, dan als er sprake is geweest van bijvoorbeeld slaan.