RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
Zaaknummer: 130924 FT RK 878/12 130295 FT RK 879/12
Datum uitspraak: 11 oktober 2012
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[verzoeker sub 1],
geboren op [1964] te [geboorteplaats], [land],
[verzoekster sub 2],
geboren op [1966] te [geboorteplaats], [land],
beiden wonende te [woonplaats], [adres],
verzoekers, verder ook [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] te noemen.
[Verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] hebben een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 27 september 2012. Ter zitting zijn
[verzoeker sub 1], [verzoekster sub 2], de heer [K], beschermingsbewindvoerder, en mevrouw [S], ambulant hulpverleenster van de J.P. van den Bent Stichting, verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
[verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2] zijn gehuwd in gemeenschap van goederen en hebben samen vier kinderen. De kinderen zijn in 2004 naar Nederland gekomen. [Verzoeker sub 1] heeft van 13 februari 2006 tot 15 april 2010 een eenmanszaak geëxploiteerd onder de naam Autogarage Kabul.
Volgens de verklaringen ex artikel 285 Faillissementswet met bijlagen bedraagt de totale schuldenlast € 53.132,30, waaronder de volgende schulden:
- ABN AMRO Bank ad € 18.146,25, 2005;
- Laser Services ad € 6.308,42, 2008;
- Belastingdienst ad € 3.948,--;
- Belastingdienst ad € 4.891,--.
De schuld aan de belastingdienst van € 3.948,-- bestaat uit inkomstenbelastingaanslagen over 2008 en 2009 en premies Zorgverzekeringswet, eveneens over 2008 en 2009. De schuld aan de belastingdienst van € 4.891,-- ziet op inkomensheffing, loonheffing, motorrijtuigenbelasting en omzetbelasting over 2010 en premies Zorgverzekeringswet over 2012.
De toelichting van [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2]
[Verzoeker sub 1] heeft verklaard dat zijn echtgenote nauwelijks Nederlands verstaat en het niet kan spreken, lezen of schrijven. [Verzoekster sub 2] heeft het afgelopen jaar Nederlandse les gevolgd, maar heeft van het ROC een brief ontvangen waarin haar wordt aangeraden te stoppen met de opleiding/cursus in de Nederlandse taal, aldus [verzoeker sub 1]. [Verzoeker sub 1] heeft verklaard in enige mate Nederlands te verstaan en te kunnen spreken, maar het niet te kunnen lezen en schrijven.
[Verzoeker sub 1] heeft verklaard dat zijn ondernemingsactiviteiten bestonden uit het spuiten van auto’s. Volgens [verzoeker sub 1] heeft hij in [land] 25 jaar ervaring opgedaan in het spuiten van Japanse auto’s. Volgens [verzoeker sub 1] is het met zijn onderneming onder andere misgegaan doordat hij niet op de hoogte was van de Nederlandse boekhoud- en belastingregelgeving en/of deze niet heeft begrepen. Volgens [verzoeker sub 1] is hij vergeten zijn boekhouder te vragen het hem uit te leggen en heeft zijn boekhouder hem deze regelgeving ook niet uit zichzelf toegelicht.
Volgens [verzoeker sub 1] is de lening van de ABN AMRO Bank aangegaan om inventaris voor de onderneming, zoals ‘bruggen’, een lasapparaat en een compressor te kunnen aanschaffen. [Verzoeker sub 1] heeft verklaard dat de inventaris nog aanwezig is bij de verhuurder van het pand waarin de onderneming van [verzoeker sub 1] gevestigd was.
[Verzoeker sub 1] heeft verklaard dat hij sinds het eindigen van zijn ondernemersactiviteiten niet heeft gesolliciteerd, omdat hij problemen heeft met het lezen en schrijven van de Nederlandse taal. Volgens [verzoeker sub 1] volgt hij een opleiding of gaat hij een opleiding volgen via de gemeente.
Mevrouw [S] heeft verklaard dat [verzoekster sub 2] betaalde arbeid zou willen verrichten, maar dat de [X] cultuur hieraan (enigszins) in de weg staat, omdat een vrouw in beginsel niet buitenshuis mag werken.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van [verzoeker sub 1] moet worden afgewezen en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank is van oordeel [verzoeker sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. De schulden zijn immers voor een groot deel direct ontstaan door de ondernemingsactiviteiten, zoals de schuld aan de ABN AMRO Bank en de schulden aan de belastingdienst, of zijn het gevolg van (op termijn) tekortschietende inkomsten uit de onderneming. De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker sub 1] door het opstarten van een onderneming, terwijl hij de Nederlandse taal niet in geschrift beheerst en zonder enige kennis van Nederlandse wet- en regelgeving op het gebied van ondernemerschap, zoals de belastingwetgeving, een onaanvaardbaar risico heeft genomen dat er (aanzienlijke) schulden uit de ondernemersactiviteiten zouden voortvloeien. Het ontstaan en onbetaald laten van de schulden moet [verzoeker sub 1] dan ook in ernstige mate worden verweten.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven, nu hij reeds ruim twee jaar niet heeft gesolliciteerd naar betaalde arbeid. De verklaring van [verzoeker sub 1] dat hij de Nederlandse taal niet kan lezen en schrijven doet aan de verwijtbaarheid daarvan niet aan af, nu [verzoeker sub 1] had kunnen solliciteren naar werkzaamheden waarbij beheersing van de Nederlandse taal in geschrift niet noodzakelijk is, zoals schoonmaakwerk, en de gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal voor rekening van [verzoeker sub 1] moet blijven.
De rechtbank is van oordeel dat ook [verzoekster sub 2] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven en dat dientengevolge het verzoek moet worden afgewezen. [Verzoekster sub 2] heeft zich immers vanaf het moment dat zij in Nederland is, en dat is in ieder geval sinds acht jaar het geval, zeer beperkt ingespannen om zich de Nederlandse taal eigen te maken en zodoende ‘gefaciliteerd’ te raken voor de Nederlandse arbeidsmarkt. [Verzoekster sub 2] heeft in Nederland nooit gesolliciteerd en zal door haar zeer beperkte kennis van de Nederlandse taal naar verwachting niet of nauwelijks inzetbaar zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt. Deze zeer beperkte kennis van de Nederlandse taal moet voor rekening van [verzoekster sub 2] blijven. De rechtbank is van oordeel dat [verzoekster sub 2] door zich niet (voldoende) in te spannen om inzetbaar te zijn voor de Nederlandse arbeidsmarkt tevens niet aannemelijk heeft gemaakt dat ze te goeder trouw is geweest ten aanzien van het onbetaald laten van de schulden in de vijf jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, nu [verzoekster sub 2] niet door het verrichten van betaalde arbeid heeft kunnen bijdragen aan het gezinsinkomen om zodoende de omvang van de schuldenlast te beperken.
Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de verzoeken desondanks zouden moeten worden toegewezen, is onvoldoende gebleken.
Gewezen door mr. M.L.J. Koopmans, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 11 oktober 2012, in tegenwoordigheid van de griffier .