ECLI:NL:RBALM:2012:BY5505

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
11 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
130217/FT-RK 12.755
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating schuldsanering wegens kwade trouw en onvoldoende controle over gokverslaving

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 11 september 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, een alleenstaande man van 38 jaar, had een aanzienlijke schuldenlast van € 101.366,33, waarvan een groot deel was ontstaan door een lening van € 50.000,-- die hij had afgesloten om een café te beginnen, wat nooit is gerealiseerd. De rechtbank oordeelde dat de schulden te kwader trouw waren ontstaan, aangezien de verzoeker geen duidelijkheid had gegeven over de totstandkoming van de lening en deze was aangewend voor zijn gokverslaving. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker onvoldoende had aangetoond dat hij zich had ingespannen om zijn financiële situatie te verbeteren en dat hij zijn verplichtingen uit de regeling niet naar behoren zou kunnen nakomen. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de verzoeker zijn gokverslaving onder controle had, ondanks de begeleiding die hij had ontvangen. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling moest worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet, en dat een beroep op de hardheidsclausule niet kon worden ingewilligd. De rechtbank benadrukte dat er toezicht op de financiën van de verzoeker noodzakelijk was om te voorkomen dat hij nieuwe schulden zou maken.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 130217/FT-RK 12.755
datum vonnis: 11 september 2012
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats], adres],
verzoeker,
verder te noemen: [verzoeker],
Het procesverloop
[Verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 4 september 2012. Ter zitting zijn [verzoeker] en zijn begeleider van Arbe dienstverlening, mevrouw [L], verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling
De feiten
[Verzoeker] is een alleenstaande man van 38 jaar. [Verzoeker] huurt een kamer bij de heer [X]. [Verzoeker] werkt 20 uur per week bij PostNL en verdient ongeveer € 655,96 netto per maand.
De totale schuldenlast van [verzoeker] bedraagt volgens het verzoekschrift in totaal
€ 101.366,33, waaronder een schuld aan [X] en de heer [T] ter hoogte van € 50.000,--.
Dit betreft een schuld naar aanleiding van een leningovereenkomst van 26 juli 2007. De lening is door [verzoeker] aangegaan om een eigen café te beginnen, maar dit café is nimmer opgestart.
De toelichting van [L]
[L] heeft ter zitting verklaard dat zij [verzoeker] inmiddels vier jaar begeleid. Volgens [L] is [verzoeker] zwakbegaafd en heeft hij een persoonlijkheidsstoornis. Ook heeft [verzoeker] een gokverslaving gehad, waarvoor [L] hem naar Tactus verslavingszorg heeft gestuurd. Tactus heeft getracht [verzoeker] te behandelen, maar [verzoeker] was ongrijpbaar en had meer vertrouwen in [L], waarna Tactus twee à drie jaar geleden de begeleiding weer uit handen heeft gegeven aan haar, aldus [L]. Volgens [L] komt [verzoeker] zijn afspraken steeds beter en vaker na en heeft zij ‘het gevoel’ dat hij zijn gokverslaving onder controle heeft. Bovendien werkt [verzoeker]. Volgens [L] heeft [verzoeker] ‘veel aangeleerd’ en doet hij wat [L] vraagt, maar wordt hij wel overschat.
[L] heeft voorts ter zitting verklaard dat zij [X] kent, omdat zij op huisbezoek komt bij [verzoeker] die bij [X] een kamer huurt, maar dat zij niets weet over de schuld aan [X] en [T].
Tot slot heeft [L] verklaard dat zij een paar keer getracht heeft een WWB-uitkering voor [verzoeker] aan te vragen, maar dat deze niet is verstrekt omdat ‘het zo wisselde’.
De toelichting van [verzoeker]
Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard dat hij geen medicijnen gebruikt en niet (meer) onder behandeling is bij een psychiater en Tactus, omdat hij verder niet meer behandeld kon worden.
Ten aanzien van de schuld aan [X] en [T] heeft [verzoeker] verklaard dat hij toentertijd allerlei baantjes had en voor zichzelf wilde beginnen, maar dat hij dat niet heeft gedaan en het geleende bedrag heeft vergokt.
Tot slot heeft [verzoeker] ter zitting verklaard dat hij geen aanvullende WW-uitkering heeft gekregen omdat hij niet genoeg weken had gewerkt en dat hij geen WWB-uitkering heeft ontvangen omdat het inkomen van hem en [X] wellicht bij elkaar zijn opgeteld.
De overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat [verzoeker] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat [verzoeker] te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn aanzienlijke schuld aan [X] en [T]. Naar het oordeel van de rechtbank is door [verzoeker] onvoldoende informatie verstrekt over hoe de lening door [X] en [T] tot stand is gekomen. Weliswaar is er een notariële akte van de geldlening overgelegd, die op 26 juli 2007 is opgemaakt, en heeft [verzoeker] verklaard dat de lening is verstrekt omdat hij een café wilde beginnen, doch ter zitting heeft [verzoeker] verder in het geheel geen duidelijkheid kunnen geven over de gang van zaken betreffende de totstandkoming van de lening en de aflossing daarvan. Hierbij acht de rechtbank nog van belang dat [verzoeker] de lening niet heeft aangewend voor het gestelde beoogde doel, maar dat het geld is opgegaan aan zijn gokverslaving en dat [verzoeker] thans bij [X], één van de geldverstrekkers, in huis woont. Reeds hierom is het verzoek niet voor toewijzing vatbaar. De overige schuldenlast behoeft daarom geen nadere bespreking.
Daarnaast heeft [verzoeker] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij zich heeft ingespannen om een einde te maken aan zijn benarde financiële positie, nu niet voldoende duidelijk is geworden waarom [verzoeker] geen (aanvullende) uitkering heeft gekregen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van het onbetaald laten van zijn schulden.
De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] door zich onvoldoende in te spannen om zijn inkomenssituatie te optimaliseren, tevens niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] dit evenmin aannemelijk heeft gemaakt doordat niet voldoende is gebleken dat [verzoeker] zijn gokverslaving onder controle heeft. De ter zitting geschetste gang van zaken betreffende de behandeling van de gokverslaving door Tactus en vervolgens door [L] maakt niet duidelijk dat [verzoeker] niet langer gokverslaafd is. De stelling van [L] dat zij ‘het gevoel’ heeft dat dit wel zo is, is onvoldoende.
Het verzoek zal worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c, Faillissementswet (Fw).
Een beroep op de zogenaamde ‘hardheidsclausule’ als genoemd in artikel 288, derde lid, Fw kan niet worden ingewilligd, omdat [verzoeker] de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden (nog) niet voldoende onder controle heeft gekregen. Zoals hiervoor reeds is overwogen is niet aannemelijk geworden dat [verzoeker] zijn gokverslaving door deskundige begeleiding al enige tijd onder controle heeft. [Verzoeker] is door het verkrijgen van hulp van mevrouw [L] weliswaar gedeeltelijk op de goede weg, maar dit is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende. Er zal toezicht moeten worden gehouden op de financiën van [verzoeker], zodat voorkomen kan worden dat hij nieuwe schulden laat ontstaan. Blijvend financieel toezicht in de vorm van beschermingsbewind zou hiervoor een geschikt middel kunnen zijn.
De beslissing:
de rechtbank:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. E. Venekatte, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 11 september 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.