Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710324-12
Datum vonnis: 11 december 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] in [plaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de met gesloten deuren gehouden terechtzitting van 27 november 2012. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mevrouw mr. L. Grooters en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. F. Jakob, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: samen met anderen [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of geschopt om diens fiets te kunnen stelen, door welk geweld bij die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel is ontstaan;
Feit 1 subsidiair: samen met anderen aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbasisfractuur en een hersenschudding, heeft toegebracht;
Feit 1 meer subsidiair: samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1];
Feit 2 primair: samen met anderen [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of geschopt om diens fiets te kunnen stelen;
Feit 2 subsidiair: samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2];
Feit 3: XTC-pillen en hash en weed in zijn bezit heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 27 mei 2012,
te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets
(merk Sparta), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of
zijn mededader(s) die [slachtoffer 1]:
- met (zeer grote) kracht in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft/hebben
geslagen en/of gestompt en/of
- (terwijl die [slachtoffer 1] al dan niet gestrekt op de grond lag) in/op/tegen het
(gehele) lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt/getrapt/geschopt,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel (te weten een schedelbasisfractuur
met een hersenschudding) voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 27 mei 2012,
te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, en/althans alleen,
aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(te weten een schedelbasisfractuur met een hersenschudding) heeft toegebracht,
door deze [slachtoffer 1] opzettelijk met (zeer grote) kracht in/op/tegen het
gezicht/hoofd te slaan en/of te stompen en/of (terwijl die [slachtoffer 1] al dan niet
gestrekt op de grond lag) die [slachtoffer 1] in/op/tegen het (gehele) lichaam te
slaan/stompen/trappen/schoppen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 27 mei 2012,
te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Reggesingel,
in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig:
- aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer 1] en/of
- (met kracht) slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht en/althans het
lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- trappen/schoppen/slaan/stompen in/op/tegen het (gehele) lichaam van die
[slachtoffer 1];
2.
hij op of omstreeks 27 mei 2012,
te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets
(merk Gazelle, type Davos), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
voornoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 2]
- met kracht in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/althans in/op/tegen
(gehele) lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- met kracht in/op/tegen het lichaam heeft/hebben
geslagen/gestompt/getrapt/geschopt;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 27 mei 2012,
te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Reggesingel,
in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [slachtoffer 2],
welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig:
- aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer 2] en/of
- (met kracht) slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht en/althans het
lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- trappen/schoppen/slaan/stompen in/op/tegen het (gehele) lichaam van die
[slachtoffer 2];
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 27 mei 2012,
te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne en/of een of meer (zogenaamde) XTC-pil(len), in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal, bevattende amphetamine en/of MDMA
en/of hash en/of weed, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet en/of als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake van feit 1 primair en feit 2 primair en feit 3 wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, met oplegging van de bijzondere voorwaarde toezicht jeugdreclassering en de leerstraf Tools4U, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 1.957,32 en oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en met teruggave van de in beslag genomen mobiele telefoons aan verdachte en met onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen drugsgerelateerde voorwerpen.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Op 27 mei 2012 in Rijssen fietste verdachte over de Reggesingel in de richting van zijn vrienden, medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] liep samen met [medeverdachte 2] over de Reggesingel in Rijssen. Verdachte kwam hen tegemoet fietsen met een fiets die hij kort tevoren had weggenomen bij het station in Rijssen. Verdachte was door medeverdachte [medeverdachte 2] gebeld en afgesproken was om elkaar te treffen. Tussen verdachte aan de ene kant en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan de andere kant bevonden zich de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met hun fietsen. Verdachte heeft geroepen: ‘Pak die fiets’. Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgegaan en hebben vervolgens bij die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] halt gehouden. Over en weer werden wat onvriendelijkheden uitgewisseld. Duidelijk was dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet van plan waren hun fietsen aan verdachte en zijn medeverdachten af te staan en dat ook in niet mis te verstane bewoordingen kenbaar hebben gemaakt. Verdachte en zijn medeverdachten lieten zich echter niet wegsturen waarop [slachtoffer 1] vervolgens verdachte en zijn medeverdachten een duw heeft gegeven. Nadat eerst verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] een duw hadden gehad, kreeg medeverdachte [medeverdachte 1] als laatste een duw van [slachtoffer 1]. Daarop heeft medeverdachte [medeverdachte 1] hard met zijn vuist tegen het hoofd van [slachtoffer 1] gestompt. [slachtoffer 1] viel daarop achterover op de grond en is buiten bewustzijn op de grond blijven liggen. Verdachte heeft gezien dat [slachtoffer 1] op de grond bleef liggen en niet meer bewoog. [medeverdachte 1] heeft daarna [slachtoffer 2] een klap gegeven. [slachtoffer 2] is weggerend. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zijn achter [slachtoffer 2] aangerend. [medeverdachte 1] heeft vervolgens meermalen tegen het gezicht en tegen het hoofd van [slachtoffer 2] geslagen. Verdachte heeft meermalen tegen het gezicht, tegen het hoofd en tegen het bovenlichaam van [slachtoffer 2] geslagen. Verdachte heeft daarnaast meermalen tegen het lichaam van [slachtoffer 2] geschopt.
Daarna hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de fiets van [slachtoffer 1] en de fiets van [slachtoffer 2] weggenomen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn op de fietsen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gestapt en zij zijn samen met verdachte weggefietst.
[slachtoffer 1] heeft ten gevolge van de klap zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een schedelbasisfractuur en een hersenschudding.
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van diefstal met geweld, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad en het onder 2 primair tenlastegelegde medeplegen van diefstal met geweld, kan worden bewezen. De officier van justitie heeft zich hiertoe beroepen op de verklaringen van aangever [slachtoffer 2] en van aangever [slachtoffer 1] en op de verklaringen van verdachte en de medeverdachten en de verklaring van getuige Roosink.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden voor zover het ziet op het aanwezig hebben van XTC-pillen.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van feit 1 primair en subsidiair moet worden vrijgesproken nu verdachte geen geweldshandelingen tegen [slachtoffer 1] heeft gewild, niet aan de geweldshandelingen jegens [slachtoffer 1] heeft deelgenomen en daarom niet als medepleger mag worden beschouwd. Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman gesteld dat verdachte door zijn woorden ‘pak die fiets’ wel een bijdrage heeft geleverd aan de diefstal van de fietsen, maar dat dit los staat van het door medeverdachte [medeverdachte 1] gepleegde geweld en dat het toegepaste geweld alleen voor rekening van [medeverdachte 1] moet komen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman geen verweer gevoerd en heeft hij gesteld dat het onder 2 primair tenlastegelegde kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit feit niet kan worden bewezen en dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte de verdovende middelen eenmaal kort op zijn slaapkamer aanwezig heeft gehad en er foto’s van heeft gemaakt doch dat deze middelen niet van verdachte maar van een andere persoon zijn.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Voor bewezenverklaring van diefstal met geweld of bedreiging met geweld dienen de geweldshandelingen ingevolge artikel 312 Sr te zijn gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden, om de diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren.
Op basis van de bewijsmiddelen is voor de rechtbank komen vast te staan dat het moment waarop medeverdachte [verdachte] duidelijk hoorbaar voor verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] alsmede voor de beide slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], riep; ‘Pak die fiets’, het moment geweest is dat voor verdachte en zijn medeverdachten het oogmerk op de wederrechtelijke toe-eigening van de fietsen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank is dat oogmerk af te leiden uit het gedrag van de verdachte en zijn medeverdachten volgend op de opmerking van medeverdachte [verdachte]. Grond hiervoor vindt de rechtbank in de reactie van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] op deze woorden, nu zij zich met medeverdachte [verdachte], na de geuite woorden onmiddellijk – wellicht na voorafgaand verbaal protest van de latere slachtoffers - aan de slachtoffers hebben opgedrongen, waarna, toen de slachtoffers hun fiets kennelijk niet vrijwillig wilden afstaan, de geweldshandelingen werden verricht en de verdachten er vervolgens met de fietsen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vandoor gingen. Kennelijk hebben de verdachten het geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aldus gepleegd om de diefstal van de fietsen gemakkelijk te maken. Dat er naar het geval lijkt te zijn ook al ander vervoer was geregeld en onderweg was, doet aan voormeld op de diefstal gericht oogmerk niet af.
Op basis van de zich in het dossier bevindende verklaringen van aangever [slachtoffer 2] en verdachte en zijn medeverdachten alsmede op basis van hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, komt de rechtbank tot de conclusie dat de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten elkaar snel achter elkaar hebben opgevolgd en over en weer hebben versterkt en dat zij aldus gezamenlijk de situatie hebben gecreëerd waarin de diefstal van de fiets van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voorafgegaan door geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], heeft plaats gevonden. Hierbij merkt de rechtbank op dat verdachte zelf weliswaar tegenover [slachtoffer 1] geen geweldshandelingen heeft verricht, doch dat hij wel de confrontatie met [slachtoffer 1] en met [slachtoffer 2] heeft opgezocht door samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op hen in te dringen. Verdachte was degene die door [slachtoffer 1] als eerste werd weggeduwd nadat hij zich aan [slachtoffer 1] had opgedrongen. Bovendien was het verdachte die riep:’Pak die fiets’, waarna de geweldshandelingen hebben plaatsgevonden. Voorts heeft verdachte zich van de geweldssituatie die ontstond niet gedistantieerd, hoewel hij daar wel de mogelijkheid toe had. Integendeel, nadat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] buiten bewustzijn op de grond heeft zien liggen, besloot hij om zelf ook een bijdrage te leveren aan de ontstane geweldssituatie, door [slachtoffer 2] te slaan, te achtervolgen en tevens te schoppen. De rechtbank is van oordeel dat tussen verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] sprake is geweest van een naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zodanig nauwe en bewuste samenwerking gericht op de diefstal, dat het in vereniging plegen van de feiten onder 1 primair en 2 primair kan worden bewezen.
De rechtbank is op basis van de voorgaande bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank dat zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal bevindt op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte hasj, weed en XTC-pillen aanwezig heeft gehad, nu slechts verdachte hierover heeft verklaard. Bovendien is uit het dossier niet gebleken dat de op de foto’s zichtbare middelen ook daadwerkelijk verdovende middelen betroffen. De rechtbank komt aldus niet tot een bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde en zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 mei 2012 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets
toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat zijn medeverdachte die [slachtoffer 1]:
- met kracht tegen het hoofd heeft gestompt;
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel (te weten een schedelbasisfractuur
met een hersenschudding) voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op 27 mei 2012 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets
toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader die [slachtoffer 2]
- met kracht tegen het gezicht en het hoofd en tegen het lichaam heeft geslagen en
- met kracht tegen het lichaam heeft geschopt.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
feit 2 primair
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Over verdachte is door H. Mertens, GZ-psycholoog, op 17 augustus 2012 een psychologisch rapport uitgebracht. In dit rapport heeft de deskundige geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van identiteitsproblematiek, waarvan een gebrek aan eigenheid en emotionele beleving onderdelen zijn. De deskundige heeft geconcludeerd dat - hoewel de identiteitsproblematiek in grote mate het aandeel van verdachte in het tenlastegelegde heeft bepaald - van verdachte verwacht had mogen worden dat hij eerder besloten had om naar huis te gaan. De deskundige heeft geconcludeerd dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Dit werkt strafverminderend.
Verdachte heeft zich met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan twee ernstige, met fors fysiek geweld gepaard gaande, vermogensdelicten. Medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben beiden een fiets van de slachtoffers gepakt, waarna zij er samen met verdachte per fiets vandoor zijn gegaan. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij puur uit eigenbelang met zijn provocerende “pak die fiets” en met het buitensporig gewelddadig handelen het gevoel van veiligheid op straat in het algemeen en in het bijzonder dat van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft aangetast. Te meer nu ten gevolge van dit geweld één van de slachtoffers, te weten [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, waarvan hij, hoewel fysiek genezen verklaard, tot op heden blijkens zijn ter terechtzitting in het kader van het spreekrecht afgelegde verklaring nog immer psychische gevolgen en praktische belemmeringen ondervindt.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf de door het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren (LOVS) ontwikkelde oriëntatiepunten straftoemeting betrokken. Deze geven aan als uitgangspunt voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging in geval van recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. De omstandigheid dat in de onderhavige zaak sprake is van het tweemaal in vereniging plegen van een brutale straatroof, als ook dat beide slachtoffers letsel hebben opgelopen, van wie [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een aanzienlijk langere vrijheidsbenemende straf dan uit de oriëntatiepunten naar voren komt.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat voornoemde oriëntatiepunten in beginsel zijn toegespitst op het meerderjarigenstrafrecht.
De rechtbank houdt ten nadele van verdachte voorts rekening met het feit dat verdachte, terwijl hij wist dat [slachtoffer 1] bewusteloos op de straat lag, er vandoor is gegaan en zich totaal niet om [slachtoffer 1] heeft bekommerd.
Verdachte heeft met zijn houding ter terechtzitting er blijk van gegeven inmiddels wel de onjuistheid en strafbaarheid van zijn handelen en berouw getoond. Dit zal de rechtbank in het voordeel van verdachte laten meewegen alsmede het feit dat verdachte niet eerder met Justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank acht voorts van belang dat het minderjarigenstrafrecht van toepassing is op de onderhavige feiten. De rechtbank zal ook het advies van de psycholoog inzake de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte volgen. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte reeds een periode in preventieve hechtenis heeft verbleven.
Alles tegen elkaar afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen dient te worden opgelegd, alsmede een taakstraf voor de duur van 80 uren.
Rekening houdend met alle hiervóór genoemde omstandigheden zal de rechtbank een aanzienlijk deel van de jeugddetentie, te weten 201 dagen, voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nogmaals strafbare feiten te plegen.
Voorts is door J. Hogeboom van de afdeling jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg Overijssel, in het kader van het schorsingstoezicht over verdachte een rapport opgesteld. Tevens is door de Raad voor de Kinderbescherming een rapport over verdachte opgesteld. Van deze rapporten heeft de rechtbank eveneens kennis genomen. Op grond van hetgeen in de hierboven genoemde rapporten over verdachte naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat aan het voorwaardelijk deel van de vrijheidsbenemende straf twee bijzondere voorwaarden moeten worden gekoppeld. Om verdachte de noodzakelijke hulp en steun te bieden zal de rechtbank bepalen dat verdachte zich moet houden aan de door de jeugdreclassering gestelde voorschriften en aanwijzingen. Gelet op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte tevens een leerstraf volgt voor de duur van 35 uren, te weten de Tools 4U verlengd plus.
8.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte is een aantal voorwerpen in beslag genomen, te weten:
1. een mobiele telefoon zwart Samsung;
2. een mobiele telefoon wit Samsung;
3. een mobiele telefoon oranje Nokia;
4. een mobiele telefoon grijs Nokia;
5. een mobiele telefoon zwart Samsung SGH-J700;
6. papier blauw;
7. simkaart KPN;
8. 98 gripzakjes;
9. een gripzakje met 21 zaadjes.
Deze voorwerpen zijn eigendom van verdachte. Er bestaat geen verband tussen deze voorwerpen en de bewezenverklaarde feiten, anders dan dat de voorwerpen tijdens het onderzoek in de onderhavige zaak in de woning van verdachte zijn aangetroffen. Nu niet is vastgesteld dat met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen een strafbaar feit is begaan, is de rechtbank van oordeel dat de onder nummer 1 tot en met 9 in beslag genomen voorwerpen aan verdachte dienen te worden teruggegeven.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
Vordering [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2], wonende te [woonplaats] aan [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de terechtzitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert de veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.957,32, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schadevordering bestaat uit de volgende posten:
- Broek € 25,00;
- Shirt € 20,00;
- Zomerjas € 100.00;
- Gouden ketting € 750,00;
- Fysiotherapeut € 86,90;
- Verlies arbeidsvermogen € 175,42;
- Smartengeld € 800,00.
-
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het onder feit 2 primair bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
Ten aanzien van de opgevoerde schadeposten, broek, shirt en zomerjas, is door de officier van justitie ter terechtzitting te kennen gegeven dat deze nog op het politiebureau aanwezig zijn. Door de officier van justitie is medegedeeld dat deze kleding onbeschadigd is en dat de kledingstukken aan verdachte zullen worden teruggegeven. Om deze reden zal de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van de opgevoerde schadeposten broek, shirt en zomerjas niet ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de opgevoerde schadepost ter zake van de gouden ketting overweegt de rechtbank dat deze gouden ketting niet expliciet noch impliciet in de telastelegging wordt genoemd en dat de bewezen feiten ook niet noodzakelijk iets met het gestelde verlies te maken hebben. Er is dan geen sprake van “rechtstreekse schade” zoals wettelijk is vereist voor het kunnen toewijzen van een vordering m.b.t. die ketting. Bovendien blijkt uit het dossier niet dat verdachte door het onder feit 2 primair bewezenverklaarde schade heeft toegebracht aan de gouden ketting en evenmin is gebleken dat de gouden ketting na en tengevolge van de diefstal met geweld vermist is geraakt. De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van deze schadepost niet ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De overige opgevoerde materiële schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
Ten aanzien van de schadepost smartengeld is door de raadsman betoogd dat deze dient te worden gematigd tot een bedrag van € 400,00. Hieromtrent overweegt de rechtbank dat zij aannemelijk acht dat [slachtoffer 2] immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht deze schadepost in zijn geheel voldoende onderbouwd en redelijk en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank wijst aldus, gebaseerd op hetgeen hiervoor is uiteengezet, het gevorderde toe tot een totaalbedrag van € 1.062,32 (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal bij de onder 9.1 toegewezen vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] de maatregel als bedoeld in artikel 77h lid 3 sub e, juncto artikel 77l lid 6, juncto artikel 36f lid 6 Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 2 primair bewezenverklaarde is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 36f, 77a, 77c, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit1 primair: het misdrijf: diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
feit 2 primair: het misdrijf: diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd
met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd
door twee of meer verenigde personen
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en onder 2 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen, waarvan 201 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
-
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg Overijssel;
- draagt de jeugdreclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 80 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
- veroordeelt verdachte tot een leerstraf van 35 uren te weten de leerstraf Tools 4U verlengd plus;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats] aan [adres], van een bedrag van € 1.062,32 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2012) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het onder feit 2 primair bewezenverklaarde tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van €1.062,32 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende jeugddetentie voor de tijd van 20 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige deel niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 1 tot en met 9;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, tevens kinderrechter
mr. M. Melaard en mr. F.C. Berg, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2012.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer 2012052695. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], pagina 38, 39, 40, onder meer inhoudende:
Op zondag 27 mei 2012 te 04:34 uur werd op de Reggesingel te Rijssen het betreffende feit gepleegd.
Net voorbij de tunnel aan de Reggesingel te Rijssen viel de fiets van [betrokkene] opnieuw op de grond. [slachtoffer 1] en ik waren nog steeds aan het stuntelen met de fiets.
Ik ging een beetje op de stoep naast het fietspad staan, om zo de fiets rechtop te krijgen. Ik had mijn eigen fiets nog tussen mijn benen staan. [slachtoffer 1] stond links naast mij, ook met zijn eigen fiets nog tussen zijn benen. Ik schat dat [slachtoffer 1] op ongeveer 40 centimeter afstand naast mij stond, gewoon vlak naast mij. Toen zag ik vanuit de richting van de tunnel, dus vanachter ons 3 jongens aan kwamen lopen. Eén van deze jongens liep met een fiets aan de hand. De andere 2 jongens hadden geen fiets bij zich. Ik hoorde dat één van deze jongens zei: "Kom we pakken de fiets" of woorden van dergelijke strekking. Zij waren met z'n drieën en hadden maar 1 fiets, en wij waren met z'n tweeën en hadden 3 fietsen. Ik zag dat ze om ons heen liepen en voor ons gingen staan. Ik zag dat 2 jongens links langs ons liepen en 1 jongen rechts langs ons. De jongen met het witte t-shirt, ik zal hem straks helemaal omschrijven, had de fiets aan de hand bij zich (de rechtbank begrijpt dat hiermee [verdachte] bedoeld wordt). Ik zag dat hij de fiets aan de kant zette en dat deze 3 jongens voor ons gingen staan. Ze gaven ons gelijk een grote bek, dat wij onze fietsen moesten afgeven. Wij zeiden dat ze op moesten rotten, dat we naar huis wilden en dat we al een fiets hadden met een lekke band. De jongens zeiden tegen ons dat we niet zo'n grote mond moesten hebben en dat wij de fietsen moesten afgeven. De jongen met het witte t-shirt en de lange jongen zeiden dit. Wij gaven opnieuw een grote bek en gelijk hierop begonnen de jongens ons te slaan. Ik zag dat de jongen met het witte t-shirt als eerste [slachtoffer 1] op het hoofd sloeg. Ik weet dit niet helemaal zeker, maar volgens mij deed hij dat. Of die lange jongen deed dat. De kleinere jongen stond er toen alleen maar een beetje bij. [slachtoffer 1] stond toen hij de eerste klap kreeg, nog steeds ongeveer 40 centimeter van mij af. Na deze eerste klap, zag ik dat [slachtoffer 1] gelijk op de grond viel. Ik zag ook dat deze klap het hoofd van [slachtoffer 1] raakte. Ik denk zelf op zijn slaap of zo, ook omdat hij gelijk op de grond viel hierdoor. Ik zag dat [slachtoffer 1] niet meer van de grond opstond. Ik zag dat [slachtoffer 1] zijn ogen dicht had en dat hij niets meer zei. Ik zag toen dat de jongen met het witte t-shirt mijn kant op kwam en mij begon te slaan. Ik ben toen een paar meter van [slachtoffer 1] weggegaan. De jongen met het witte t-shirt begon mij te slaan. Hij sloeg mij overal waar hij mij raken kon, maar met name mijn gezicht en mijn kaak. De jongen met het witte t-shirt sloeg mij met zijn beide gebalde vuisten meerdere malen. Ik denk dat hij rechts was, want met zijn rechtervuist sloeg hij harder. Ik voelde pijn door deze vuistslagen. Ik zag en voelde dat de jongen met het witte t-shirt achter mij aan kwam en mij begon te schoppen en te slaan. Ook de lange jongen ging door met slaan en raakte mij dus.
Ik heb toen mijn ogen dicht geknepen en heb dus niet meer goed kunnen zien hoe het toen verder ging. Ik voelde dat ik meerdere malen geschopt werd. Ik voelde dit bij mijn ribben. Dit ging echt wel hard, niet een klein duwtje. Opeens hielden de jongens op met slaan en schoppen en zag ik dat de jongens wegfietsen. Ik zag dat ze de fiets van [slachtoffer 1] en mij meenamen en de fiets die de jongens in het begin al bij zich hadden. De fiets van [betrokkene] lag er nog. Ik zag dat de jongens hard wegfietsten in de richting van de rotonde dus verder in de richting van Wierden.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], pagina 171, onder meer inhoudende:
V: Je bent net ontslagen uit het ziekenhuis, in hoeverre heb je eerder in een ziekenhuis gelegen?
A: 21 juni ben ik ontslagen uit het ziekenhuis. lk heb niet eerder in het ziekenhuis gelegen. V: In hoeverre heb je eerder hersenletsel gehad?
A: lk heb niet eerder hersenletsel gehad
Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2], pagina 56 en 60, onder meer inhoudende:
Verbalisant A. Klunder laat de getuige een aantal foto's zien van een fiets.
V: Wat kunt u over deze foto's zeggen?
A: U laat mij een foto zien van een blauwe damesfiets. Die fiets herken ik als de fiets van [slachtoffer 1]. Het was een echte barrel. Hij had in de zadelpen koperen buisjes gedaan om te voorkomen dat het zadel naar beneden zou zakken. Die kon je namelijk niet meer strakker draaien.
V: Welke fiets gebruikte hij bij het uitgaan?
A: Dit is inderdaad de fiets die hij gebruikt als hij naar de discotheek gaat.
V: Hoe lang heeft hij deze fiets in zijn bezit?
A: Hij heeft de fiets zo'n drie maanden in zijn bezit.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 27 november 2012, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
In de nacht van 26 op 27 mei 2012 ben ik na vertrek uit disco Lucky in Rijssen naar het station in Rijssen gegaan en daar heb ik een fiets gepakt. Ik was alleen. Er stond een fiets die niet op slot was en die fiets heb ik meegenomen. [medeverdachte 2] belde me toen en wij hebben afgesproken om elkaar te treffen bij de rotonde voor in Rijssen. Onderweg kwam ik [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] tegen. Dat was op het fietspad aan de Reggesingel vlak bij het tunneltje. Ik zag [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van de andere kant aan komen lopen. Ik zag die jongens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tussen ons in. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] liepen er achter. Ik riep naar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]: ‘pak die fiets’ toen ik bij hen in buurt kwam. Ik was die jongens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wel voorbij volgens mij op het moment dat ik dat riep. Ik ging van de fiets. Wij liepen alle drie op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af. Wij stonden een paar meter van hen af. Ik werd door [slachtoffer 1] als eerste geduwd. Toen werd [medeverdachte 2] geduwd en daarna werd [medeverdachte 1] geduwd door [slachtoffer 1]. [medeverdachte 1] sloeg die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] viel bewusteloos achterover op de grond.
Ik zag dat hij niet meer bewoog en ik dacht dat hij bewusteloos was.
[medeverdachte 1] rende achter de andere jongen aan want die rende weg. Ik denk dat hij 15 à 20 meter weg kwam. [medeverdachte 1] sloeg hem en ik ben er ook heen gegaan. Ik sloeg en schopte die [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] zat op een muurtje toen ik hem schopte. Hij zat daar met handen langs zijn hoofd. Ik snap wel dat die jongens zich gewoon wilden verdedigen zodat wij die fietsen niet konden pakken. Het was voor die jongens wel duidelijk dat wij die fietsen wilden.
De fiets die ik had was ook niet van mij. Ik weet niet meer hoe vaak ik die [slachtoffer 2] heb geslagen. Ik heb tegen zijn borst en richting zijn hoofd geslagen. Ik heb [slachtoffer 2] één of twee keer tegen zijn zij geschopt. [slachtoffer 1] lag nog op de grond en [slachtoffer 2] zat op het muurtje. Toen was het af en toen hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de fietsen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gepakt en toen zijn wij weggefietst.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], pagina 29, 30 onder meer inhoudende:
Net buiten de tunnel in de richting van Wierden zag ik [verdachte] aankomen. Hij had een fiets bij zich en fietste daarop. Hij was toen twintig of dertig meter van ons verwijderd toen ik hem voor het eerst zag. Tussen [verdachte] en ons stonden twee jongens met drie fietsen.
Ze stonden op het fietspad. [verdachte] riep op een gegeven moment "Pak die fiets".
Dit was het eerste wat hij zei. Ik denk dat het zijn bedoeling was dat wij, [medeverdachte 1] en ik, die fiets zouden pakken. Ik liep door in de richting van die jongens. [medeverdachte 1] liep naast mij. [verdachte] stopte naast die jongens. Wij waren toen ook bij die jongens. Op een gegeven moment was de situatie zo dat er één van de jongens, inmiddels weet ik dat dit [slachtoffer 1] is,voor [verdachte] stond. Links naast [verdachte] stond [medeverdachte 1] en zelf stond ik rechts naast [verdachte]. De tweede jongen, inmiddels weet ik dat dit [slachtoffer 2] is, stond achter [slachtoffer 1] en tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in lagen de twee fietsen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. [slachtoffer 1], die dus tegenover [verdachte] stond, was stoer aan het doen. Ik had de idee dat deze [slachtoffer 1] de fiets niet wilde afgeven. Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 1] [verdachte] duwde. Dat deed [slachtoffer 1] met twee handen tegelijk en op de borstkast van [verdachte]. Daardoor "vloog" [verdachte] twee meter naar achteren. [verdachte] bleef wel staan. Hierna gaf diezelfde [slachtoffer 1] mij een duw. Dat deed [slachtoffer 1] op dezelfde manier als hij [verdachte] ook had geduwd. Ik kwam tussen de struiken terecht direct naast het voetpad. Daarna gaf dezelfde [slachtoffer 1] [medeverdachte 1] een duw met twee handen op de borstkast. Daardoor ging [medeverdachte 1] een meter achteruit. Direct daarop gaf [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] een klap op zijn kaak. Ik weet dat [medeverdachte 1] linkshandig is. Ik weet dat [medeverdachte 1] met links heeft geslagen. [medeverdachte 1] sloeg met een gebalde vuist. [medeverdachte 1] gaf [slachtoffer 1] een "hoekstoot". Ik bedoel daarmee dat de linker-elleboog van [medeverdachte 1] omhoog was voordat hij sloeg. Deze klap kwam volgens mij wel hard aan. Ik heb niet gehoord dat [medeverdachte 1] iets heeft gezegd toen hij sloeg. Het effect van de klap was, dat [slachtoffer 1] rechtstandig achterover viel met zijn hoofd op het fietspad. Daarna heb ik [slachtoffer 1] niet meer zien bewegen. Ik hoorde nog wel een raar geluid van [slachtoffer 1]. Ik hoorde een gorgelend geluid, dat achteruit de keel van [slachtoffer 1] kwam. Ik weet niet hoe lang dat ik dat gorgelende geluid heb gehoord. Direct daarop zag ik dat [slachtoffer 2] wegliep. Hij sprintte voor zijn leven. [slachtoffer 2] liep in de richting van Rijssen. [verdachte] en [medeverdachte 1] achtervolgden [slachtoffer 2]. Ik heb nog gehoord dat [slachtoffer 2] zei: "Hij is al bewusteloos". Zelf bleef ik staan bij de jongen die op de grond lag. [medeverdachte 1] en [verdachte] hadden die [slachtoffer 2] na ongeveer 15 meter te pakken. Hoe dat precies is gegaan, weet ik niet. Wel weet ik dat die [slachtoffer 2] klappen kreeg van [medeverdachte 1] en [verdachte]. [slachtoffer 2] probeerde zijn hoofd te beschermen. Op een gegeven moment zag ik dat [medeverdachte 1] ophield met slaan en weer in mijn richting kwam lopen. Op dat moment was [verdachte] nog steeds bezig met [slachtoffer 2]. [verdachte] sloeg [slachtoffer 2] nog steeds. Ik ben toen naar [verdachte] en [slachtoffer 2] gelopen. [verdachte] heeft nog wel een paar keer doorgeslagen. Ik zag dat [verdachte] met zijn gebalde vuist sloeg. Op een gegeven moment zag ik dat [slachtoffer 2], na alle klappen, ging zitten op het muurtje van de tunnel. Daarna heb ik nog gezien dat [verdachte], [slachtoffer 2] nog drie keer heeft getrapt. Dit waren de enige drie trappen. Voor die tijd heb ik niet gezien dat [slachtoffer 2] is getrapt. Na die drie trappen was het afgelopen.
Hierop heb ik één van de fietsen van die beide jongens gepakt en meegenomen. [medeverdachte 1] pakte ook één van de fietsen van deze jongens. Ik weet niet welke fiets, dat was. [verdachte] pakte dezelfde fiets, waar hij al op had gereden. Vervolgens gingen [verdachte], [medeverdachte 1] en ik ieder op een fiets richting Wierden.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], pagina 31, 32, 33, 34, onder meer inhoudende:
V:Waar hebben jullie [verdachte] ontmoet?
A: Die zag ik voor het eerst onder dat tunneltje waar alles gebeurde.
V:Wat was hij toen aan het doen?
A:Hij fietste en ik zag dat hij bij die 2 jongens in de buurt fietste. Met die 2 jongens bedoel ik de aangevers.
V:In hoeverre was hij alleen?
A: Van onze groep was hij alleen maar hij fietste in de buurt van die 2 jongens. Blijkbaar kwam hij net van de andere kant fietsen.
V:Wat zei [verdachte] tegen deze 2 jongens?
A: Hij zei alleen: ‘pak die fiets’. Want die 2 jongens die stonden met 3 fietsen. Toen stonden we allemaal stil, bij elkaar in de buurt. Met allemaal bedoel ik [verdachte], [medeverdachte 2], ik en die 2 andere jongens.
V:Toen jij die 2 jongens zag, waar was toen de fiets van de jongen die als eerste knock-out is gegaan?
A:De 2 jongens liepen volgens mij met de fiets. Ze hadden 3 fietsen bij zich. lk denk dat de jongen die knock-out is gegaan zijn fiets aan de hand meenam of dat hij er half op zat. Hij had de fiets bij zich.
V:Waar was de fiets van de andere jongen?
A:Die had hij ook aan de hand.
V: Wie had er 2 fietsen bij zich?
A: Dat weet ik niet meer.
V:Je hebt al verklaard dat de grote jongen eerst [medeverdachte 2] duwde, toen [verdachte] en toen jou.
Waarom duwde hij?
A: Ik denk omdat er een woordenwisseling ontstond toen [verdachte] had gezegd: ‘we pakken die fiets’.
V:Je hebt al verklaard dat toen de jongen jou duwde, jij hem gelijk met jouw vuist sloeg, waarop de jongen knock-out ging, klopt dat?
A:Ja. Hij duwde mij en toen duwde hij mij nog een keer en hij keek mij aan met een felle blik.
V:Je hebt verklaard dat je de eerste jongen sloeg toen die eerste jongen jou 2 keer duwde. De jongen ging knock-out:Klopt dat?
A:Ja, hij viel neer
V:Je hebt toen met [verdachte] de tweede jongen geslagen en geschopt, klopt dat?
A:Ja ik heb alleen geslagen en volgens mij heeft [verdachte] hem ook nog geschopt,
A: Ik heb niet geschopt. lk heb de jongen ongeveer 4 keer geslagen maar niet geschopt. V:Waar heb jij die tweede jongen geslagen?
A:Het gebeurde 2 of 3 meter achter die jongen. Ik sloeg de tweede jongen terwijl hij wegliep. Ik heb hem dus van achteren geslagen. Hij beschermde zijn gezicht met zijn armen en ik sloeg hem links en rechts om hem heen. Ik weet niet waar ik hem raakte. Misschien heb ik hem wel in zijn gezicht geraakt maar ik denk meer op zijn rug en arm. De eerste klap van mij, toen stond de tweede jongen nog met zijn gezicht naar mij toe. Toen liep hij weg.
V:Hoe heb jij hem geslagen?
A:Met mijn vuist
V:Stond die jongen, of lag die jongen of zat die jongen?
A: Die tweede jongen stond bij zijn fiets en liep weg. Ik heb niet gezien dat hij heeft gelegen.
Ik had die tweede jongen geslagen en ik ging toen achter die jongen aan. Ik heb hem toen nog 3 keer geslagen of zo en toen hoorde ik hem roepen: Stop hij is bewusteloos, of zoiets. Ik ben toen gestopt en ik bleef staan. Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) achter de tweede jongen aangingen en ik hoorde de tweede jongen nog ongeveer 2 keer roepen; Stop hij is bewusteloos.
V:Waarom moest die tweede jongen dat roepen?
A:Hij was denk ik in paniek. Hij was bang.
V:Waar moesten jullie mee stoppen?
A: Met de tweede jongen te slaan. Hij zal wel bedoeld hebben dat we moesten stoppen hem te slaan omdat de eerste jongen verzorging nodig had.
V:Waarom stopte het slaan en schoppen van die tweede jongen?
A: Dat heb ik niet gezien. Ik was al gestopt. Hij rende toen 15 meter weg en [verdachte] en [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) renden achter hem aan. lk zag [verdachte] op die tweede jongen ingaan.
V:Wie van jullie nam het initiatief om te stoppen, om weg te gaan?
A: Ik was al gestopt en ik zag [verdachte] en [medeverdachte 2] terug komen lopen. Ik had toen al een fiets gepakt.
Het deskundigenverslag van P.P.S. Tiehatten, arts M.S.T. d.d. 6 juli 2012, opgenomen in het onder voetnoot 1genoemde dossier, onder meer inhoudende.
[slachtoffer 1] werd bewusteloos aangetroffen op de grond. Hij lag in stabiele zijligging. Hij had een vrije ademweg en symmetrische adembewegingen. VAG (vesiculair ademgeruis) over alle longvelden en een saturatie van 97%. Een krachtige en regelmatige pols van 71 per minuut. Een RR (bloeddruk) van 134/73 en een capillaire refill time van <2 seconden. Pupillen PEARLL ( Pupils Equal And Round and Responsive to Light), bloedsuiker 5.6, een EMV van 1-5-3. Hij heeft 2 keer gebraakt op de plaats van het ongeval, met een klein spoortje bloed. Er kwam wat bloed uit zijn linkeroor en hij had een wondje op zijn achterhoofd.
Aangemeld bij de eerste hulp Almelo als een 17-jarige jongen die op straat is mishandeld. Bij aankomst motorische onrust, niet aanspreekbaar. Hij werd verdacht van een schedelbasisfractuur en een contusio cerebri en had een klein wondje op zijn achterhoofd. ABC-stabiel met een EMV van 2-5-4.
Aankomst ziekenhuis in Almelo/Enschede:
De neuroloog beschrijft kort de anamnese en de werkdiagnose. Vannacht in elkaar geslagen, met hoofd op grond terecht gekomen. Buiten bewustzijn geweest. Bij komst ambulance enige onrust en EMV van 7, zou wel hebben bewogen, onbekend hoe de pupilreacties zijn geweest (wel beschreven In het verslag van de ambulanceverpleegkundige, PT). Patiënt is eerst in Almelo gescreend, waarna hij is overgeplaatst. Alhier gesedeerd en verslapt
Neurologisch onderzoek: bewustzijn EMV 1-14, gesedeerd en verslapt. Verder neurologisch onderzoek niet betrouwbaar uit te voeren. Pupillen symmetrisch, geen pupilreacties.
Aanvullend onderzoek: SDH (subduraal haematoom) links parietaal, contusiehaarden links temporaal, rechts frontaal. Fractuur os temporale doorlopend in mastoïd links
vrij lucht In cerebro.
Werkdiagnose: ernstig schedelhersenletsel met SDH rechts, os temporale fractuur rechts en contusiehaarden beiderzijds. Patiënt werd opgenomen op de IC.
Het deskundigenverslag van G. Hageman, neuroloog bij het M.S.T. d.d. 12 juli 2012, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde dossier, onder meer inhoudende:
In antwoord op uw brief van 2 oktober 2012 betreffende bovengenoemde patiënt ([slachtoffer 1]) het volgende. Hierbij de antwoorden op de door u gestelde vragen:
Al. Het braken is het gevolg van de verhoogde druk in de hersenen, door de bloeding tussen de schedel en de hersenen aan de linkerzijde.
A3.Het bloed uit het linkeroor wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de schedelbasisfractuur.
A5.Bij de scans van de hersenen is er links aan de achterzijde van de hersenen ook een bloeding aangetroffen tussen de schedel en de hersenen. Het wondje op het achterhoofd is dan ook waarschijnlijk een direct gevolg van het trauma.
A6.Een EMV-score is een score van het bewustzijn. Een score van in totaal 15 is normaal, een score van 3 is diep comateus. De E staat voor het openen van de ogen, bijv. bij aanspreken of bij een pijnprikkel. De M is een motore score, bijv. het uitvoeren van opdrachten of het reageren op een pijnprikkel met een beweging en een V staat voor de verbale score, bijv. geen reactie of adequaat kunnen spreken. Een EMV-score van 1-5-3 betekent dus dat patiënt bij pijnprikkels de ogen niet heeft geopend, er was wel een motore score en er was verward spreken.
B1.Er was inderdaad sprake van een wisselend bewustzijn. Door de bloedingen tussen de schedel en de hersenen is de druk in de hersenen opgelopen en is het bewustzijn minder geworden.
B3.De motorische onrust is het gevolg van het hersenletsel.
B4.Er was sprake van ernstig schedelhersenletsel als gevolg van een mishandeling, met veel afwijkingen bij CT-scanonderzoek van de hersenen. Er waren diffuse kneuzingen van de hersenen, een breuk van de schedelbasis en er waren meerdere bloedingen tussen de hersenen en de schedel, met name linksachter en links aan de zijkant van het hoofd.
B5.Zie het antwoord op B4.
B6.Er was een verwonding op het achterhoofd en zwellingen in het gelaat.
B7.Een schedelbasisfractuur wil zeggen een breuk in de basis van de schedel.
B8.Een contusio cerebri is een hersenkneuzing.
B9.Een EMV-score van 2-5-4 betekent dat er wat meer reactie is met openen van de ogen dan bij de voorgaande EMV-score en dat ook de verbale score iets is verbeterd.
B11.Een EMV van 7 is een totale score, dus bijv. een score van 1-4-2; dit betekent dus een duidelijk slechtere score dan bijv. een EMV van 1-5-3.
B12.De overplaatsing van het ziekenhuis in Almelo naar het MST in Enschede was noodzakelijk toen bleek dat er sprake was van bloedingen tussen de hersenen en de schedel, waardoor mogelijk neurochirurgische behandeling noodzakelijk was. Deze overplaatsing geschiedde op 27 mei.
B14.Voor zover mij bekend heeft er alleen een CT-scan van de hersenen in Almelo plaatsgevonden.
B18.Een blanco voorgeschiedenis wil zeggen dat er zich geen medische aandoeningen hebben voorgedaan.
B20.In de ambulance, maar ook al daarvoor, was er sprake van een verminderd bewustzijn.
B21.In de ambulance is hij nog kortdurend bij kennis geweest.
B22.Op de Eerste Hulp in Enschede was er een duidelijk verminderd bewustzijn, later is hij op de IC in coma gebracht vanwege de motorische onrust, om beter te kunnen herstellen.
Cl. Zie B22.
C2.Patiënt is 2 weken op de IC geweest. Hij is op 15 juni overgeplaatst naar de afdeling Neurologie. Daar heeft hij nog een week gelegen.
C3.Een EMV-score van 1-14 wil zeggen dat er geen enkele reactie is in het bewustzijn, de ogen worden niet geopend, er is geen motorische reactie en de verbale reactie is niet goed te beoordelen vanwege een beademingstube.
C4.Het neurologisch onderzoek is dan niet goed te beoordelen, omdat patiënt is verslapt.
C5.Contusiehaarden zijn kneuzingshaarden, een hersenkneuzing in de beide hersenhelften.
C6.Een fractuur van het os temporale betekent een schedelbreuk aan de zijkant van het hoofd, doorlopend tot in de schedelbasis links.